Adenocarcinoom van slokdarm: Vorm van slokdarmkanker
Een adenocarcinoom van de slokdarm is een vorm van slokdarmkanker (carcinoom) die ontstaat in de kliercellen (adenocellen) die slijm produceren in het slijmvlies van de slokdarm. Dit type kanker treft vooral het onderste deel van de slokdarm. Kenmerkende symptomen zijn moeite met slikken van voedsel en later ook vloeistoffen, gewichtsverlies, keelpijn, en heesheid. De behandelingsopties variëren afhankelijk van het stadium van de ziekte, de leeftijd en de algemene gezondheid van de patiënt. De prognose is beter in een vroeg stadium van de ziekte, maar verslechtert aanzienlijk als de tumor agressief is of zich heeft verspreid naar andere delen van het lichaam.
Zwaarlijvigheid is een risicofactor voor adenocarcinoom van de slokdarm. /
Bron: Tobyotter, Flickr (CC BY-2.0)Epidemiologie
Adenocarcinoom van de slokdarm is de meest voorkomende vorm van slokdarmkanker in veel westerse landen. De incidentie van deze aandoening is in de afgelopen decennia aanzienlijk gestegen, voornamelijk als gevolg van de toename van risicofactoren zoals gastro-oesofageale refluxziekte (GERD) en obesitas. De prevalentie verschilt wereldwijd en heeft een sterk geografisch patroon. In ontwikkelde landen wordt adenocarcinoom van de slokdarm vaker aangetroffen dan squameus celcarcinoom van de slokdarm.
Incidentie en prevalentie
De incidentie van adenocarcinoom van de slokdarm is in de afgelopen decennia toegenomen, vooral in Noord-Amerika en Europa. Het komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen, met een verhouding van ongeveer 3:1.
Geografische spreiding
In landen zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland is de incidentie van adenocarcinoom van de slokdarm gestegen, terwijl de incidentie van andere vormen van slokdarmkanker, zoals squameus celcarcinoom, afneemt. In Aziatische landen komt adenocarcinoom van de slokdarm minder vaak voor.
Mechanisme
Het mechanisme achter adenocarcinoom van de slokdarm is complex en kan worden toegeschreven aan een combinatie van genetische en omgevingsfactoren. De meeste gevallen van adenocarcinoom ontwikkelen zich uit Barrett-oesofagus, een premaligne aandoening die wordt gekarakteriseerd door de vervanging van het normale plaveiselepitheel door intestinaal type epitheel in de slokdarm als gevolg van chronische gastro-oesofageale refluxziekte (GERD).
Genetische veranderingen en mutaties
De oncogene veranderingen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van adenocarcinoom van de slokdarm omvatten mutaties in genen zoals TP53, CDKN2A en MET. Deze mutaties leiden tot de ongecontroleerde groei van abnormale cellen in de slokdarm.
Reflux en Barrett-oesofagus
De chronische blootstelling aan maagzuur als gevolg van GERD veroorzaakt ontsteking en schade aan het slijmvlies van de slokdarm, wat op termijn kan leiden tot de ontwikkeling van Barrett-oesofagus en uiteindelijk adenocarcinoom.
Oorzaken
Adenocarcinoom van de slokdarm ontwikkelt zich meestal door een combinatie van genetische, omgevings- en leefstijlfactoren. De oorzaken zijn vaak complex en multifactorieel, waarbij chronische schade aan de slokdarm het grootste risico vormt voor het ontstaan van kanker.
Gastro-oesofageale refluxziekte (GERD)
Een van de belangrijkste oorzaken van adenocarcinoom van de slokdarm is chronische gastro-oesofageale refluxziekte (GERD). Bij GERD komt maagzuur regelmatig in de slokdarm terecht, wat leidt tot ontsteking en beschadiging van het slijmvlies. Bij langdurige reflux kan de normale cellulaire structuur van het slokdarmepitheel veranderen, wat uiteindelijk kan leiden tot de ontwikkeling van Barrett-oesofagus, een premaligne aandoening die vaak voorafgaat aan adenocarcinoom.
Barrett-oesofagus
Barrett-oesofagus is een aandoening waarbij het normale plaveiselepitheel van de slokdarm wordt vervangen door intestinaal type epitheel als gevolg van langdurige blootstelling aan maagzuur. Deze verandering wordt geassocieerd met een verhoogd risico op het ontwikkelen van adenocarcinoom van de slokdarm, aangezien de nieuwe cellen vatbaarder zijn voor genetische mutaties die kanker kunnen veroorzaken.
