Hoe wordt ADHD veroorzaakt?
ADHD is de afkorting van Attention Deficit Hyperactivity Disorder. Wat is de verklaring voor ADHD? Hoe wordt ADHD veroorzaakt? Dat zijn vragen waar de wetenschap vandaag de dag nog geen sluitend antwoord op heeft gevonden. Er zijn verschillende wetenschappelijke meningen over de oorzaak van ADHD, deze lopen zeer uiteen. In dit artikel worden verschillende wetenschappelijke visies op het ontstaansmechanisme van ADHD uitgelegd.
Drie stromingen
Er zijn eigenlijk drie stromingen te onderscheiden als het gaat om de verklaring van
ADHD. De eerste stroming, die lange tijd als enige verklaring gold, verklaart ADHD door middel van een
biologische factor. Deze groep wetenschappers meent dat ADHD direct voortvloeit uit een defect in het zenuwstelsel (dit wordt een neurologische dysfunctie genoemd). Dit defect zou bepaald zijn door de aanleg die het individu hiervoor heeft, wat een biologisch gegeven is dat vastgelegd is in het DNA.
De tweede stroming heeft een totaal andere visie op de oorzaak van ADHD. Deze groep wetenschappers meent dat ADHD ontstaat bij mensen met een gebrekkige
sociale ontwikkeling. Dit wordt veroorzaakt door de omgeving van het individu.
Hierboven zijn twee stromingen genoemd. Een biologische visie en een sociale visie. De derde stroming combineert de twee bovengenoemde stromingen en verklaart ADHD door een
interactie tussen de aanleg van een individu en de invloeden van de omgeving van dit individu. Bij deze groep wetenschappers lopen de meningen uiteen over de bijdrage die de aanleg en de omgeving afzonderlijk leveren.
Biologische visie
De eerste stroming, zoals in de vorige paragraaf is beschreven, zoekt de oorzaak van ADHD in de biologische factoren. Hierbij bepaalt deze
genetische aanleg of er een defect in het zenuwstelsel optreedt waardoor ADHD ontstaat. Deze visie ontstond uit een reeks theorieën over gedragsstoornissen en ADHD. Aanvankelijk werd gesteld dat het om een lichte beschadiging van de hersenen ging. Dit werd MBD genoemd, wat stond voor Minimal Brain Damage. Later werd getwijfeld aan de theorie van de hersenbeschadiging, men bedacht toen dat het ging om een defect in de hersenen. MBD werd vanaf toen gebruikt als de afkorting van Minimal Brain Dysfunction. Vanuit deze visie werd later geconcludeerd dat ADHD (waarschijnlijk) werd veroorzaakt door een neurologische dysfunctie. Hiervoor werd de benaming Minor Neurological Dysfunction (MND) bedacht.
De neurologische dysfunctie
Over de neurologische dysfunctie die ADHD veroorzaakt is niet veel bekend. Het is een defect in het zenuwstelsel en algemeen wordt aangenomen dat deze een normaal verloop van het proces dat zich afspeelt tussen inkomende prikkels en de reacties daarop belemmert. De veronderstelling is dat bij mensen met ADHD de inkomende prikkels niet effectief worden verwerkt waardoor de reacties ook niet correct verlopen. Dit proces wordt normaliter omschreven als het cognitieve verwerkingsproces. Maar hoe ontstaat een neurologische dysfunctie?
Waarschijnlijk wordt de neurologische dysfunctie veroorzaakt door een genetische aanleg maar er zijn ook andere mogelijke oorzaken van een neurologische dysfunctie. Deze kunnen ook gevolg zijn van genetische mutaties of van complicaties voor, tijdens en/of na de geboorte (perinatale factoren). Eventueel kunnen sociale oorzaken ook ten grondslag liggen aan het ontstaan van een neurologische dysfunctie. Er zijn veel verschillende theorieën over het ontstaan en de werking van een neurologische dysfunctie.
