Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS)
Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) is één van de twaalf angststoornissen die door de DSM-IV worden onderscheiden. De obsessieve-compulsieve stoornis wordt gekenmerkt door obsessies (dwangmatige gedachten) en compulsies (dwangmatige handelingen). In dit artikel wordt uitgelegd wat een angststoornis is, wat de kenmerken van obsessieve-compulsieve stoornis zijn en wanneer er officieel wordt gesproken van obsessieve-compulsieve stoornis. Daarnaast wordt de behandeling van deze stoornis uitgelegd.
Indeling
Wat is een angststoornis?
Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) is één van de twaalf angststoornissen die door de DSM-IV worden onderscheiden.
Angststoornissen komen voor bij 15-20% van de Nederlandse bevolking. Angststoornissen komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen, voor de obsessieve-compulsieve stoornis geldt echter dat deze even vaak bij mannen als bij vrouwen voorkomt. Angststoornissen gaan vaak gepaard met
depressie of middelenafhankelijkheid.
Angst is een normale reactie op angstopwekkende prikkels. Wanneer na zo’n prikkel abnormaal intense en/of langdurige angst ontstaat of wanneer de angst optreedt zonder dat er een angstprikkel aanwezig is, wordt gesproken van pathologische (ziekelijke) angst. Deze pathologische angst wordt een angststoornis genoemd als de patiënt deze als last ervaart en/of als deze leidt tot beperkingen in het functioneren.
Wat is obsessieve-compulsie stoornis?
De obsessieve-compulsieve stoornis (vroeger 'dwangneurose') wordt gekenmerkt door
obsessies (dwangmatige gedachten) en
compulsies (dwangmatige handelingen). De dwanggedachten gaan gepaard met angst of onrust en voelen voor de patiënt aan als onvrijwillig en niet behorend tot de eigen belevingswereld. Hierin ligt het verschil tussen dwanggedachten (zoals bij OCS) en dranggedachten (zoals bij drangstoornissen), de dranggedachten gaan namelijk gepaard met spanning die overgaat in lust na het uitvoeren van de dranghandeling. Dwanggedachten voelen voor de patiënt aan als vreemd en irrationeel. Het uitvoeren van de dwanghandeling heeft als doel om de dwanggedachten te negeren, te neutraliseren of te stoppen.
OCS wordt onderverdeeld in 4 typen:
- Angst voor besmetting en wasdrang (obsessies met betrekking tot besmetting en vervuiling, om deze angst te verminderen voert de patiënt was- en schoonmaakrituelen uit en vermijdt hij/zij direct contact met veel stoffen en objecten). Deze vorm wordt vaak smetvrees genoemd.
- Angst voor een gevaarlijke gebeurtenis en controledrang (obsessies met betrekking tot gebeurtenissen die zouden kunnen plaatsvinden en waar de patiënt dan verantwoordelijk voor is, deze obsessies worden geneurtraliseerd of verminderd door controlerituelen en vermijdend gedrag).
- Agressieve/seksuele/religieuze obsessies (de overtuiging dat de kans dat iets gebeurt toeneemt als hij/zij er aan denkt)
- Symmetrieobsessies/tellen/ordenen/verzamelen (obsessies dat dingen precies goed moeten zijn)
De lifetimeprevalentie van OCS is in Nederland 0,9%. Dat betekent dat 0,9% van de Nederlanders een OCS ontwikkelt tijdens hun leven. OCS gaat vaak gepaard met
depressie en andere angststoornissen (50%). Ook tic-stoornissen en schizorenie (20%) komen vaak naast OCS voor.
Wanneer is er sprake van OCS?
De DSM-IV is een handboek voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen. Dit boek wordt wereldwijd als standaard in de psychiatrische diagnostiek gebruikt. De DSM-IV heeft de diagnostische criteria voor obsessieve-compulsieve stoornis als volgt omschreven:
- A. Obsessies of compulsies:
Criteria voor obsessies
(dwangmatige gedachten)
- Herhaaldelijke en aanhoudende gedachten, impulsen of beelden die tijdens de stoornis worden ervaren als opgedrongen of misplaatst en die angst of spanning veroorzaken.
- De gedachten, impulsen of beelden zijn niet uitsluitend veroorzaakt door zorgen over alledaagse problemen.
- 3.De persoon probeert de gedachten, impulsen of beelden te negeren of ze te neutraliseren met andere gedachten of handelingen.