Obesitas
Obesitas verhoogt de kans op het ontwikkelen van zowel GERD als adenocarcinoom van de slokdarm. Vetweefsel in de buik verhoogt de druk op de maag, wat bijdraagt aan reflux. Obesitas kan ook direct het risico op kanker verhogen door andere biologische mechanismen, zoals hormonale veranderingen en ontstekingsprocessen.
Roken en alcoholgebruik
Hoewel roken en alcoholgebruik vaker worden geassocieerd met squameus celcarcinoom van de slokdarm, kunnen deze factoren ook bijdragen aan het ontstaan van adenocarcinoom. Roken verergert de effecten van GERD en verhoogt de kans op het ontwikkelen van Barrett-oesofagus. Alcoholgebruik, vooral in combinatie met roken, kan de kans op het ontwikkelen van slokdarmkanker verder vergroten door de mucosale integriteit van de slokdarm te schaden.
Genetische factoren
Er zijn aanwijzingen dat genetische predispositie een rol speelt in de ontwikkeling van adenocarcinoom van de slokdarm. Sommige genetische mutaties en erfelijke syndromen kunnen het risico op de ziekte verhogen. Dit omvat mutaties in de genen die betrokken zijn bij de regulatie van celgroei en DNA-reparatie, zoals TP53, CDKN2A en MET. Genetisch advies kan nuttig zijn voor patiënten met een familiegeschiedenis van slokdarmkanker om hun risico beter in te schatten.
Chronische ontsteking en voedselfactoren
Langdurige ontsteking van de slokdarm door factoren zoals infecties of chemische irriterende stoffen kan ook bijdragen aan het ontstaan van adenocarcinoom. Voedingspatronen rijk aan vetten en arm aan groenten en fruit kunnen het risico op slokdarmkanker verhogen, hoewel dit mechanisme minder goed begrepen is. Er wordt ook gespeculeerd dat bepaalde stoffen in voedsel, zoals nitrosaminen, bijdragen aan het ontwikkelen van kanker.
Leeftijd en geslacht
De kans op het ontwikkelen van adenocarcinoom van de slokdarm neemt toe met de leeftijd, vooral bij patiënten boven de 60 jaar. Mannen lopen meer risico dan vrouwen, mogelijk vanwege hormonale factoren die de productie van maagsappen en de ontwikkeling van refluxziekte beïnvloeden.
Risicofactoren
Belangrijke risicofactoren voor adenocarcinoom van de slokdarm zijn onder andere:
- Bepaalde voedingsmiddelen, zoals betelnoot
- Bepaalde schimmels of gisten
- Bijtende verwondingen
- Borstkanker behandeld met radiotherapie (bestraling)
- Coeliakie (maag- en darmproblemen door gluten)
- Barrett-oesofagus (schade aan de slokdarmwand door reflux)
- Het drinken van kokendhete vloeistoffen
- Roken van tabak
- Langdurige, ernstige gastro-oesofageale reflux (brandend maagzuur door terugvloei van maaginhoud naar de slokdarm; risico tot acht keer hoger)
- Omgevingsfactoren zoals nitrosaminen in de bodem
- Tylosis: een zeldzame autosomaal dominante aandoening met hyperkeratose (overmatige verhoorning van de opperhuid) van de handpalmen en voetzolen
- Voedingstekorten, met name een tekort aan vitamine A en C; een hoge inname van carotenoïden en vitamine C kan het risico verlagen
- Zwaarlijvigheid
Risicogroepen
De risicogroepen voor adenocarcinoom van de slokdarm omvatten patiënten met GERD, obesitas en Barrett-oesofagus, evenals andere factoren die het risico verhogen.
Mannen
Adenocarcinoom van de slokdarm komt veel vaker voor bij mannen dan bij vrouwen, met een verhouding van 3:1. Dit kan deels te maken hebben met hormonale verschillen die het risico op refluxziekte en de ontwikkeling van Barrett-oesofagus beïnvloeden.
Ouderen
Adenocarcinoom van de slokdarm komt vaak voor bij ouderen, meestal boven de leeftijd van 60 jaar, wanneer de schade door chronische refluxziekte zich heeft opgehoopt.
Mensen met Barrett-oesofagus
Mensen die al Barrett-oesofagus hebben, hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van adenocarcinoom van de slokdarm. Regelmatige controle is cruciaal voor deze patiënten.
