Informatie over depressie
Depressie is een belangrijke stoornis in de gezondheidszorg. Verdriet en somberheid zijn normale emoties die worden ervaren door gezonde mensen, maar als deze gevoelens onderdeel zijn van een depressieve stoornis kan dit zeer problematisch en invaliderend zijn voor de patiënt. In Nederland lijdt per jaar ongeveer 7% van de mensen aan een depressie. In dit artikel vindt u uitleg over wat depressie is, wat de kenmerken zijn, hoe het ontstaat en wat de behandeling is.
Depressie
Wat is een depressie
Een depressie wordt gekenmerkt door een aanhoudende
neerslachtige stemming en een ernstig
verlies aan interesse in dagelijkse activiteiten waar mensen vroeger nog van genoten. Depressie is iets anders dan de 'gewone' somberheid, waar vrijwel iedereen wel eens last van heeft. Een depressie is heviger en klaart niet binnen een paar dagen vanzelf op. Een depressieve stoornis is zo hevig dat het dagelijks functioneren wordt aangetast.
Depressie kan beginnen op elk moment vanaf de jongvolwassenheid tot laat in het leven. Bij ongeveer 40% van de patiënten treedt de eerste periode op tussen de 15 en de 35 jaar. De duur van een depressieve periode is wisselend. Lichte depressies duren in het algemeen korter.
Bij de meerderheid van de patiënten met een depressie verdwijnen de symptomen op een gegeven moment volledig. De depressie is dan in remissie getreden. Het niveau van functioneren keert dan terug op het oude niveau. Bij 25% van de patiënten blijft een deel van de symptomen nog geruime tijd aanwezig, dit wordt gedeeltelijke remisse genoemd. De helft van de mensen in remissie krijgt later opnieuw een depressie, dit wordt een recidief genoemd.
Wanneer is er sprake van een depressie?
Wanneer is er nou sprake van een depressie? Deze vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden. In de psychiatrie wordt er gewerkt met een categorie stoornissen die de unipolaire stemmingsstoornissen worden genoemd. Deze categorie beslaat de stoornissen die een depressief beeld hebben. Binnen deze unipolaire stoornissen wordt onder andere onderscheid gemaakt tussen de definities 'depressieve stoornis' en 'dysthyme stoornis'.
De DSM-IV-PZ is een handboek voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen. Dit boek wordt wereldwijd als standaard in de psychiatrische diagnostiek gebruikt. In de DSM-IV-PZ worden de volgende criteria aangehouden voor een
depressieve stoornis.
A: Ten minste 5 van de volgende symptomen zijn bijna elke dag aanwezig geweest binnen dezelfde periode van twee weken en zij weerspiegelen een verandering ten opzichte van het eerdere functioneren. Ten minste één van de symptomen is ofwel (1) depressieve stemming, ofwel (2) verlies van interesse of plezier;
- depressieve stemming (bij kinderen en jongvolwassenen ook prikkelbare stemming)
- duidelijke vermindering van interesse of plezier in alle of bijna alle activiteiten (anhedonie)
- duidelijk gewichtsverlies of duidelijke gewichtstoename zonder dat er een dieet gevolgd wordt
- slapeloosheid of overmatige slaperigheid
- psychomotorische agitatie of remming (gejaagde of slome indruk)
- vermoeidheid of verlies van energie
- gevoelens van waardeloosheid of buitensporige/onterechte schuldgevoelens
- concentratieverlies of verminderd vermogen tot nadenken
- terugkerende gedachten aan de dood, terugkerende zelfmoordgedachten zonder dat er specifieke plannen gemaakt zijn, een zelfmoordpoging of een specifiek plan om zelfmoord te plegen
B: De symptomen kunnen niet beter worden toegeschreven aan een stemmingsstoornis door een lichamelijke aandoening, een stemmingsstoornis door een middel of een normale rouwreactie.
C: De symptomen kunnen niet beter worden toegeschreven aan een psychotische stoornis (bijvoorbeeld
schizofrenie of een schizoaffectieve stoornis).
In de DSM-IV-PZ worden de volgende criteria aangehouden voor een
dysthyme stoornis.
A: Chronische depressieve stemming die vaker wel dan niet aanwezig is en die minstens 2 jaar aanhoudt (bij kinderen en jongvolwassenen 1 jaar)
B: De symptomen zijn niet zo ernstig of invaliderend als bij een depressieve stoornis en hebben 2 of meer van de volgende kenmerken
- slechte eetlust of veel eten
- slapeloosheid of overmatige slaperigheid
- vermoeidheid of verlies van energie
- gering gevoel van eigenwaarde
- slechte concentratie of moeite om tot een besluit te komen
- gevoel van hopeloosheid
Binnen de depressieve stoornis wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende subtypen. Hieronder worden deze subtypen kort toegelicht:
- Na de geboorte van een kind (post partum): Begint binnen 4 weken na de geboorte van een kind.