Prenatale oorzaken van een neurologische dysfunctie
Over het ontstaan van een neurologische dysfunctie is erg weinig bekend. Er zijn wel enkele onderzoeken naar gedaan en één van die onderzoeken zal ik in deze paragraaf nader beschrijven. Dit is een uitwerking van een van de in de vorige paragraaf genoemde mogelijke oorzaken van een neurologische dysfunctie:
de prenatale oorzaak.
Stress tijdens de zwangerschap, het gebruik van alcohol en/of drugs tijdens de zwangerschap en zwangerschapscomplicaties worden gezien als prenatale factoren die zeer waarschijnlijk invloed hebben op het ontstaan van ADHD. Hier is onlangs onderzoek naar gedaan. Uit deze studie bleek dat vrouwen die tijdens zwangerschap roken tweemaal zoveel kans zouden hebben om van een kind met gedragsproblemen zoals ADHD te bevallen.
Experts raden vrouwen al heel lang aan om niet te roken tijdens zwangerschap om het risico van geboortedefecten en andere problemen te verminderen. Maar er werd nooit een direct verband gelegd met ADHD. Deze studie stelt dat blootstelling aan nicotine in de baarmoeder ook de ontwikkeling van het brein van baby zou kunnen treffen en hierdoor neemt het risico op een neurologische dysfunctie en dus het risico op gedragsproblemen zoals ADHD toe.
In de studie onderzochten Deense onderzoekers (onder leiding van Dr. Karen Markussen Linnet) de relatie tussen het roken tijdens zwangerschap en ADHD bij 170 kinderen met het gedragsprobleem en meer dan 3.700 gezonde kinderen. Eerst stelden onderzoekers dat vrouwen die tijdens de zwangerschap rookten, driemaal zoveel kans hadden op een kind met ADHD als niet-rokers. Dit resultaat hebben ze bijgesteld omdat ze bij dit onderzoek niet hebben gekeken naar andere factoren zoals de sociale omgeving en dergelijke. Uiteindelijk stelden de onderzoekers dat roken tijdens de zwangerschap de kans op een kind met ADHD verdubbelt in plaats van verdrievoudigt. De onderzoekers meldden echter dat dit geen sluitend onderzoek is. Hoewel ze het resultaat hebben bijgesteld kunnen ze niet stellen hoeveel invloed andere factoren uitoefenden op ADHD tijdens hun onderzoek.
Het stimuleringsmodel
Zoals eerder gezegd verstoort een neurologische dysfunctie het cognitieve verwerkingsproces. Over het verloop van dat
verwerkingsproces, met name de aanvoer van prikkels en de verwerking daarvan, bij mensen met ADHD bestaan twee verschillende wetenschappelijke stromingen. Beiden geven zij een andere invulling aan het stimuleringsmodel.
Er is een groep wetenschappers die vindt dat het problematische gedrag van mensen met ADHD een gevolg is van een gevoelsmatige overdosis prikkels. De prikkels worden niet gefilterd en hierdoor worden ze ervaren als teveel. Dit wordt het overstimuleringsmodel genoemd en de aanhangers van dit model gaan ervan uit dat mensen met ADHD zich overspoeld voelen door prikkels. Het is voor deze mensen niet mogelijk om gecontroleerd en gecoördineerd te reageren op al deze prikkels, wat leidt tot overbeweeglijkheid en impulsief gedrag.
De andere groep wetenschappers meent dat ADHD-gedrag niet het gevolg is van teveel prikkels maar van te weinig prikkels. Dit wordt het onderstimuleringsmodel genoemd. Deze wetenschappers gaan ervan uit dat het cognitieve verwerkingsproces niet faalt omdat het de prikkels te weinig filtert, maar juist omdat het teveel prikkels wegneemt. Dat heeft tot gevolg dat het tekort aan prikkels wordt gecompenseerd door overbeweeglijkheid en impulsief gedrag, hiermee wordt de input van prikkels gestimuleerd. Het individu maakt nu als het ware zelf prikkels aan. Dit wordt ook wel zelfstimulatie genoemd. Deze theorie wordt gesteund door reeds gedaan onderzoek naar sensorische deprivatie . Uit deze onderzoeken bleek dat het gevolg van sensorische deprivatie bestaat uit onder andere optredende rusteloosheid.