Symptomen: Slikproblemen
Bij adenocarcinoom van de slokdarm ervaart de patiënt vaak progressieve slikproblemen. Aanvankelijk heeft de patiënt moeite met het slikken van vaste stoffen (dysfagie), maar meestal volgen slikproblemen voor vloeistoffen binnen enkele weken. Het slikken kan pijnlijk zijn, en aanhoudende pijn kan duiden op aantasting van aangrenzende structuren. De slikproblemen kunnen leiden tot verlies van eetlust (anorexia) en
gewichtsverlies. De tumor kan een obstructie van de slokdarm veroorzaken, wat leidt tot moeilijkheden bij het slikken van
speeksel. Andere symptomen zijn
heesheid,
keelpijn,
pijn achter het borstbeen, een
aanhoudende hoest, en
bloed ophoesten.
Gezwollen lymfeklieren (lymfadenopathie) zijn ook gebruikelijk.
Alarmsymptomen
De symptomen van adenocarcinoom van de slokdarm kunnen vaak subtiel zijn in de vroege stadia, maar bij gevorderde ziekte kunnen ze ernstig zijn en wijzen op de noodzaak van onmiddellijke medische aandacht.
Dysfagie (moeite met slikken)
Dysfagie is een van de meest voorkomende symptomen van slokdarmkanker en wordt vaak opgemerkt wanneer tumoren zich in de slokdarm ontwikkelen en de doorgang belemmeren.
Gewichtsverlies en verminderde eetlust
Onverklaard gewichtsverlies en verlies van eetlust kunnen wijzen op een gevorderd stadium van adenocarcinoom van de slokdarm, vooral wanneer ze gepaard gaan met andere symptomen zoals pijn bij het slikken.
Pijn achter het borstbeen
Pijn of ongemak achter het borstbeen, vooral na het eten, kan een aanwijzing zijn voor de aanwezigheid van een slokdarmtumor.
Diagnose en onderzoeken
Lichamelijk onderzoek
In een vroeg stadium kunnen de symptomen vaag zijn, en een lichamelijk onderzoek kan normaal lijken. Bij gevorderde stadia kunnen
gezwollen lymfeklieren en een vergrote lever (
hepatomegalie) worden opgemerkt, vooral als de kanker is uitgezaaid naar de lever.
Diagnostisch onderzoek
Endoscopie
Een
endoscopie biedt histologisch of cytologisch bewijs van de kanker; 90% van de oesofageale
carcinomen kan met deze techniek worden bevestigd.
Bariumsliktest
Een
bariumsliktest kan nuttig zijn om andere aandoeningen uit te sluiten die dysfagie veroorzaken, zoals
achalasie, en om vernauwingen in de slokdarm op te sporen.
CT-scan of MRI-scan
Een
CT-scan van de thorax (
borstkas) en bovenbuik geeft inzicht in het volume van de tumor en mogelijke
uitzaaiingen. Een
MRI-scan kan ook nuttig zijn, hoewel het minder effectief is voor het detecteren van
longmetastasen.
Endoscopische echografie
Een endoscopische
echografie heeft een nauwkeurigheid van bijna 90% voor het beoordelen van de diepte van de tumor en 80% voor het evalueren van uitzaaiingen naar de lymfeklieren. Een fijne naaldaspiratie van de lymfeklieren kan de nauwkeurigheid van deze test verbeteren.
Laparoscopie
Een
diagnostische laparoscopie is nuttig voor het onderzoeken van de buikholte, vooral als de tumor zich in de cardia bevindt of om uitzaaiingen in het peritoneum (buikvlies) te identificeren.
Bronchoscopie
Een
bronchoscopie kan nodig zijn om uitzaaiingen in de luchtwegen op te sporen.
PET-scan
Een
PET-scan (positron emissie tomografie) wordt uitgevoerd om te controleren op metastasen op afstand als daar vermoeden van bestaat.
Differentiële diagnose
Bij het onderzoeken naar adenocarcinoom van de slokdarm moet de arts ook aandoeningen zoals
achalasie, een slokdarmvernauwing, en
maagkanker uitsluiten.
Behandeling van adenocarcinoom van de Slokdarm
De behandeling hangt af van het stadium van de ziekte, de leeftijd en de algemene gezondheid van de patiënt.
Chirurgie
Chirurgie biedt de beste kans op genezing, vooral als de tumor zich nog binnen de slokdarmwand bevindt (stadium 1). Chirurgische interventie in dit stadium geeft een overlevingskans van 80% als de postoperatieve pathologie de graad van de kanker bevestigt. Voorafgaand aan de operatie worden uitgebreide preoperatieve onderzoeken uitgevoerd om de algemene gezondheid van de patiënt te beoordelen.
Chemotherapie
Patiënten met kanker in stadium 2 of 3 kunnen
chemotherapie krijgen, wat de levensduur kan verlengen.
