Bijwerkingen door chemotherapie (behandeling van kanker)
Een behandeling van kanker gebeurt met diverse mogelijke (combinaties van) behandelingen, waaronder bijvoorbeeld chirurgie, radiotherapie, hormoonbehandelingen en ook chemotherapie. Deze kankerbehandeling richt zich tegen cellen die zich snel groeien en snel delen, zoals kankercellen. Chemotherapie werkt door het hele lichaam in tegenstelling tot radiotherapie of chirurgie. Ook enkele snelgroeiende gezonde cellen worden mogelijk getroffen door chemotherapie, zoals de cellen van de huid, het haar, de darmen en het beenmerg. Patiënten die chemotherapie krijgen, ervaren bijgevolg een aantal mogelijke milde tot ernstige bijwerkingen en reacties. De vier meest voorkomende bijwerkingen zijn braken, haaruitval, vermoeidheid en beenmergsuppressie (onderdrukking van de werking van het beenmerg).
Wat is chemotherapie?
In het lichaam worden cellen constant vervangen door een proces van delen en groeien. Wanneer
kanker optreedt, reproduceren cellen zich op een ongecontroleerde manier. Steeds meer kwaadaardige cellen worden op deze manier geproduceerd en gaan dan steeds meer ruimte innemen. Ze verdringen op deze manier de ruimte van de gezonde cellen. Chemotherapiemedicijnen interfereren met het vermogen van een kankercel om zich te delen en zich voort te planten. De arts gebruikt één enkel medicijn of een combinatie van medicijnen. Deze dient de arts rechtstreeks toe in de bloedbaan om kankercellen in het hele lichaam aan te vallen, of anders richt hij de chemotherapie op specifieke kankersites.
Doel van vorm van kankerbehandeling
Het doel van chemotherapie is afhankelijk van het soort kanker en hoe vergevorderd dit is.
Genezing
In sommige gevallen vernietigt de behandeling de kankercellen en zijn ze niet langer in het lichaam aanwezig. Daarna groeien ze in het beste geval niet meer terug, maar soms keert de kanker toch terug.
Beheersing
Door chemotherapie is het soms mogelijk om de verspreiding van kanker naar andere lichaamsdelen te voorkomen, of anders is het met deze medicijnen mogelijk om de groei van de kwaadaardige tumoren te vertragen.
Verlichting
Chemotherapie is soms inzetbaar om tumoren te verkleinen of de
pijn of druk veroorzaakt door bepaalde tumoren te verlichten. Deze tumoren gaan vaak weer opnieuw groeien en symptomen veroorzaken.
Epidemiologie
Chemotherapie wordt wereldwijd gebruikt voor de behandeling van diverse soorten kanker. De keuze voor chemotherapie hangt af van het type kanker, het stadium van de ziekte, en de algehele gezondheid van de patiënt. Het gebruik van chemotherapie varieert sterk afhankelijk van regionale verschillen in kankerincidentie en de beschikbaarheid van medische voorzieningen. Ongeveer 50% van de kankerpatiënten krijgt chemotherapie als onderdeel van hun behandeling. In sommige gevallen wordt chemotherapie curatief toegepast, terwijl het in andere gevallen palliatief wordt ingezet om symptomen te verlichten en de levensduur te verlengen. De prevalentie van chemotherapie varieert wereldwijd, maar het blijft een essentiële behandelingsoptie voor vele kankerpatiënten.
Oorzaken
Chemotherapie is bedoeld om kankercellen te bestrijden die zich ongecontroleerd delen en groeien. Deze cellen kunnen zich verspreiden naar andere delen van het lichaam en gezonde weefsels verdringen. Chemotherapie werkt door de celdeling te verstoren en de voortplanting van kankercellen te verhinderen. Dit gebeurt door in te grijpen op verschillende fasen van de celcyclus. De noodzaak voor chemotherapie ontstaat uit het feit dat kankercellen resistent kunnen zijn tegen andere vormen van behandeling, zoals chirurgie of radiotherapie, vooral wanneer de kanker zich heeft verspreid of in een gevorderd stadium verkeert.
Risicofactoren
De belangrijkste risicofactoren voor kanker die chemotherapie nodig kan maken, zijn genetische aanleg, blootstelling aan carcinogene stoffen zoals tabaksrook en chemicaliën, chronische infecties (bijvoorbeeld met hepatitis B of C), en ongezonde leefstijlen. Bepaalde risicofactoren zoals blootstelling aan straling en het gebruik van hormoontherapie kunnen ook het risico op kanker verhogen, wat chemotherapie noodzakelijk kan maken als de kanker ontstaat.
