Wordt ons eten verziekt door de voedselindustrie?
We eten met zijn allen iedere dag onvoorstelbare hoeveelheden eten op. Al dat eten wordt grotendeels gekocht in de supermarkt en in grote massa's geproduceerd. In de voedselindustrie gaan er dan ook vele miljarden om. Daarom horen we steeds vaker de vraag gesteld worden, in hoeverre al dat eten nog wel zo gezond is.
Het doel van de voedselfabrikanten
Het grootste deel van het eten dat we in de supermarkt tegen komen, komt bij een relatief klein aantal bedrijven vandaan. Het is niet zo dat achter ieder merk een ander bedrijf zit. Het grootste deel van al die merken zijn in handen van een relatief kleine groep bedrijven. Al die merken blijven vaak gewoon bestaan, samen met de stijl en image van het merk en de producten. Welk bedrijf er echt achter het merk zit is vaak niet meteen duidelijk.
Deze bedrijven zijn veelal enorme multinationals. Maximale omzet en winst behalen staat met stip op één in het businessplan van dit soort bedrijven. Ze zijn beursgenoteerd en de aandeelhouders willen winst zien. En zoveel en zo snel mogelijk natuurlijk.
Daarbij is kostenreductie altijd een belangrijk speerpunt. Hoe goedkoper de producten in de schappen terecht komen, hoe beter het is. Er spelen natuurlijk ook nog wel andere factoren mee in het bedrijfsbeleid. Maar dat er winst gemaakt moet worden blijft toch altijd de hoogste prioriteit.
Dit realiseert niet iedereen zich zo zeer. Ook wanneer een fabrikant adverteert met verantwoorde producten op basis van gezonde ingrediënten. Er is een aanzienlijke markt voor dat soort producten, dus wordt daarin voorzien. En dat is op zichzelf niet verkeerd, natuurlijk. Het resultaat is dat er een product te koop is dat gezonder is. Dat geeft je de keuze en de meer bewuste consument kan zo toch gezondere voeding nemen.
Ze stoppen er van alles in
Door de tijd heen zijn er al allerlei zaken aan ons voedsel toegevoegd. De functie van die stoffen is verschillend. De stoffen die echt speciaal aan ons eten toegevoegd zijn, worden in de Europese Unie aangeduid met een E-nummer. Deze stoffen moeten expliciet zijn toegestaan, voordat ze toegepast mogen worden.
Er zitten er al vele jaren conserveermiddelen in ons eten. Ook wel begrijpelijk, want doordat het eten langer houdbaar is, hoef je het eten niet zo snel weg te gooien. Datzelfde geldt ook voor de fabrikant, maar dan op veel grotere schaal, natuurlijk. Als de houdbaarheid van producten opgerekt kan worden naar twee of drie weken in plaats van een week, dan maakt dat niet alleen de kans op weggooien veel kleiner. Het geeft de fabrikanten (en de winkeliers) meer flexibiliteit in hun logistieke processen.
Er worden ook al vele jaren kleurstoffen aan ons eten toegevoegd. Het doel ligt voor de hand: het eten moet er zo lekker mogelijk uitzien en de kleur moet kloppen met onze verwachtingen. Als je een vla koopt met een aardbeismaak, dan moet de kleur niet gewoon blank, wit of geel zijn. Er is een heel scala aan kleurstoffen, zodat een fabrikant het eten de kleur kan geven die maar gewenst is. Er staan meer dan 50 verschillende kleurstoffen op de E-nummerlijst.
Smaakversterkers worden ook op grote schaal toegepast. Deze stoffen doen precies wat de naam zegt: ze versterken de smaak van andere ingrediënten in het eten. Hierdoor smaken de producten beter. Ook kan er volstaan worden met lagere gehaltes van de ingrediënten die de daadwerkelijke smaak bevatten.
De fabrikanten doen aan voedsel-engineering
In feite doen de fabrikanten aan voedsel-engineering. Het maken van het eten, de gebruikte ingrediënten en toevoegingen is een vak op zich. Daarbij staan de al genoemde zaken bovenaan op het prioriteitenlijstje. Ze blijven net zo lang experimenteren en variëren totdat ze de beste recepten en bereidingswijzen te pakken hebben. Op zich een heel begrijpelijke ontwikkeling. De vraag is natuurlijk in hoeverre al deze zaken de kwaliteit en voedingswaarde van het eten beïnvloed. En daarmee de gezondheid van onszelf.
De stoffen zijn toch goedgekeurd?