- Seizoensgebonden: Houdt verband met een bepaalde periode van het jaar. Lichttherapie is hier vaak effectief.
- Met melancholische (vitale) kenmerken: Hierbij zijn de regulatie van de eetlust, de slaapbehoefte en het dag- en nachtritme (= vitale functies) aangetast.
- Met psychotische kenmerken: Hierbij treden kenmerken van een psychose op, bijvoorbeeld wanen.
Wat valt op aan mensen met een depressie?
Een depressie is voor buitenstaanders vaak moeilijk om te herkennen, dit geldt met name voor de lichte depressie. Dat maakt het lastig om hulp en zorg te leveren aan mensen met een depressie die zelf geen hulpvraag hebben.
Bij een matige en ernstige depressie valt de slechte uiterlijke verzorging op. De patiënt ziet er ook somber uit en maakt soms geen oogcontact.
Uit de bovengenoemde diagnostische criteria blijkt dat er bij een depressieve stoornis altijd sprake is van een depressieve stemming en/of een vermindering van interesse of plezier in acitiviteiten. Dit zijn de zogenaamde kernsymptomen. Dit zijn dan ook de klachten die het meest op de voorgrond staan bij een depressie. De patiënt met een depressie voelt zich vaak ellendig en somber.
Ook op het gebied van denken (de cognitie) treden vaak veranderingen op. Concentratieverlies, geheugenproblemen, een denkstoornis of een verslechtering van het oordeelsvermogen kunnen optreden. Er kan sprake zijn van misplaatste schuldgevoelens, gedachten van uitzichtloosheid, hopeloosheid, hulpeloosheid en gedachten aan zelfmoord. De denkwijze van patiënten met een depressie is aangetast.
Aan de motoriek van patiënten met een depressie valt vaak op dat deze geremd is. Gejaagdheid kan ook passen bij een depressie, maar dit is minder kenmerkend. De houding is vaak inelkaar gezakt met weinig spontane bewegingen. Ook de spraak is vaak verminderd.
Patiënten met een depressie melden zich vaak bij de huisarts met (al dan niet onverklaarbare) lichamelijke klachten. Voorbeelden van deze klachten zijn: moeheid, slaapstoornissen, eetlustvermindering, gewichtsverlies en obstipatie.
Hoe ontstaat een depressie?
Depressieve stoornissen worden veroorzaakt door een samenspel tussen stressvolle gebeurtenissen en/of langer bestaande moeilijkheden en factoren die de patiënt met zich meedraagt (lichamelijke en psychologische factoren), die ontstaan zijn door genetische belasting en levensgebeurtenissen.
Uit onderzoek blijkt dat de kwetsbaarheid voor depressie voor een groot deel erfelijk bepaald is. Eerstegraadsfamilieleden (ouders en kinderen) van depressieve patiënten met een depressie hebben ruim 2 keer zoveel kans om een depressie te ontwikkelen dan de algemene bevolking.
Psychologische factoren spelen ook een rol bij het ontstaan van een depressie. Depressieve mensen hebben een negatief denkpatroon en daardoor komen zij al snel terecht in een negatieve spiraal. Alledaagse tegenslagen worden als zo negatief ervaren dat ze aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van depressieve gevoelens. En als er eenmaal sprake is van een depressie kunnen depressieve mensen zichzelf nog verder in de put denken doordat ze geen uitweg zien. Dit denkproces is erg belangrijk in het ontstaan van een depressie.
Omgevingsfactoren spelen ook een grote rol bij het ontstaan van depressie. Hierbij gaat het voornamelijk om ingrijpende levensgebeurtenissen. In de eerste 6 maanden na een ingrijpende levensgebeurtenis is de kans op een depressie 6 keer verhoogd.
Verschillende lichamelijke aandoeningen en middelenmisbruik kunnen ook een depressie uitlokken.
Wat is het gevaar van een depressie?
Vijftien procent van de mensen met een stemmingsstoornis komt om het leven door
zelfmoord. Het is heel belangrijk om te achterhalen wat het risico is dat iemand met een depressie zelfmoord zal plegen. Factoren die kunnen duiden op een verhoogd zelfmoordrisico zijn: eerdere zelfmoordpogingen, specifieke zelfmoordplannen, alcohol- en drugsmisbruik, zelfmoord in de familie, een persoonlijkheidsstoornis, alleen leven, gebrek aan sociale contacten, moeilijk oplosbare levensproblematiek.
