Scheelzien (strabismus) en een lui oog (amblyopie)
Scheelzien (strabismus) en een lui oog (amblyopie) zijn aandoeningen van het oog die veel voorkomen bij kinderen. Scheelzien kan aanleiding geven tot het ontstaan van een lui oog, deze twee oogaandoeningen komen dan ook vaak naast elkaar voor. Een lui oog moet behandeld worden omdat dit kan leiden tot verlies van het gezichtsvermogen van het luie oog. Maar wat is een lui oog? En wat is scheelzien? En welke behandeling is hiervoor mogelijk? In dit artikel leest u het allemaal.
Indeling
Inleiding op de werking van het oog
Om te begrijpen wat scheelzien is en hoe dit kan leiden tot een lui oog, is eerst een korte uitleg van de werking van het oog noodzakelijk. De ogen zijn zodanig opgebouwd dat beelden via de voorkant van het oog (onder andere het hoornvlies en de ooglens) binnenkomen en op het netvlies (de retina) worden geprojecteerd. Het centrale gedeelte van het gezichtsveld wordt geprojecteerd op een speciaal gedeelte van het netvlies, de gele vlek (macula lutea). De gele vlek is het deel van het netvlies waar kleuren en details worden waargenomen. De gele vlek is het gedeelte van het netvlies waarmee de mens de kleine details kan waarnemen. Het midden van de gele vlek wordt de fovea centralis genoemd, of kortweg de fovea. Normaal gesproken wordt bij het kijken met twee ogen het beeld waar men naar kijkt, het punt waar men op fixeert, op de fovea van zowel het linker als het rechter oog geprojecteerd.
Wat is scheelzien (strabismus)?
Bij
scheelzien (ook wel
strabismus genoemd) wordt het beeld waar men op fixeert niet tegelijk op beide fovea geprojecteerd. Oneerbiedig gezegd staat één van de ogen niet netjes afgesteld. Hierdoor ontstaat een verschil in oogstand tussen het linker en het rechter oog. Dit staat bekend als scheelzien. De medische term voor scheelzien is strabismus. Scheelzien kan onderverdeeld worden in twee vormen; primair strabismus en secundair strabismus. Bij primair strabismus is geen organische oorzaak aan te wijzen voor het scheelzien. Secundair strabismus is wel te verklaren door een organische oorzaak. Dit kan bijvoorbeeld komen door een verlamming van één of meer oogspieren, aangeboren staar (
cataract), een toxoplasmoselitteken of eenzijdige myopie (bijziendheid).
Wat is een lui oog (amblyopie)?
Scheelzien kan aanleiding geven tot het krijgen van een
lui oog (amblyopie). Het gaat dan om een specifieke vorm van het luie oog, namelijk suppressieamblyopie. Het oog dat scheel kijkt wordt onderdrukt door het goede oog. De fovea verliest daardoor zijn functie en het oog wordt ‘lui’. Er is naast suppressieamblyopie nog een vorm van amblyopie; deprivatieamblyopie. Deprivatieamblyopie is het gevolg van aangeboren vertroebelingen of van een verschil in lengteas tussen beide ogen (dit leidt tot een verschil in gezichtsscherpte). Deprivatieamblyopie door vertroebeling van het hoornvlies of de ooglens is zeer moeilijk te behandelen. Suppressieamblyopie is beter te behandelen, maar als dit niet wordt gecorrigeerd kan dit (met name vanaf het 10e levensjaar) onomkeerbare gevolgen hebben op het gezichtsvermogen van het luie oog.
Hoe vaak komt een lui oog (amblyopie) voor?
Amblyopie (een lui oog) komt voor bij 3 tot 4% van de Nederlandse bevolking. In Nederland gaat het dus om meer dan 500.000 mensen. Dat is een enorm getal.
Wat zijn de klachten/symptomen van scheelzien (strabismus) en een lui oog (amblyopie)?
Scheelzien en een daaruit voortkomend lui oog treden vaak op bij kinderen. Ouders zijn dan ook vaak degene die hun kind naar de huisarts brengen met de klacht dat de ogen niet recht staan, dit is het symptoom van scheelzien. Vaak is het zo dat een kind dat scheel ziet sterk begint te protesteren als zijn of haar goede oog wordt afgedekt, dit is het symptoom van een lui oog. Op latere leeftijd kunnen ook klachten worden aangegeven als wazig zien en dubbelzien.