Het inhibitiemodel
Dit model verklaart ADHD door het onvermogen om bepaald gedrag tijdig te stoppen (inhiberen). Dit vloeit voort uit een gebrekkig cognitief verwerkingsproces (dat wordt veroorzaakt door een neurologische dysfunctie) dat niet op tijd opmerkt dat bepaald gedrag gestopt dient te worden. Dit wordt ook wel een gebrekkig inhibitievermogen genoemd.
De oorzaak van een gebrekkig inhibitievermogen kan verklaard worden door een neurologische dysfunctie die het cognitieve verwerkingsproces verstoort. Kinderen leren tijdens hun ontwikkeling via belonen en straffen welk gedrag als gewenst en welk gedrag als ongewenst wordt gezien. Ze leren welk gedrag prettige gevoelens oplevert en welk gedrag dat niet doet. Daarmee ontwikkelen kinderen verwachtingen met betrekking tot het gedrag. Ze verwachten dat ze bij herhaling van een bepaalde gedraging dezelfde reactie van hun omgeving kunnen verwachten. Met behulp van deze verwachtingen ontwikkelt het kind controle over zijn of haar gedrag. Het kind voelt aan welk gedrag gepast is. Het probleem bij ADHD zou zijn dat het verwachtingsmechanisme door een neurologische dysfunctie niet ontwikkeld wordt. Het verwachtingsmechanisme werkt niet en kan dus geen remmende werking uitoefenen op “negatief” gedrag en geen bevorderende werking op “positief” gedrag. Met negatief en positief gedrag bedoel ik gedrag dat eigenlijk gestopt zou moeten worden, respectievelijk bevorderd zou moeten worden, door het verwachtingsmechanisme. Mensen met ADHD worden dus eigenlijk gedreven door impulsen, hier wordt naar gehandeld omdat de reacties op deze impulsen niet gestopt worden.
Sociale visie
De tweede stroming zoekt de oorzaak van ADHD in de
sociale factoren. Hierbij bepaalt de sociale omgeving of ADHD ontstaat. Hierbij wordt niet gedacht aan een neurologische dysfunctie maar aan een psychische stoornis. Binnen deze visie bestaan twee denkbeelden. De ene redenering richt zich met name op de directe sociale omgeving van het individu, de andere redenering richt zich op een breder sociologisch aspect waarbij de maatschappij bepalend zou zijn voor het gedrag.
Het sociale model
Volgens dit model zijn de sociale omgeving waarin een kind opgroeit en de opvoeding die hiermee gepaard gaat bepalend voor het ontstaan van ADHD. De sociale omgeving waarin een kind opgroeit kan het gezin, de school of de vrije tijdsbesteding betreffen. Van deze drie factoren wordt het falende gezin vooral gezien als de oorzaak van het ADHD-gedrag. Hier zijn de ouders er niet in geslaagd om het kind bij te brengen welk gedrag gepast en welk gedrag ongepast is. Hierdoor zou het kind op een ongepaste manier reageren op bepaalde impulsen. Mensen die deze theorie ondersteunen wijzen op onderzoeken die aantonen dat in problematische gezinnen relatief meer kinderen met ADHD voorkomen.
Naast het gezin kan ook de school een belangrijke oorzaak vormen voor het ontstaan van kinderen die ADHD-gedrag vertonen. De manier van lesgeven is hier doorslaggevend. Disciplinair optreden van leerkrachten en het uitdelen van strenge straffen zouden ADHD stimuleren. Deze negatieve manier van omgaan met kinderen zou sterke invloed hebben op het gedrag.
Volgens dit model bepalen niet alleen de ouders en de leraren het ontstaan van ADHD. Traumatische gebeurtenissen in de jeugd kunnen ook leiden tot ADHD-gedrag. Hierbij kan wordt vaak verwezen naar echtscheidingen, het overlijden van een gezinslid en het doormaken van een ernstige ziekte of het ondergaan van een ingrijpende operatie. Kinderen worden hierdoor uit balans gebracht en rusteloos en ongedurig gedrag kunnen hiervan het gevolg zijn.