- De persoon realiseert zich dat de obsessieve gedachten, impulsen of beelden een product van zijn eigen geest zijn (niet opgelegd door gedachte-inbrenging).
Criteria voor
compulsies (dwangmatige handelingen)
- Herhaald gedrag (bv. handen wassen (smetvrees), ordenen, controleren) of geestelijke handelingen (bv. bidden, tellen, woorden zachtjes herhalen) die de persoon uitvoert als reactie op een obsessie of die worden uitgevoerd volgens strikte regels.
- Het gedrag of de geestelijke handelingen zijn gericht op het voorkomen of verminderen van spanning of het voorkomen van een gevreesde situatie. Deze gedragspatronen of geestelijke handelingen hangen echter niet reëel samen met de gebeurtenis die verminderd of voorkomen moet worden of zijn duidelijk overdreven.
- B. Op een bepaald punt tijdens de aandoening ziet de persoon in dat de obsessies of compulsies overdreven en onnodig zijn. N.B.: Dit is niet van toepassing op kinderen.
- C. De obsessies of compulsies veroorzaken duidelijk spanning, kosten veel tijd (meer dan een uur per dag) of doen ernstig inbreuk op de dagelijkse bezigheden, het werk (of studie) of sociale activiteiten en relaties.
- D. Als een andere aandoening uit As I is geconstateerd, blijft de inhoud van de obsessies of compulsies daartoe niet beperkt (bv. preoccupatie met voedsel bij een eetstoornis, haar uittrekken bij trichotillomanie, bezorgdheid over het uiterlijk bij een stoornis van de lichaamsbeleving, preoccupatie met drugs bij een verslavingsstoornis, preoccupatie met een ernstige ziekte bij hypochondrie, preoccupatie met seksuele driften of fantasieën bij parafilie of schuldgevoelens bij klinische depressie).
- E. De stoornis is niet het gevolg van het innemen van een substantie (bijvoorbeeld drugs of geneesmiddelen) of van een somatische (lichamelijke) aandoening.
Behandeling
De behandeling van OCS is complex, mede doordat er naast OCS vaak sprake is van andere aandoeningen (co-morbiditeit). De behandeling van OCS bestaat uit medicamenteuze behandeling, psychotherapie of een combinatie.
Medicamenteuze behandeling
De eerste medicamenteuze stap bestaat uit het voorschrijven van een
antidepressivum uit de categorie specifieke serotonine heropnameremmers (SSRI’s) of uit de categorie tricyclische antidepressiva (TCA’s). Het effect van de antidepressiva is pas na 10-12 weken te meten. Een langere behandeling leidt niet tot nieuwe reacties op therapie, maar bij de patiënten die al wel reageerden leidt het voortzetten van de behandeling vaak tot verdere vooruitgang. Binnen 1 jaar maakt een groot deel van de mensen een terugval door (50-70%).
Psychotherapie
Het meeste onderzoek op dit gebied is gedaan naar
cognitieve gedragstherapie (CGT), dit is de eerste keuze binnen de psychotherapeutische behandelingen. CGT richt zich op het denken en het daaruit voortkomende gedrag van de patiënt, hierbij wordt gebruik gemaakt van registratieformulieren. Met deze registratieformulieren wordt inzicht verkregen in het gedrag van de patiënt en in de sessies wordt aandacht besteed aan de onderliggende redenen voor dit gedrag. Aan de hand hiervan wordt gewerkt aan het doorbreken van het negatieve patroon. Ook exposuretherapie is een veelgebruikte vorm van therapie, hierbij wordt de patiënt aangeleerd dat het niet uitvoeren van dwanghandelingen niet het verwachte negatieve effect heeft. Hierdoor neemt de angst af. In 70% van de gevallen leidt psychotherapie tot een grote verbetering en de kans op een terugval is kleiner dan bij medicamenteuze behandeling.
Overige behandelingen
Veel mensen reageren op één van bovenstaande therapieën of een combinatie, maar er bestaat ook een groep patiënten die hier niet op reageert. Voor de groep patiënten is neurochirurgisch ingrijpen een optie. In Europa wordt in dat geval een capsulotomie uitgevoerd, wat in 70% van de gevallen een positief resultaat oplevert.
Daarnaast wordt er op dit moment onderzoek gedaan naar het nut van
deep brain stimulation (DBS). Deze methode werkt met electrische stimulatie van de hersenen. Deze behandeling is nog in de ontwikkelingsfase maar lijkt te leiden tot positieve resultaten.
Lees verder