Vetverbranding kan je beïnvloeden
Hardgainer of softgainer? Een heikel thema. Daarbij gaat het om de vraag hoe snel het lichaam energie verbrandt. Maar het onderscheid is een te simpele voorstelling, want vetverbranding kan je trainen. De stofwisseling is een motor in ons lichaam, die zich zeer goed laat tunen. Onze spieren bepalen in belangrijke mate hoeveel iemand eten kan, zonder in gewicht toe te nemen.
Is onderscheid tussen hardgainers en softgainers terecht?
Wat de stofwisseling betreft, worden mensen wel eens onderverdeeld in zogenaamde hardgainers en softgainers. Terwijl softgainers sneller in gewicht toenemen en ook gemakkelijker spiermassa opbouwen, hebben hardgainers het voordeel dat ze weliswaar alles kunnen
eten zonder aan te komen, maar daarentegen moeilijk spiermassa op kunnen bouwen.
Fitnesstrainers en voedingsdeskundigen maken graag een duidelijk onderscheid tussen de twee typen en wijzen tegelijkertijd op de noodzaak van bepaalde voedingssupplementen. Op internetfora en sportscholen wordt het onderwerp uitvoering besproken.
Onze stofwisseling is nauwelijks genetisch bepaald
Anderen daarentegen houden de verdeling in twee duidelijk te onderscheiden stofwisselingstypen veel meer voor een marketingtruc van voedingsfabrikanten. Er bestaat volgens hen geen wetenschappelijk bewijs voor dit onderscheid en het nemen van voedingssupplementen is dan ook niet evident.
Een zwart/wit-voorstelling als deze is volstrekt niet aan de orde. Onze stofwisseling kent geen drempels. Iedereen kan zich in een van beide richtingen ontwikkelen. Voor slechts 30% is er sprake van genetische aanleg. Wat overigens niet betekent dat de stofwisseling (het metabolisme) voor de lichamelijke conditie niets uitmaakt. Het bepaalt hoe de stoffen uit de voeding omgezet en verwerkt worden in het lichaam.
Basaal en prestatief metabolisme
Er bestaan verschillende stofwisselingsbereiken. Centraal daarbij staat de energiestofwisseling die voornamelijk koolhydraten en vetten verwerkt en de lichaamscellen van energie voorziet.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen basaal metabolisme, waaraan het grootste deel van de opgenomen energie toevalt, en prestatief metabolisme, bijvoorbeeld voor het
sporten. En daar komt de energie voor de warmteproductie van het lichaam nog eens bij.
Wat bepaalt de kwaliteit van onze stofwisseling?
De kwaliteit van onze energiestofwisseling wordt aan twee dingen afgemeten:
- hoe snel wordt de voeding verwerkt?
- hoe wordt die voeding kwalitatief benut?
Stel, een ongetraind persoon consumeert vet en zijn
vetverbranding is niet optimaal. Het vet zal de bloed- en vetcellen dan als het ware overstelpen. Bij een getrainde vetstofwisseling daarentegen, wordt het vet direct verwerkt.
Om het principe nóg beter te verduidelijken, kan men de vergelijking met een automotor maken. Het is net als twee auto's met verschillende motoren bij een rood stoplicht. De ene auto verbrandt bij stationair lopen al meer dan de andere. Op vergelijkbare wijze lukt het de betere stofwisseling om meer energie in rust te verbranden.
Hoe kan je de stofwisseling beïnvloeden?
Waar prestaties van een automotor worden bepaald door cilinderinhoud en aantallen PK’s, tellen voor het energiemetabolisme van de mens de spieren en het uithoudingsvermogen. Meer spiermassa betekent meer cilinderinhoud voor het organisme. Hoe meer spiermassa, hoe hoger het basisverbruik (de basale stofwisseling) van het lichaam en hoe meer je kunt eten.
Duurtraining zorgt voor meer pk's. Duursporters hebben namelijk meer mitochondriën in een cel. Ze functioneren als mini-energiecentrales in het lichaam. Hoe meer van die centrales een cel heeft, des te meer meer en des te sneller verbranden ze de energie.
Mensen zijn verleerd om vet te verbranden
Terwijl de spieren dus bepalen hoeveel een mens kan eten zonder in gewicht toe te nemen, bevordert duurtraining de constante verbranding van vet, óók in rust.
Veel mensen hebben echter verleerd om vetten te verbranden, omdat ze dat in hun vrij bewegingsloze leven van alledag niet meer nodig hebben. Het opgenomen vet wordt niet meer door het lichaam verbrand, maar direct opgeslagen.
Wie veel sport, kan veel meer eten
Regelmatige sporters hoeven zich daarentegen veel minder zorgen te maken bij het eten van vette of zoete spijzen: de magere sportieveling voedt zich meestal veel onbezorgder dan de supervoorzichtige niet-sporter.
Mensen met gewichtsproblemen wordt daarom regelmatige spier- en conditietraining aangeraden. Het motto luidt: eten én trimmen want alleen met gezonde voeding lukt het niet om een gezonde stofwisseling te bereiken.
Wie regelmatig aan duursport doet, traint ook zijn stofwisseling. Het lichaam schakelt veel sneller over op vetverbranding. Mensen met veel uithoudingsvermogen, zullen hun vetreserves dus beter aanspreken.