Diagnose en onderzoeken
Voor het starten van chemotherapie is een grondige diagnose van essentieel belang. Dit omvat vaak een combinatie van beeldvormingstechnieken zoals CT- en MRI-scans, biopsieën om het type en stadium van de kanker te bepalen, en bloedonderzoeken om de algemene gezondheid en bloedwaarden te beoordelen. Regelmatige controles en opvolging tijdens de chemotherapie zijn cruciaal om de effectiviteit van de behandeling te monitoren en om eventuele bijwerkingen of complicaties tijdig te identificeren.
Toediening van medicijnen voor de behandeling van kanker
De medicijnen zijn op verschillende manieren toe te dienen:
- actueel: via crèmevorm op de huid
- een injectie: rechtstreeks in de spieren van de heup, dij of arm, of in het vette gedeelte van de arm, de been of de maag, net onder de huid
- intra-arterieel: rechtstreeks naar de slagader die de kanker voedt, via een naald of een zachte, dunne buis (katheter)
- intraperitoneaal: in de peritoneale holte (bevat organen zoals de lever, de darmen, de maag en de eierstokken); gebeurt tijdens operatie of via een buisje met een speciale poort die de arts plaatst
- intraveneus: via een ader
- oraal: via de mond een pil of een vloeistof in innemen
Symptomen
Tijdens chemotherapie kunnen patiënten verschillende symptomen ervaren als gevolg van de behandeling. Veelvoorkomende symptomen zijn misselijkheid, braken, vermoeidheid, haaruitval, en veranderingen in de huid. Andere symptomen kunnen zijn: pijn op de injectieplaats, een verlaagd aantal bloedcellen, bloedarmoede, en een verhoogd risico op infecties. De symptomen kunnen variëren afhankelijk van de gebruikte chemotherapie en de algehele gezondheid van de patiënt.
Chemotherapie veroorzaakt mogelijk vermoeidheid /
Bron: Concord90, PixabayVoorbeelden van bijwerkingen en reacties
Chemotherapie veroorzaakt tal van mogelijke bijwerkingen en reacties zoals bijvoorbeeld:
Alarmsymptomen
Patiënten moeten alert zijn op bepaalde alarmsymptomen tijdens chemotherapie, zoals aanhoudende koorts, ernstige pijn, oncontroleerbaar braken, en symptomen van infectie zoals roodheid, zwelling, of pus op de injectieplaats. Andere alarmsymptomen zijn plotselinge kortademigheid, ernstige vermoeidheid die niet verbetert, en ongebruikelijke bloedingen of blauwe plekken. Deze symptomen kunnen wijzen op ernstige complicaties en vereisen onmiddellijke medische aandacht.
Algemeen
Wegvloed (extravasatie) van intraveneuze medicijnen
Enkel professioneel opgeleid personeel dient cytotoxische geneesmiddelen (medicijnen die giftig zijn voor cellen) intraveneus (via een ader) toe aan de patiënt. Deze geneesmiddelen veroorzaken ernstige lokale weefselnecrose als er lekkage van de medicatie optreedt buiten de ader. De verzorger moet dan onmiddellijk de infusie stopzetten en lokale maatregelen instellen. Hij moet bijvoorbeeld zoveel mogelijk van het medicijn uit de canule opzuigen (aspireren), vervolgens een zoutoplossing inbrengen in het gebied en tot slot warme kompressen aanbrengen.
Antihistaminica (medicijnen voor de behandeling van een allergische reactie) en
corticosteroïden (krachtige ontstekingsremmers) brengen symptomatische verlichting voor de extravasatie van intraveneuze medicijnen. Dexrazoxane is inzetbaar als
tegengif wanneer een wegvloed van de medicijnen gebeurt door anthracycline.
Laag aantal bloedcellen
Door de chemotherapie is de productie van rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes verlaagd. Een daling van de rode bloedcellen mondt uit in bloedarmoede (
anemie) met symptomen van onder andere
kortademigheid, vermoeidheid en
hartkloppingen. Een verlaagd aantal witte bloedcellen (
neutropenie) leidt tot een zwakker immuunsysteem met een hogere kans op infecties.