Het is een misvatting dat vragen naar zelfmoordplannen en -gedachten het risico op zelfmoord verhoogt. Wanneer empathie en begrip wordt getoond zal de patiënt zich eerder begrepen voelen en daardoor neemt de kans op zelfmoord juist af. Een ander misverstand is dat patiënten die over zelfmoord praten het niet zullen doen. Integendeel, de meerderheid van de mensen die zelfmoord pleegt heeft hier van tevoren met anderen over gesproken. Neem zulke uitingen dus serieus.
Hoe behandel je een depressie?
Psycho-educatie (voorlichting over de aandoening) is de eerste stap. Na de uitleg over de aandoening worden adviezen gegeven met betrekking tot de regelmaat van het dagritme, voldoende beweging en het staken van alcoholgebruik. Na het opvolgen van deze adviezen treedt 50% van de patiënten binnen 3 maanden in remissie. Zij zijn dan volledig klachtenvrij. Als er na 3 maanden nog steeds klachten bestaan of als de depressie al bij de presentatie matig tot ernstig was, wordt overgegaan tot behandeling.
Lichte en matig ernstige depressieve stoornis
Bij de lichte en matig ernstige depressieve stoornis zijn antidepressiva (medicijnen) en psychotherapie even effectief. Het effect van psychotherapie treedt wel een aantal weken later op. Vaak kiest de patiënt zelf welke vorm van therapie hij krijgt.
Ernstige depressieve stoornis
Bij ernstige depressieve stoornissen is medicamenteuze behandeling met antidepressiva effectiever dan psychotherapie. Depressieve patiënten hebben echter vaak problemen met het trouw blijven slikken van de medicatie, deze heeft namelijk bijwerkingen. Uit onderzoek blijkt dat het vroegtijdig staken of niet volledig behandelen van een depressie de kans op een recidief (een terugkerende depressie) vergroot.
Medicamenteuze behandeling
Antidepressiva kunnen worden onderverdeeld in de moderne antidepressiva (met een niet-tricyclische structuur), de klassieke tricyclische antidepressiva (TCA's) en de monoamineoxidase (MAO-)remmers. De effectiviteit van deze drie groepen ligt niet ver uit elkaar. TCA's worden vaker voorgeschreven bij ernstige depressies omdat ze daar effectiever zijn dan de andere groepen. De moderne antidepressiva lijken beter verdragen te worden dan de TCA's, deze worden dan ook het meest voorgeschreven. Ook is deze categorie veiliger bij overdosering, waardoor ze soms aan patiënten met een hoog zelfmoordrisico worden voorgeschreven. De MAO-remmers hebben ernstige bijwerkingen en worden in Nederland bijna niet meer voorgeschreven. Patiënten die MAO-remmers gebruiken moeten zich houden aan een tyramine-arm dieet. Als dit niet gebeurt kan de patiënt een sterke bloeddrukverhoging krijgen met gevaar voor een hersenbloeding.
De meeste antidepressiva worden eenmaal daags ingenomen. Er wordt gestart met een lage dosering die op geleide van de bijwerkingen wordt verhoogd. Pas na enkele weken treedt effect op. Het is belangrijk dat de patiënt dit weet. Een succesvolle behandeling dient nog 6 maanden te worden voortgezet nadat de klachten zijn verdwenen. Hierdoor halveert de kans op een recidief. Als het gaat om de behandeling van een recidief moet de behandeling nog minstens 1 jaar (vaak 3-5 jaar) voortgezet worden.
Als de behandeling na 4 weken nog geen gunstig effect heeft wordt de therapietrouw gecontroleerd en de medicatie opgehoogd. Als 2 weken daarna nog steeds geen gunstig effect is bereikt, wordt de patiënt doorverwezen. Bij een lichte depressie kan besloten worden om een ander type antidepressivum te proberen. Een laatste andere mogelijkheid die soms wordt toegepast is electroconvulsietherapie (ECT) waarbij een gegeneraliseerd insult van de hersenen wordt gecreëerd met behulp van electriciteit.
Psychotherapie
Het meeste onderzoek op dit gebied is gedaan naar cognitieve gedragstherapie (CGT) en interpersoonlijke psychotherapie (IPT). CGT richt zich op het denken en het daaruit voortkomende gedrag van de patiënt, hierbij wordt gebruik gemaakt van registratieformulieren. Met deze registratieformulieren wordt inzicht verkregen in het gedrag van de patiënt en in de sessies wordt aandacht besteed aan de onderliggende redenen voor dit gedrag. Aan de hand hiervan wordt gewerkt aan het doorbreken van het negatieve patroon. IPT richt zich op het sociaal functioneren en in deze sessies wordt aandacht besteed aan een sociaal probleemgebied. Dit is vaak één van de volgende gebieden: gecompliceerde rouw, conflict tussen personen, rolverandering, tekort aan sociaal contact. Beide behandelingen bestaan vaak uit 12 tot 16 wekelijkse sessies (45-60 minuten).
Lees verder