Bouw van bloedvaten en bloeddrukregulatie
Uiteindelijk is het de druk in de bloedvaten die de bloeddruk bepaalt. Bloedvaten bestaan onder andere uit spierweefsel. Daardoor kunnen bloedvaten nauwer of wijder worden, en zo wordt de druk in een bloedvat afgestemd. We kennen variaties in slagaders (arteriën) en aders (venulen). De ene bevat meer en/of ander spierweefsel dan de andere.
Soorten bloedvaten die meespelen met de bloeddruk
De bloedvaten kennen verschillende variaties in grote en opbouw. We kennen arteriën (slagaders), venen (aders), en capillairen (haarvaten).
De arteriën (slagaders) zijn onder te verdelen in elastische arteriën, musculeuze arteriën, arteriolen, en matarteriolen. De venen (aders) zijn onder te verdelen in grote venen, musculeuze venulen, verzamelvenulen en postcapillaire venulen. Bloed stroomt vanuit het hart door de elastische arteriën/slagaders (zoals de lichaamsslagader of aorta), naar musculeuze arteriën, dan naar arteriolen, capillairen, postcapillaire venulen, verzamelvenulen, en musculeuze venulen (uiteindelijk de vena cava, de grote lichaamsader).
Arteriën die bloed vanuit het hart transporteren zijn elastische arteriën (transportarteriën). De musculeuze arteriën zorgen voor de verdeling van het bloed over de organen. De spieren in de wanden van de musculeuze arteriën kunnen de bloedvaten vernauwen en verwijden, waardoor ze kunnen bepalen waar meer, of minder, bloed naartoe stroomt.
Samenstelling van slagaders/arteriën (die de bloeddruk bepalen)
De slagaderwand is opgebouwd uit een aantal lagen. Van binnen naar buiten komt eerst de
endotheel laag. Direct eraan vast zit de
lamina basalis, hier ook wel
lamina elastica interna genoemd. Endotheelcellen zijn uitgestrekt, zeer dun, en vlak. De doorsnede van het endotheel in een elastische arterie is 5 tot 15 millimeter, in een musculeuze arterie 1-10 mm, en in een arteriole 30-300 micrometer. Het endotheel en de lamina basalis samen heten
tunica intima.
Vervolgen we de weg naar buiten, dan komen we na de tunica intima de
tunica media tegen. Deze bestaat uit gladde spiercellen. Gladde spieren reageren trager dan gestreepte spiercellen (skeletspiercellen), maar gladde spiercellen kunnen heel lang hun spanning vasthouden. In een bloedvat is dit nuttig om de bloeddruk te reguleren/vasthouden. Na de tunica media komt de
tunica adventitia. (De
lamina elastica externa zit tussen de media en de adventitia).
De tunica adventitia is opgebouwd uit bindweefsel, wat soms verweven is met enkele gladde spiercellen. Omdat de tunica adventitia vrij ver van het bloed verwijderd is door de afstand van de wand, krijgt de tunica adventitia niet automatisch genoeg zuurstof en voeding. Daarom zitten er in de tunica adventitia vaak nog aparte bloedvaatjes die we
vasa vasorum noemen. In de tunica adventitia bevinden zich daarnaast nog lymfevaten en vasomotorische zenuwen.
Elastische arteriën (de aorta/grote lichaamsslagader en zijn hoofdtakken) bevatten veel
elastine in de tunica media, en een dikke laag elastische membranen die toeneemt met de leeftijd tot +/- 70 jaar. De elastische arteriën vangen de hoge druk op die ontstaat bij het samenknijpen van het hart.
Musculeuze arteriën die de elastische slagaders/arteriën opvolgen en de bloeddruk bepalen
Musculeuze arteriën hebben een gespierde wand en kunnen door ontspannen en samenknijpen de bloedstroom naar verschillende organen leiden.De circulair gerangschikte gladde spieren zitten in de tunica media. Een musculeuze arterie heeft een diameter van vele millimeters.
Samengevat komen we van binnen naar buiten tegen: endotheelcellen, lamina basalis (lamina elastica interna), een laag gladde spiercellen (tunica media), bindweefsel gevuld met vasa vasorum, lymfevaten, en vasomotorische zenuwen.