Het sociologische model
In dit model wordt op twee verschillende manieren geredeneerd. Ofwel de
sociaal-economische status waarin een kind opgroeit zou het ADHD-gedrag bepalen. In sociaal-economisch lagere kringen komen, statistisch gezien, relatief meer kinderen met ADHD voor. Dat zou aantonen dat de opvoedingsstijl, die per sociale klasse verschilt, invloed zou hebben op ADHD.
Aan de andere kant wordt gewezen op het
verschil in culturen. In sommige culturen wordt ADHD wel en in andere culturen niet als een probleem ervaren. Hierbij ligt een verschil in normen en waarden ten grondslag aan het ADHD-gedrag. Dit geldt ook voor de subculturen die met name in grote steden naast elkaar bestaan. Bij deze laatste redenering wordt ADHD eerder gezien als een product van de maatschappij en niet zozeer als ziekte of stoornis.
Sociaalbiologische visie
Ten slotte is er een derde stroming. Deze visie combineert de twee eerder beschreven stromingen. Binnen deze visie wordt aangenomen dat een
wisselwerking tussen aanleg en omgeving een verklaring is voor ADHD. Deze visie wordt door velen gezien als de juiste verklaring.
Het interactieve model
Dit model beschrijft hoe een relatie tussen de aanleg en de omgeving een verklaring kan zijn voor ADHD. Mensen die dit model aanhangen verschillen echter van mening over de invloed die deze twee factoren hebben. Sommigen denken dat het opvoedingsproces een hoofdrol speelt en dat de biologische component hierbij maar een bijrol vervult. Anderen denken juist dat de neurologische dysfunctie de belangrijkste factor is en dat opvoeding hier slechts kan bijsturen. Kortom, de wetenschap is er nog niet achter. Bovendien kan de verhouding in invloed tussen aanleg en omgeving zeer verschillen per individu.
Goodman & Stevenson en Van der Ploeg & Bruininks
In epidemiologisch onderzoek is nog niet veel aandacht besteed aan ADHD en de mate waarin biologische en sociale factoren een bijdrage leveren tot het ontstaan hieraan. Eén van de onderzoeken die hier wel betrekking op heeft is het tweelingenonderzoek van Goodman & Stevenson (1989). Zij onderzochten in welke mate verschillende factoren bijdragen tot het ontstaan van ADHD. In tabel 1 zijn de resultaten getoond. De resultaten zijn iets te simpel om geloofwaardig te worden geacht.
Oorzaken van ADHD volgens Goodman & Stevenson:
Erfelijke factoren | 40% |
Gemeenschappelijke omgeving | 20% |
Ongunstige gezinsfactoren | 8% |
Perinatale factoren | 2% |
Overige | 30% |
Als vervolg op het onderzoek van Goodman & Stevenson onderzochten Van der Ploeg & Bruininks in 1996 ook de oorzaken van ADHD. Zij onderzochten 160 ADHD-jeugdigen in tehuizen en ze analyseerden interviews met gedragsdeskundigen. Hieronder zijn hun resultaten te zien.
Oorzaken van ADHD volgens Van der Ploeg & Bruininks:
Biologische oorzaak | 63% |
Pedagogische onmacht ouders | 41% |
Affectieve verwaarlozing | 38% |
Pedagogische verwaarlozing | 36% |
Seksueel misbruik | 9% |
Per individu kunnen meerdere oorzaken zijn genoemd
Conclusie
Uit deze studie blijkt dat de biologische oorzaak een grote rol speelt bij het ontstaan van ADHD maar dat alle omgevingsfactoren zeer zeker ook bijdragen. Hoewel er nog grote onduidelijkheid heerst over het ontstaan van ADHD kunnen we toch wel stellen dat een combinatie van aanleg en omgeving de meest waarschijnlijke oorzaak is voor het ontstaan van ADHD.
Lees verder