Maar als er dan alleen maar toegelaten stoffen gebruikt mogen worden, dan is het toch veilig en gezond? Dat zou inderdaad zou moeten zijn. Echter is het uitgevoerde onderzoek niet altijd zo gedegen als je zou verwachten. Bij veel stoffen is er geen lange termijn onderzoek uitgevoerd.
Toegegeven: dat is ook lastig. Het is niet eenvoudig een aanzienlijke groep mensen dertig jaar lang gewone cola te laten drinken en een andere groep cola op basis van een kunstmatige zoetstof zoals aspartaam. Dergelijk onderzoek is een enorme logistieke uitdaging en kost heel veel geld. Daarbij zou het toelaten van deze stoffen daardoor erg lang op zich laten wachten.
Doel van het onderzoek?
Er wordt wel onderzoek uitgevoerd. Maar ook hier kun je je vraagtekens zetten bij de belangen en invloeden van de voedsel industrie. De fabrikanten willen bijvoorbeeld een nieuwe toevoeging gaan toepassen in hun producten. Er zal onderzoek moeten plaatsvinden, voordat de nieuwe stof toegestaan wordt. Het is van belang voor de fabrikant hierin bij te dragen, zodat de toevoeging zo snel mogelijk toegepast kan worden. Tegelijkertijd volstaat het minimale onderzoek. Uitgebreider onderzoek dan wordt vereist kost alleen maar meer geld en tijd. En levert dus een grotere kans op een afwijzing op.
In datzelfde licht zal een voedselfabrikant ook niet erg blij zijn met diepgaande onderzoeken op de gevolgen van bepaalde stoffen die ondertussen al uitgebreid toegepast worden. Zo zijn er genoeg mensen die zeggen dat bepaalde stoffen schadelijk zijn of bepaalde bijwerkingen kunnen vertonen. Goede voorbeelden zijn de zoetstof aspartaam en de smaakversterker E621 (Mononatriumglutamaat). Ze zullen zeker niet dergelijk onderzoek zelf gaan uitvoeren of financieren. Je kunt je zelfs afvragen of sommige partijen niet zelfs actief zullen proberen zulk onderzoek te voorkomen. Er staat erg veel geld op het spel.
Juist minder toevoegingen
We zien tegenwoordig ook een andere trend. Steeds vaker wordt er geadverteerd met dat er bepaalde stoffen juist niet zijn toegevoegd aan een product. Soms gaat dat om een hele specifieke stof, zoals aspartaam. Dan zitten er bijvoorbeeld nog wel andere zoetstoffen in het product, zoals sacharine of acesulfaam-K. Daarmee probeert zo'n fabrikant in te springen op de discussies die rondom aspartaam bestaat.
Maar we zien ook producten verschijnen waar helemaal geen kunstmatige zoetstoffen zijn toegevoegd. Hetzelfde geldt voor de kleurstoffen en smaakversterkers. Dit staat meestal prominent op de verpakking aangegeven. Daarmee wordt juist geprobeerd je over te halen deze gezondere en vaak duurdere producten te kopen. De fabrikanten hebben al lang in de gaten dat veel mensen niet zo happig zijn op al die toevoegingen. Op deze manier voorzien ze weer in een behoefte.
Als de producten daadwerkelijk gezonder zijn, dan is dat natuurlijk een goede ontwikkeling. En een product waar geen stoffen in gestopt zijn die in een of ander laboratorium gemaakt zijn, lijkt de veiligere keuze te zijn. Aan de andere kant kun je er niet zonder meer van uitgaan dat alle stoffen die niet kunstmatig zijn, daarom ook gezond zijn. Er zijn natuurlijk veel stoffen in de natuur te vinden die je maar beter niet kunt binnen krijgen. Daarom geldt ook hier dat blind vertrouwen niet aan te raden is.
Conclusie
Het blijft een moeilijke kwestie. Aan de ene kant zijn er allemaal overheden en mensen betrokken bij het bepalen of het voedsel in de supermarkten wel gezond is en verkocht mag worden. Aan de andere kant gaat het om astronomische bedragen. Daarbij zijn de potentieel gevaarlijke gevolgen van bepaalde stoffen niet zo eenvoudig vast te stellen. Daarbij hoor je hier en daar nogal eens verontrustende verhalen over bepaalde stoffen. Het lijkt verstandig terughoudend te zijn met het veelvuldig innemen van allerlei kunstmatige voedingsstoffen. Helemaal voorkomen is erg lastig, maar wanneer je de keuze hebt is het aan te raden voor de gezonde en veilige optie te gaan.
Lees verder