Bloedonderzoek bij zwangerschap: bloedgroep/-antistoffen
Als je zwanger bent wordt je bloed in de derde maand onderzocht op een aantal bloedgroepen. Dit wordt gedaan uit voorzorg. Er wordt ook onderzocht of er bepaalde antistoffen aanwezig zijn in je bloed. Een bekende bloedgroep is de rhesus D-bloedgroep, ook rhesusfactor genoemd. Eventueel krijg je tijdens de zwangerschap en na de bevalling antistoffen toegediend. Er is daarnaast nog een rhesusbloedgroep, rhesus c. Wat wordt er precies onderzocht, en wanneer?
Wat zijn bloedgroepen eigenlijk?
Met
bloedgroepen worden eigenschappen van het bloed bedoeld: het gaat om eiwitten die zich aan de buitenkant van de rode bloedcellen bevinden. Men kent meer dan tweehonderd verschillende bloedgroepen. De meest mensen kennen daarvan wel de bekende bloedgroep: A, B, AB of O ('nul'). Ook de rhesus D bloedgroep (rhesusfactor) is nog wel bekend. Bij een zwangerschap is het belangrijk om bepaalde bloedgroepen van de moeder te weten, en ook of zij antistoffen heeft tegen bepaalde bloedgroepen. Anders kan het gebeuren dat het bloed van een baby na de geboorte wordt afgebroken, waardoor de baby bloedarmoede en ernstige geelzucht (geelzien) kan krijgen en een bloedtransfusie nodig kan zijn. Sinds 1 juli 2011 zijn er veranderingen in het onderzoek naar bloedgroepen bij zwangere vrouwen. Een overzicht van wat er onderzocht wordt en waarom.
Bloedonderzoek: bloedgroep ABO
Bloedverlies bij de bevalling is normaal. Er is een (kleine) kans dat je bij de bevalling zoveel bloed verliest dat het nodig is om je extra bloed te geven via een bloedtransfusie. Dat moet dan wel bloed van dezelfde ABO-bloedgroep zijn. Er zijn vier bloedgroepen in het ABO-systeem: A,B, AB en O ('nul'). Je bloedgroep wordt bepaald voor de zekerheid.
Bloedonderzoek: bloedgroep Rhesus D
De
rhesus D-bloedgroep is een andere bloedgroep die bepaald wordt. 84% van de mensen heeft bloedgroep rhesus D-positief en 16% rhesus D-negatief. Ben je rhesus D-positief dan hoeft er verder niets te gebeuren. Bij degenen die rhesus D-negatief zijn is aanvullend bloedonderzoek nodig. Bij elke zwangerschap kan het gebeuren dat er wat bloed van de baby in jouw bloedbaan komt, net als bij de geboorte. Als je zwanger bent van een rhesus D-positieve baby en je bent zelf rhesus D-negatief, kan je lichaam antistoffen tegen het bloed van je baby gaan maken, die bij de baby terecht kunnen komen. Hierdoor kan bloedarmoede ontstaan bij de baby (of bij een volgende baby). Dit wordt
rhesusantagonisme genoemd. De baby of de volgende, kan hier ernstig ziek van worden; in (zeldzame) gevallen is een zogenaamde
wisseltransfusie nodig, waarbij een deel van het bloed moet worden vervangen door rhesusnegatief donorbloed, tot alle rhesusantistoffen verdwenen zijn.
Wanneer je 27 weken zwanger bent wordt je bloed onderzocht op deze antistoffen. Ook wordt er onderzocht welke rhesus D-bloedgroep je baby heeft. Dat kan omdat er in jouw bloed ook DNA (erfelijk materiaal) van de baby aanwezig is. Als de baby rhesus D-positief is krijg je twee keer een injectie met antistoffen toegediend: de eerste keer als je 30 weken zwanger bent en de tweede keer na de bevalling. Hierdoor wordt bijna zeker voorkomen dat je zelf antistoffen gaat maken. In sommige situaties worden extra antistoffen gegeven, zoals bij de geboorte van een tweeling, en na een keizersnede.
Vroeger werd direct na de bevalling bloed uit de navelstreng afgenomen en moest een verpleegkundige of de vader hiermee naar het laboratorium om de rhesus D-bloedgroep van de baby te laten bepalen. Dat werd gedaan om te weten of de moeder antistoffen moest krijgen of niet. Dat hoeft dus niet meer, omdat deze bloedgroep nu al bekend is voordat de bevalling begint.
Bloedgroep Rhesus c
Sinds 1 juli 2011 wordt daarnaast bepaald welke
rhesus c-bloedgroep een zwangere vrouw heeft. Net als bij rhesus D-bloedgroep ben je rhesus c-positief (82%) of -negatief (18%). Bij de eerste groep is verder onderzoek niet nodig. Ben je rhesus c-negatief, dan wordt je bloed in de 27e week opnieuw onderzocht, deze keer om te zien of er antistoffen zijn. Dit onderzoek wordt gedaan omdat vrouwen met bloedgroep rhesus c-negatief soms antistoffen aanmaken tegen het bloed van hun ongeboren baby. Bij de baby kan dit bloedarmoede geven. Als er antistoffen worden gevonden volgt verder onderzoek. Nu er wordt getest op rhesus c bij alle zwangere vrouwen kan men voorkomen dat een aantal baby's ziek wordt hierdoor en kan er op tijd ingegrepen worden. De groep vrouwen bij wie antistoffen worden gevonden worden dan ook extra goed in de gaten gehouden.
Irregulaire antistoffen
Naast bovengenoemde bloedgroepen zijn er nog veel meer bloedgroepen. Hier kan je lichaam ook antistoffen tegen maken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn na een bloedtransfusie, maar ook na een eerdere zwangerschap. Normaal gesproken zijn zulke antistoffen niet in je bloed aanwezig. Deze antistoffen worden
irregulaire antistoffen genoemd en ook hierop wordt je bloed getest in het begin van je zwangerschap. Als ze worden gevonden is het niet altijd duidelijk wat ervan de oorzaak is. Er zal verder onderzoek naar deze antistoffen volgen. Er is namelijk een kans dat de antistoffen de baby bereiken via de navelstreng en de placenta, wat voor de baby schadelijk kan zijn. Als het nodig is word je extra gecontroleerd, en eventueel doorverwezen naar een gynaecoloog.
Lees verder