Antibiotica verminderen de kans op het ontwikkelen van infecties. Bij een laag aantal bloedplaatjes (
trombocytopenie) loopt een patiënt het risico op bloedstollingsproblemen, bloedingen (zoals
bloedend tandvlees of een
bloedneus),
bloeduitstortingen en
blauwe plekken. Het verlaagde aantal bloedcellen vindt plaats met de meeste cytotoxische geneesmiddelen en is een dosisgerelateerd verschijnsel. Zeer agressieve myelosuppressieve chemotherapie (chemotherapie die de werking het beenmerg onderdrukt) is mogelijk nodig als de arts de behandeling inzet met als doel de patiënt te genezen, ondanks het feit dat deze medicijnen in zeldzame gevallen leiden tot een fatale infectie of bloeding. Bloedarmoede (anemie) en een verlaagd aantal bloedplaatjes (trombocytopenie) zijn te behandelen door transfusies van rode bloedcellen of bloedplaatjes.
Een onmiddellijke interventie is alleszins essentieel bij een beenmergsuppressie. Patiënten met neutropenie (verlaagd aantal
neutrofielen (soort witte bloedcellen) lopen immers een hoog risico op bacteriële infecties en schimmelinfecties, vaak van de darmflora. Patiënten met
koorts > 37,5 ° C en minder dan 0,5 x 109 neutrofielen / L krijgen een onmiddellijke intraveneuze behandeling met breedspectrumantibiotica voor de behandeling van de infectie. De arts past eventueel het soort antibioticum aan op basis van de microbiologische resultaten die hij verkrijgt via een
bloedonderzoek. Hemopoietische groeifactoren zoals G-CSF en perifere bloedstamcellen verkorten bovendien de duur van neutropenie, wat ten goede komt aan patiënten met een hoog risico op infectieuze complicaties.
Haaruitval
Veel maar niet alle cytotoxische geneesmiddelen veroorzaken haarverlies. Het koelen van de hoofdhuid is soms bruikbaar om haarverlies te verminderen, maar over het algemeen is dit neveneffect alleen te verminderen door een deze medicijnen niet te gebruiken. Het haar groeit steeds terug na voltooiing van de chemotherapie.
Misselijkheid en overgeven
De ernst van deze vaak voorkomende bijwerking varieert naargelang het cytotoxisch geneesmiddel dat de arts toedient. Bij 75% van de patiënten is misselijkheid en overgeven te elimineren dankzij het gebruik van moderne
anti-emetica (geneesmiddelen tegen misselijkheid en
braken). Misselijkheid en braken komen vooral voor bij platinaverbindingen (remmen groei van tumoren) en met het medicijn doxorubicine. Hierbij zet de arts dan een stapsgewijs beleid in met meerdere anti-emetica. Bij aanhoudende misselijkheid zet de arts geneesmiddelen zoals cyclizine, haloperidol en levomepromazine, en benzodiazepinen in.
Mucositis (slijmvliesontsteking)
Mucositis is een veel voorkomende bijwerking van chemotherapie. De aandoening weerspiegelt de gevoeligheid van het slijmvlies voor antimitotische middelen (deze stoffen remmen de celdeling = mitose). De patiënt ervaart hevige pijn in het mond- en keelgebied en heeft door de slijmvliesontsteking aan het mondgebied (
stomatitis) slik- en voedingsproblemen. Soms komt de slijmvliesontsteking voor in het gehele darmkanaal wat dan resulteert in levensbedreigende diarree. De behandeling van de slijmvliesontsteking gebeurt met antiseptisch en anti-
candidiasis-mondwater. Indien de patiënt ernstige symptomen ervaart door mucositis, zet de arts een ondersteunende behandeling in via intraveneuze vochttoediening en antibiotica, omdat het slijmvlies een toegangspoort is van darmorganismen.
Verlies van eetlust
Ofwel chemotherapie of de kanker zelf tast mogelijk het
metabolisme van het lichaam aan, wat leidt tot een verlies van eetlust en
gewichtsverlies totdat de kanker in remissie is of totdat de behandeling is beëindigd. De ernst van het verlies van eetlust hangt af van het kankertype kanker en de gekozen chemotherapiebehandeling. Kleinere, frequentere maaltijden eten is doorgaans aanbevolen zodat patiënten meer voeding binnenhouden. Ook drinken patiënten best vloeistoffen via een rietje om de vochtinname op peil te houden. Een nasogastrische sonde is nodig om de patiënt via een buisje te voeden (gaat rechtstreeks via de neus naar de maag).