Samenstelling van arteriolen (waarin de bloeddruk laag is)
Arteriolen zijn als het ware kleine arteriën. Het zijn de uiteinden van de arteriën. Ze hebben geen of weinig elastine in de wand (intima media). Ze hebben een tunica intima, een lamina elastica interna, en 1 tot 5 lagen gladde spiercellen. Ga je verder naar het uiteinde van de arterie, en kom je dichter bij de organen, dan gaan de arteriolen over in terminale arteriolen. Deze hebben geen lamina elastica interna, de diameter is nog zeer klein, en er is nog 1 laag gladde spiercellen. Bij de overgang naar een capillair raakt die laag dwarsgeorienteerde gladde spiercellen onderbroken. Men noemt het dan
matarteriolen. De laatste spiercel werkt soms als sluitspier/sfincter. Deze laatste spier kan de doorstroming bepalen.
Samenstelling van capillairen (haarvaten) waarin vrijwel geen bloeddruk is
Capillairen/haarvaten bestaan enkel uit endotheelcellen. Soms ligt er een lamina basalis rond het endotheel. De lamina basalis ontstaat uit het betreffende endotheel. Het endotheel kan doorlaatbaar zijn door middel van poriën (fenestra). De fenestra kunnen voorzien zijn van diafragma/klepjes, wat zorgt voor regulatie van de doorstroom door de poriën/fenestra. De capillairen zijn onder te verdelen in continue capillairen, gefenstreerde capillairen met diafragma, gefenistreerde capilliaren zonder diagfragma, en sinusoiden.
De continue capillairen bestaan uit een aaneenlopende endotheellaag en een lamina basalis en hebben geen fenestra. Sinusoiden zijn lijnen van endotheelcellen zonder lamina basalis en met fenestra (porien).zonder kleppen/diagfragma. Door het ontbreken van de lamina basalis kan plasma veel makkelijker doorstromen. Sinusoiden zitten in de lever en er zitten fat-storingcel pericyten omheen. Pericyten kunnen samentrekken en komen veel in capillairen en venulen voor. Capillairen vormen een overgangsgebied (verbinding/anastamose) tussen terminale arteriolen (en matarteriolen) en postcapillaire venulen.
Samenstelling van grote aders/venen die vaak een negatieve bloeddruk hebben
Van binnen naar buiten van het bloedvat komen we tegen: endotheelcellen, lamina basalis (lamina elastica interna), een laag gladde spiercellen (tunica media), bindweefsel gevuld met vasa vasorum, lymfevaten en vasomotorische zenuwen.
De tunica intima (lamina basalis + endotheelcellen) van de grote venen is duidelijk aanwezig. De tunica media (bestaat uit gladde spiercellen) is smaller dan die in arteriën, en heeft meer bindweefsel. Het merendeel van de grote venen bestaat uit de tunica adventitia. Hierin zitten samen met bindweefsel vele gladde spiervezels.
Samenstelling van venen/aders (vaak negatieve bloeddruk)
Venen zijn meer dan 300 micrometer in diameter en hebben een tunica media met meerdere spierlagen. De tunica intima bestaat uit dun subendotheel (i.p.v. een lamina basalis + endotheelcellen). Het overgrote deel van een vene/ader bestaat uit de tunica adventitia met collagene vezels. Venen bevatten kleppen. De kleppen zijn als het ware trechtervormig met de grootste diameter aan de vaatwand vast. Bloed kan zo maar 1 kant op stromen. Als het de andere kant op stroomt vullen de zijkanten aan de buitenzijde van de trechtervorm zich met bloed en sluiten de kleppen het bloedvat af.
Samenstelling van musculeuze venulen/aders en verzamelvenulen
Musculeuze venen zijn kleiner dan 300 micrometer in diameter en hebben een matige tunica media (spiervezels) die een geheel vormt. Verzamelvenulen hebben een diameter boven de 50 micrometer en bevatten spiervezels. De spiervezels sluiten hier niet op elkaar aan.
Postcapillaire venulen (waarin de bloeddruk vrijwel nul is)
In de postcapillaire venulen worden, net zoals in de capillairen, stoffen uitgewisseld. Er komen geen gladde spiercellen in voor, enkel endotheelcellen en Pericyten.
Arterioveneuze anastamosen (AVA)
Dit zijn directe verbindingen tussen arteriolen en venulen zonder capillairen ertussen. Ze zijn gespierd en kunnen het bloed dat door hen stroomt laten stoppen door dicht te knijpen. Als zij open staan stroomt er minder bloed door de capillairen. Hormonen en zenuwen reguleren de samentrekking van de spieren van deze vaten. Zo bepaalt de directe omgeving/weefsel mede hoeveel bloed er door de capillairen stroomt, en hoeveel stoffen er worden uitgewisseld.
Lees verder