Epifysiolyse van heupkop: symptomen, oorzaak en behandeling
Epifysiolyse van de heupkop is een belangrijke heupziekte bij kinderen en de naam verwijst naar het afglijden van een deel van de heupkop. Epifysiolyse (epiphysiolysis capitis femoris) komt vaker voor bij kinderen met overgewicht. Het is belangrijk dat het tijdig herkend wordt om complicaties te voorkomen, zoals afsterven van bot en kraakbeen alsook heupslijtage op volwassen leeftijd.
Wat is epifysiolyse van de heupkop?
Bij epifysiolyse van de heupkop glijdt de heupkop van het dijbeen af, doordat de verbindingsplaats, de groeischijf enigszins verzwakt is. Het is niet bekend waarom deze verzwakking optreedt. Het kan geleidelijk (chronisch) optreden, maar het kan zich ook vrij plotseling (acuut) voordoen. Een combinatie is ook mogelijk. Epifysiolyse is een van de meest voorkomende oorzaken van heupklachten bij kinderen, met een incidentie van ongeveer 11 per 100.000 kindere per jaar. De aandoening komt meer voor bij jongens dan meisjes en wordt vooral gezien bij kinderen tussen de 10 en 15 jaar. Ook komt het vaker voor bij kinderen met een negroïde afstamming als bij kinderen met een blanke afstamming. Wanneer een kind uitgegroeid is, verdwijnt de groeischijf (epifysairschijf) als het ware in het bot van de heupkop en kan dit afglijden niet meer plaatsvinden. Epifysiolyse is derhalve een aandoening die zich alleen tijdens de groei kan manifesteren.
Vóórkomen
In Europa en Amerika hebben ongeveer tussen de 2 en 10 personen op 100.000 inwoners deze afwijking. Bij jongens komt hettwee tot drie maal zo vaak voor als bij meisjes.
Oorzaak van epifysiolyse van de heupkop
De ziekte wordt veroorzaakt door mechanische overbelasting bij een ongunstige stand van de heupkop, door een trauma (bij de acute vorm), groeispurt of
overgewicht. Door een toename van overgewicht bij kinderen, is de laatste jaren de incidentie van deze aandoening toegenomen. Chemische factoren kunnen ook een rol spelen. Zo kunnen veranderingen in de hormoonspiegel in de puberteit de groeischijf enigszins verzwakken.
Klachten en symptomen van epifysiolyse
Verschijnselen
Klachten die kunnen wijzen op epifysiolyse zijn onder meer:
- pijn in de knie en/of pijn in de lies;
- een naar buiten gedraaide stand van het been;
- een veranderend looppatroon (mank lopen);
- verminderde belastbaarheid van het been;
- (in een vergevorderd stadium) een beenlengteverschil.
Twee vormen
Er worden twee vormen van epifysiolyse van de heupkop onderscheiden:
- een stabiele vorm, welke het meeste voorkomt; en
- een instabiele vorm, waarbij het kind de aangedane been niet meer kan belasten.
Bij bijna een kwart van de patiënten komt epifysiolyse van de heupkop aan beide heupen voor, doch meestal niet tegelijkertijd. Indien er epifysiolyse is geconstateerd aan één heup, dan is het belangrijk om ook de andere heup goed in de gaten te houden.
Onderzoek en diagnose
Lichamelijk onderzoek
De arts zal het heupgewricht goed onderzoeken. Een heupafwijking kan al snel opgespoord worden. Elke verminderde of opgeheven binnenwaartse draaiing van de heup duidt op een mogelijke heupafwijking.
Beeldvormend onderzoek
Een echo-onderzoek wordt vaak gedaan. Hierbij kan vocht worden aangetoond in het heupgewricht. Dit is een teken van een instabiele afglijding. Een röntgenfoto, zowel een overzichtsfoto van het bekken als een speciale röntgenfoto in kikkerstand. Deze laatste foto wordt een Lauenstein-opname genoemd. Soms wordt er een botscan gemaakt of een MRI-onderzoek verricht ter beoordeling van eventueel afsterven van kraakbeen of bot van de heupkop.
Differentiaaldiagnose
Bij
pijn in de heup op kinderleeftijd, kan differentiaal diagnostisch gedacht worden aan bijvoorbeeld een femurfractuur (een breuk in het
bovenbeen), osteomyelitis (een infectie van het bot of beenmerg die veelal veroorzaakt wordt door bacteriën zoals Staphylococcus aureus), septische
artritis (een bacteriële ontsteking in een gewricht) of juveniele artritis ('jeugdreuma'). Het onderscheid kan worden gemaakt op basis van het klinisch beeld, lichamelijk onderzoek en röntgenonderzoek.
Behandeling van epifysiolyse van de heupkop
Operatie
Epifysiolyse van de heupkop moet operatief gestabiliseerd worden om verdere verslechtering en complicaties, zoals chondrolyse (loslating van het gewrichtskraakbeen) en avasculaire necrose van de heupkop (het afsterven van botweefsel als gevolg van een verminderde bloedtoevoer), te voorkomen. Doel van de behandeling is voortgaande afglijding tot stilstand te brengen. De chirurg zal met behulp van röntgendoorlichting een schroef in het centrum van de heupkop aanbrengen (zoals op de foto bovenaan het artikel is te zien), waarbij de schroef de groeischijf doorboort en deze gefixeerd wordt. Het resultaat is dat de groeischijf zich zal sluiten en het glijden stopt. De schroef wordt na 4 tot 6 maanden weer verwijderd.
Andere operatietechnieken
Indien de diagnose te laat gesteld wordt en er reeds een ernstige deformiteit met botombouw is ontstaan, zal de chirurg zijn toevlucht moeten nemen in andere operatietechnieken. De chirurg zal een wig uit het bovenbeen zagen, waarna het been in een goede stand wordt teruggedraaid. Vervolgens worden de botstukken met een plaat en schroeven aan elkaar gezet. Deze operatietechniek kent een verhoogde complicatiekans.
Complicaties
De specifieke complicaties die kunnen optreden na een operatie zijn:
- het afsterven van de heupkop (heupkopnecrose - vooral bij heupklachten 6 maanden tot 1,5 jaar na de behandeling moet men hier beducht op zijn); of
- het afsterven van het kraakbeen van de heupkop (chondrolysis).
Bij een lichte of matige afglijding, zal na een operatie met een schroeffixatie de kans op een heupslijtage beperkt zijn. Een ernstige afglijding heeft echter, ook na een operatieve ingreep, een vergrote kans op een heupslijtage.
Lees verder