Vermoeidheid
Vermoeidheid is een veel voorkomende bijwerking van chemotherapie. Dit is vaak het grootste deel van de tijd aanwezig of soms alleen na bepaalde activiteiten. Voldoende rust is nodig en ook vermijden patiënt best inspannende activiteiten. Ernstige vermoeidheid meldt de patiënt best aan de arts daar dit mogelijk wijst op een significante daling van de rode bloedcellen, wat leidt tot bloedarmoede (anemie).
Medicatiespecifieke bijwerkingen
Cardiotoxiciteit (giftig voor het hart)
Cardiotoxiciteit is een zeldzame bijwerking van chemotherapie, meestal geassocieerd met anthracyclines zoals doxorubicine. Het is dosisgerelateerd en valt grotendeels te voorkomen door de cumulatieve totale dosis anthracyclines binnen het veilige bereik te beperken (gelijk aan 450 mg / m2 lichaamsoppervlak cumulatieve dosis doxorubicine). Het is ook mogelijk om de risico’s hierop te verminderen door:
- het gebruik van analoge epirubicine of
- het verlagen van piekconcentraties van geneesmiddelen via preparaten met een vertraagde afgifte (zoals liposomaal doxorubicine of gefractioneerde toedieningsschema's)
Gehoorschade
De toxische effecten van chemotherapie leiden bij sommige patiënten leiden tot een tijdelijk of permanent
gehoorverlies.
Huidproblemen
Door chemotherapie, en dan vooral door 5-fluorouracil, krijgt een patiënt sneller te maken met plantaire
dermatitis (
huiduitslag aan de voetzool) of palmaire dermatitis (
huiduitslag aan de handpalm).
Nefrotoxiciteit (giftig voor de nieren)
Cisplatine (maar niet oxaliplatin of carboplatine), methotrexaat en ifosfamide veroorzaken mogelijk schade aan de nieren. Dit valt te voorkomen door er tijdens de behandeling voor te zorgen dat de patiënt voldoende plast om de geneesmiddelconcentratie in de niertubuli (nierbuisjes) te verminderen alsook door de nierfunctie zorgvuldig te controleren.
Neurotoxiciteit (giftig voor de hersenen)
Neurotoxiciteit komt voornamelijk voor bij het gebruik van vinca-alkaloïden, taxanen en platinaverbindingen (maar niet bij carboplatine). Het is dosisafhankelijk en hoopt zich op. In de meeste gevallen zet de arts de toediening van chemotherapie stop voordat de patiënt een significante
polyneuropathie (aandoening aan meerdere perifere zenuwen) ontwikkelt, die eenmaal vastgesteld slechts gedeeltelijk omkeerbaar is. Vinca-alkaloïden zoals vincristine mag de arts nooit intrathecaal (binnen de hersen- of ruggenmergsvliezen) toedienen, omdat de neurologische schade progressief en fataal is.
Onvruchtbaarheid en vroegtijdige menopauze
Sommige middelen tegen kanker veroorzaken schade aan de geslachtsklieren. Dit geldt vooral voor alkylerende stoffen, maar ook anthracyclines en docetaxel. Dit resulteert in
onvruchtbaarheid en bij vrouwen in het verlies van de productie van eierstokoestrogenen (
voortijdige menopauze), wat mogelijk onomkeerbaar is. Bij mannen moet de arts de opslag van sperma voorafgaand aan chemotherapie aanbieden aan de patiënt wanneer chemotherapie met curatieve (genezende) intentie wordt gegeven. Bij vrouwen is het mogelijk om eicellen te verzamelen die in vitro worden bevrucht en bevroren als embryo's voor een daaropvolgende implantatie. Het herstel van de gonadale functie (functie van de geslachtsklieren) is afhankelijk van de status vóór de behandeling. Bij vrouwen is dit meestal gerelateerd aan de leeftijd waarbij vrouwen jonger dan veertig jaar significant meer ovariumreserve hebben.