Palliatieve therapie
In gevallen waarin genezing niet mogelijk is, wordt palliatieve therapie ingezet. Dit kan inhouden dat er een metalen
stent in de slokdarm wordt geplaatst om het slikken te vergemakkelijken.
Brachytherapie (inwendige bestraling) kan worden gebruikt om de doorgankelijkheid te verbeteren na stenting. Endoscopische laserbehandelingen of alcoholinjecties kunnen ook worden toegepast om de symptomen van dysfagie te verlichten. Herhaalde behandelingen kunnen nodig zijn.
Fotodynamische therapie
Fotodynamische therapie houdt in dat een lichtgevoelig medicijn wordt toegediend, gevolgd door blootstelling aan licht. Deze behandeling is vooral nuttig in de vroege stadia van de ziekte, maar niet altijd effectief.
Ondersteuning
Nutritionele aanpassingen en psychische ondersteuning voor zowel de patiënt als de familie zijn cruciaal bij de behandeling van deze ernstige ziekte.
Prognose van adenocarcinoom van de slokdarm
De prognose van adenocarcinoom van de slokdarm is afhankelijk van het stadium van de ziekte bij diagnose, de algehele gezondheid van de patiënt en de reactie op behandeling. Over het algemeen heeft adenocarcinoom van de slokdarm een slechte prognose, omdat het vaak pas in een gevorderd stadium wordt gediagnosticeerd.
Stadium bij diagnose
Bij patiënten die in een vroeg stadium worden gediagnosticeerd, kan de prognose beter zijn, vooral als de kanker chirurgisch verwijderd kan worden.
Behandeling en overleving
De behandelingsopties voor adenocarcinoom van de slokdarm omvatten chirurgie, chemotherapie en radiotherapie. De vijfjaarsoverleving voor patiënten met vroege stadia van de ziekte is aanzienlijk hoger dan voor patiënten in een later stadium.
Complicaties van adenocarcinoom van de slokdarm
- Metastasen: Verspreiding van de kanker naar andere organen zoals de lever, longen, en lymfeklieren kan optreden, wat de prognose aanzienlijk verslechtert.
- Oesofageale obstructie: De tumor kan de slokdarm gedeeltelijk of volledig blokkeren, wat leidt tot ernstige slikproblemen en verstoppingen.
- Vloeistof- en Voedselinsufficiëntie: Door moeilijkheden met slikken kan de patiënt moeite hebben met het innemen van voldoende voedsel en vloeistoffen, wat leidt tot gewichtsverlies en ondervoeding.
- Pijn en ongemak: De tumor kan pijn veroorzaken in de borst en keel, wat de levenskwaliteit vermindert.
- Infecties: Een verminderde weerstand en problemen met slikken kunnen het risico op infecties zoals longontsteking verhogen.
- Bloedingen: De tumor kan bloedvaten in de slokdarm beschadigen, wat kan leiden tot interne bloedingen en het ophoesten van bloed.
- Voedingsproblemen: Problemen met slikken kunnen leiden tot ondervoeding en tekorten aan essentiële voedingsstoffen.
Preventie
- Gezonde Voeding: Een dieet rijk aan groenten, fruit, en volle granen kan helpen het risico te verlagen. Het verminderen van de consumptie van bewerkte voedingsmiddelen en rood vlees kan ook gunstig zijn.
- Beperking van Alcoholgebruik: Overmatig alcoholgebruik is een risicofactor voor slokdarmkanker. Het beperken of vermijden van alcohol kan het risico verlagen.
- Roken Stoppen: Roken is een belangrijke risicofactor voor slokdarmkanker. Stoppen met roken kan het risico op ontwikkeling van adenocarcinoom aanzienlijk verminderen.
- Behandeling van Refluxziekte: Effectieve behandeling van gastro-oesofageale refluxziekte (GERD) kan helpen het risico op Barrett-oesofagus en daarmee slokdarmkanker te verminderen.
- Regelmatige Medische Controle: Voor mensen met risicofactoren zoals Barrett-oesofagus of een familiegeschiedenis van slokdarmkanker, kunnen regelmatige controles en screenings nuttig zijn voor vroege detectie.
- Ondersteuning bij Gewicht Beheersen: Het handhaven van een gezond gewicht en het voorkomen van obesitas kan het risico op adenocarcinoom van de slokdarm verminderen.
- Educatie en Bewustzijn: Bewustwording van risicofactoren en symptomen kan bijdragen aan vroege detectie en preventieve maatregelen.
Lees verder