Hoe stelt een oogarts of een orthoptist de diagnoses strabismus (scheelzien) en amblyopie (lui oog)?
Hiervoor is een reeks onderzoeken nodig. Hieronder worden deze genoemd en kort toegelicht.
- Beoordelen van de oogstand: Er wordt met een lampje gekeken of de lichtreflex op het hoornvlies bij beide ogen op dezelfde plek gelokaliseerd is.
- Afdekproef: Hierbij wordt gekeken of er, bij het fixeren op een onderzoekslampje, instelbewegingen van de ogen worden waargenomen bij afdekken. Hiermee kan onderscheid worden gemaakt tussen latent en manifest scheelzien.
- Oogvolgbewegingen: Hierbij wordt gekeken of de ogen wel in staat zijn om alle kanten op te bewegen. Hier kan uit blijken dat het probleem in de oogspieren gelokaliseerd is. Dit wordt niet-concomittante strabismus genoemd, scheelzien dat afhankelijk is van de stand van de ogen.
- Prismatest: Hierbij wordt gekeken of er met twee ogen gekeken wordt en de dominantie van één oog kan hiermee worden aangetoond.
- Stereoscopisch zien: Hierbij wordt met een speciaal boek en een speciale bril met een rood en een groen glas gekeken of diepte gezien kan worden. Hiervoor is het gebruik van beide ogen noodzakelijk.
- Visusmeting: Hiermee wordt het gezichtsvermogen (de visus) bepaald, dit kan vanaf de leeftijd van 2 jaar. Tot de leeftijd van 5 jaar gebeurt dit met de Amsterdamse plaatjeskaart, daarna met de E-haken, de Ringen van Landolt (ringen die op één plek zijn onderbroken) of cijfers.
Wat is de behandeling van scheelzien (strabismus) en een lui oog (amblyopie)?
Allereerst is het belangrijk om vast te stellen of er een oorzaak is voor het scheelzien of de amblyopie en of deze te behandelen is (zoals bij secundaire strabismus en deprivatieamblyopie). Als dit niet zo is, kunnen scheelzien en een lui oog als worden behandeld met het aanmeten van een bril, occlusietherapie met oogpleisters of behandeling met oogdruppels. Met de behandeling van het luie oog moet zo snel mogelijk worden begonnen. Om een lui oog te behandelen is het belangrijk om eerst te kijken of er een
bril moet worden aangemeten. Het verschil in gezichtsscherpte tussen beide ogen kan hiermee worden gecompenseerd waardoor beide ogen weer goed naast elkaar kunnen functioneren, zodat niet één oog wordt uitgeschakeld. Daarnaast is het vaak nodig om
occlusietherapie toe te passen, hierbij wordt het goede oog gedurende een bepaald gedeelte van de dag afgeplakt met een oogpleister. Hierdoor wordt het luie oog gestimuleerd. Hoe lang en hoe vaak dit moet gebeuren is afhankelijk van de ernst van het luie oog en van de leeftijd van het kind. Een andere vorm van behandeling voor het luie oog is het toedienen van
atropine oogdruppels, hierdoor wordt de pupil verwijd en wordt het accommodatievermogen tijdelijk uitgeschakeld. Het principe is dus hetzelfde als bij de occlusietherapie, het luie oog wordt aan het werk gezet.
Overblijvend scheelzien kan, nadat het luie oog is behandeld, operatief worden gecorrigeerd door bepaalde oogspieren te verzwakken.
Wat is de prognose van scheelzien?
Wanneer de behandeling van het luie oog goed wordt nagevolgd treedt vrijwel altijd herstel op bij kinderen die op jonge leeftijd worden behandeld aan een lui oog op basis van scheelzien. Het gevaar zit in de
therapietrouw. Als de occlusietherapie niet goed wordt nagevolgd kan een lui oog blijven bestaan, met alle gevolgen van dien. Ook is het belangrijk dat op tijd wordt gestopt met de occlusietherapie, anders creëert men met de therapie een lui oog; het gezonde (afgeplakte) oog wordt dan uitgeschakeld omdat dit oog geen functie meer lijkt te hebben, het verstuurt immers geen beelden meer naar de hersenen. Kortom, scheelzien en een lui oog zijn veelvoorkomende aandoeningen die zorgvuldig behandeld dienen te worden.
Lees verder