Syndroom van Giles de la Tourette
Het syndroom van Gilles de la Tourette wordt vaak onterecht de scheldziekte genoemd. Deze ziekte uit zich vaak in coprolalie en echolalie. Dit komt meestal in aanvallen voor. Hierdoor kan het soms lijken alsof er niks aan de hand is, wanneer omstanders geen moment van aanvallen meemaken. De ziekte is geen geestelijke stoornis. De oorzaak en behandeling wordt hier nader uitgelegd.
Gilles de la Tourette is geen scheldziekte
Het syndroom van Gilles de la Tourette is vernoemd naar de Franse arts Georges Gilles de la Tourette. In 1885 beschreef deze arts een ziekte waarbij plotselinge bewegingen ontstonden en het uitroepen van scheldwoorden. De arts leefde van 1857 tot 1904 en na zijn overlijden werd zijn beschrijving over deze ziekte vergeten. Pas in 1970 werd de ziekte herontdekt en beschreven als het Tourette-syndroom.
De ziekte is lange tijd als psychische ziekte beschouwd. Toch is het syndroom van Gilles de la Tourette geen geestelijke stoornis. Ook werd het lange tijd als neurologische ziek beschouwd. Het syndroom van Gilles de la Tourette is een combinatie van beiden: een neuropsychologische ziekte. De werking van de hersenen is verstoord, waarschijnlijk door een effect in de genen. Dit effect wordt geërfd via een van de ouders. Iemand met een defect gen hoeft overigens niet het syndroom van Gilles de la Tourette te ontwikkelen. Vaak zijn er triggers die ervoor zorgen dat iemand met het defecte gen ook daadwerkelijk Tourette ontwikkelt. Dit kan grote stress of angst zijn, maar ook een infectieziekte of een andere aanslag op het immuunsysteem.
Het syndroom van Gilles de la Tourette is gekenmerkt door het uiten van schuttingtaal of scheldwoorden. Vooral de filmindustrie heeft deze ziekte in de kijker gezet. Daardoor wordt deze ziekte vaak als de scheldziekte bestempeld. Dit is een foute benaming: de ziekte is absoluut geen scheldziekte.
Symptomen
De ziekte uit zich door het ongecontroleerd maken van bewegingen en geluiden. Vaak beginnen de eerste symptomen tijdens de jeugd: ergens tussen het tweede en het zestiende levensjaar. De ongecontroleerde bewegingen worden ook wel tics genoemd. Een tic kan bestaan uit het overmatig knipperen met de ogen, de neus optrekken, in de handen wrijven, wegdraaien van de ogen, wiebelen met de voeten of andere bewegingen die vaak herhaald worden en geen functie of doel hebben. Tics kunnen elkaar afwisselen en elkaar opvolgen. Er zullen na verloop van tijd steeds meer tics ontstaan. Zelden is er een periode dat er geen tics voorkomen. Mocht deze periode er wel zijn dan duurt deze doorgaans niet langer dan 8 tot 12 weken.
De geluiden die de persoon maakt bestaan vaak uit het herhalen van woorden (echolalie) of het uiten van scheldwoorden (coprolalie). Deze aanvallen kunnen uitgelokt worden door de omgeving. Wanneer de persoon scheldwoorden snel achter elkaar hoort kan deze dit overnemen. Het ongecontroleerd maken van bewegingen en geluiden kent een duidelijke piek rond de puberteit. Daarna kan deze afnemen of blijft redelijk stabiel. Het komt zelden voor dat de ziekte op de volwassen leeftijd ernstigere vormen aanneemt. Overigens komt niet alleen het uiten van scheldwoorden voor, ook andere geluiden kunnen herhaaldelijk gemaakt worden. Denk hierbij aan kuchen, schrapen met de keel, het hummen (hmmm) of klakken met de tong. Soms worden deze door elkaar gebruikt of wisselen elkaar af, maar er zijn ook personen die slechts één geluid continue herhalen.
Bijna de helft van de personen met Tourette vertoont dwanghandelingen. Hierbij kan het gaan om het telkens de handen wassen, driemaal om een paaltje te lopen, alles rechtsom te doen of andere dwanghandelingen. Deze dwanghandelingen komen niet voort vanuit een fobie. Alles gebeurt buiten de eigen wil om.
Behandeling
De ziekte kan redelijk onderdruk worden met behulp van medicijnen. Het nadeel van medicijnen is dat deze soms nare bijwerkingen kunnen hebben. Gedragstherapie kan soms helpen om bepaalde tics te verminderen. De persoon kan aangeleerd worden om de tic uit te stellen of met een tegenovergestelde beweging te onderdrukken. Hierdoor zal de eigenlijk tic verzwakt worden en in sommige gevallen helemaal verdwijnen. Ook kan de persoon aangeleerd worden om neutrale woorden te gebruiken in plaats van scheldwoorden. Dus bijvoorbeeld kat in plaats van kut en pit in plaats van pik. Op die manier is het mogelijk om van het negatieve beeld af te komen dat de persoon bij anderen creëert. De ziekte is niet te genezen: voor de persoon zelf maar ook voor de omgeving moet er een manier gevonden worden om ermee te leren omgaan.
Lees verder