Afvallen? Leer eerst meer over de weegschaal!

De geschikte weegschaal
De analoge weegschaalEen analoge weegschaal is vaak minder nauwkeurig dan een digitale. De meeste analoge weegschalen hebben een draaischijf. Ga je erop staan, dan komt de draaischijf in beweging. Hij schiet vaak over je daadwerkelijke gewicht heen om uiteindelijk terug te keren naar wat je echt weegt.
Voordeel: deze weegschaal doet het altijd en je hebt geen batterijen nodig.
Nadeel: deze weegschaal is minder nauwkeurig.
De digitale weegschaal
Van de digitale weegschaal zijn honderden soorten in omloop. Je hebt weegschalen die beweren je vetpercentage te meten. Een officiële meting, bijvoorbeeld bij de dokter, diëtist, of bij de sportschool, kan echter afwijken van de meting die de weegschaal doet. Vertrouw hier dus niet blind op en onthoud dat de weegschaal een indicatie geeft. De eenvoudige digitale weegschaal geeft simpelweg je gewicht aan, vaak tot op vijfhonderd of honderd gram nauwkeurig.
Voordeel: deze weegschaal is vrij nauwkeurig.
Nadeel: deze weegschaal heeft batterijen nodig.
Tip: weeg je jezelf vaak in een donkere omgeving? Kies dan voor een LED-display. In een lichte omgeving is LCD beter.
Hoe weeg je jezelf?
Het lijkt simpel: je zet de weegschaal neer en je gaat staan. Toch zijn er enkele zaken waar je tijdens het gebruik van een weegschaal op moet letten. De belangrijkste tip is om te zorgen dat de weegschaal op een vlakke, gladde ondergrond staat. Hierdoor krijg je het meest betrouwbare meetresultaat. Controleer ook af en toe of de batterijen nog goed werken. Tot slot is het belangrijk dat je na enkele jaren je weegschaal vervangt. Hoe ouder de weegschaal, hoe minder betrouwbaar.Hoe vaak wegen?
Het wordt gelukkig steeds vaker terecht gezegd: elke dag op de weegschaal staan heeft geen zin. Eens per week is eigenlijk ook al te vaak. Als je echt in de gaten wilt houden hoe je afvalt, is eens per drie weken of per maand voldoende. Je gewicht kan namelijk schommelen (zie ook hieronder: fluctuaties in je gewicht) en dat werkt demotiverend. Neem jezelf dus voor om je heel af en toe te wegen.
Wanneer wegen?
Om een betrouwbaar getal te zien, kun je je het beste op vaste tijden wegen. Zet bijvoorbeeld in je kalender of agenda een kruisje op elke eerste en derde zaterdagochtend van de maand om tien uur.
Wat zegt het getal op de weegschaal?
Laten we over één ding duidelijk zijn: de weegschaal vertelt je niet ronduit of je te dik bent of niet. Hoe langer je bent, hoe meer je mag wegen. Daarbij geldt ook dat hoe meer je sport, hoe meer spieren je waarschijnlijk hebt. Omdat spieren meer wegen dan vet, kun je er zeer slank uitzien terwijl je meer weegt dan die minder slanke collega die niets aan sport doet.Laat dus je gewicht niet meteen beïnvloeden hoe je je voelt!
Als je (bijvoorbeeld met een goed dieet) gezonder gaat eten en meer gaat sporten, kan het zijn dat je niets afvalt of iets aankomt doordat je spieren opbouwt. Je verliest tegelijkertijd vet, maar door het toenemen van je spiermassa kan je gewicht minder spectaculair naar beneden gaan dan je had gehoopt.
Fluctuaties in je gewicht
Dan heb je ook nog te maken met hormonen. Het is onmogelijk om een maand lang precies hetzelfde te wegen. Sterker nog; zelfs een week kan niet. 's Ochtends weeg je weer wat anders dan 's avonds en je gewicht schommelt gemiddeld twee kilo. Dat wil zeggen dat je opeens twee kilo zwaarder kunt zijn, maar ook twee kilo lichter, zonder dat je er wat voor hoeft te doen. Hoe dit komt? Onder meer doordat je op sommige dagen minder vocht vasthoudt dan op andere dagen. Dit is nog een reden om niet alleen op het getal op de weegschaal te letten maar ook goed in de spiegel te kijken. Zie je er gezonder, fitter uit maar ben je niets afgevallen? Geef dan niet op, want je doet het nog steeds goed.