Pulmonaire toxiciteit (giftig voor de longen)
Sommige chemotherapeutica zoals bijvoorbeeld door bleomycine tasten de longen aan. Ze veroorzaken dan bijvoorbeeld
ontstekingen in de longcellen die resulteren in een longontsteking (pneumonie). De geneesmiddelen leiden soms ook tot littekenvorming in de longen (
longfibrose) waardoor de longfunctie beperkt is. Bekende longgerelateerde symptomen die optreden tijdens of enkele maanden na de chemotherapiebehandeling zijn een droge
hoest, kortademigheid (vooral bij inspanning), een piepende ademhaling en vermoeidheid. De arts verlaagt het medicijn of zet dit stop en behandelt de
longproblemen ondersteunend.
Secundaire maligniteit
Geneesmiddelen tegen kanker hebben een mutageen potentieel (kans om genetische veranderingen aan te brengen). De ontwikkeling van secundaire maligniteiten, voornamelijk acute leukemie, is een ongewoon maar vooral ongewenst en langdurig neveneffect bij patiënten die genezen zijn van de primaire kankervorm. Vooral alkylerende middelen (een groep van kankermiddelen die zorgen voor de remming van de celdeling) zijn betrokken bij deze complicatie.
Geneesmiddelenresistentie
Geneesmiddelenresistentie is één van de grootste obstakels voor het genezen van kanker met chemotherapie. Sommige tumoren hebben een lage mate van resistentie tegen de beschikbare behandeling en zijn vaak geneesbaar. Dit geldt vooral voor gonadale kiemceltumoren,
Hodgkin-lymfoom en acute leukemie bij kinderen. Vaste tumoren zoals
kleincellige longkanker (
bronchuscarcinoom), borstkanker en eierstokkanker zijn in eerste instantie chemogevoelig, waarbij de meerderheid van de patiënten reageert, maar de meeste patiënten krijgen uiteindelijk te maken met een resistente ziekte. Bij slokdarmkanker, maagkanker en
dikkedarmkanker is er een gemiddelde mate van gevoeligheid, terwijl bij andere tumoren, zoals
pancreaskanker (kanker aan de alvleesklier met
geelzucht),
niet-kleincellige longkanker en een
melanoom (
huidkanker), de ziekte vanaf het begin grotendeels chemoresistent is.
De meeste resistentie treedt op als gevolg van een genetische mutatie (wijziging) en wordt waarschijnlijker naarmate het aantal tumorcellen toeneemt. Geneesmiddelen tegen kanker zijn zelf eveneens in staat om de snelheid van mutatie tot resistentie te verhogen. Een resistentie tegen cytotoxische geneesmiddelen is vaak veelvoudig en is dan bekend als multidrugresistentie (MDR). Zo is een resistentie tegen doxorubicine vaak geassocieerd met resistentie tegen vinca-alkaloïden en epipodofyllotoxinen. Veel andere mechanismen zijn ook betrokken bij de resistentie tegen chemotherapie.
Prognose
De prognose na chemotherapie varieert afhankelijk van meerdere factoren, zoals het type en stadium van de kanker, de respons op de behandeling en de algemene gezondheidstoestand van de patiënt.
Kankertype en stadium
Bij sommige kankers kan chemotherapie leiden tot volledige remissie, wat betekent dat er geen tekenen van kanker meer aanwezig zijn. Dit is vaak het geval bij vroege stadia van kanker of bij zeer responsieve tumoren. In andere gevallen kan de chemotherapie de ziekte slechts stabiliseren of palliatieve verlichting bieden, wat inhoudt dat het de symptomen verlicht zonder de ziekte zelf te genezen. De prognose kan ook worden beïnvloed door de specifieke eigenschappen van de tumor, zoals het genenprofiel en de groei- en metastaseringseigenschappen.
Behandelingsrespons
De respons op chemotherapie kan variëren. Sommige patiënten ervaren een snelle afname van tumorgrootte, terwijl anderen een traag of beperkt antwoord vertonen. De effectiviteit van de behandeling kan ook afhangen van eerdere behandelingen en de aanwezigheid van metastasen. Het is belangrijk dat patiënten regelmatig worden gecontroleerd om de voortgang van de behandeling te evalueren en tijdig aanpassingen in de therapie te kunnen doen indien nodig.
Belang van opvolging
Regelmatige opvolging en monitoring zijn essentieel om de voortgang te evalueren en in te grijpen bij eventuele terugkeer of progressie van de ziekte. Dit omvat beeldvorming, bloedonderzoek en lichamelijke onderzoeken, die allemaal bijdragen aan het vaststellen van de effectiviteit van de behandeling en het tijdig identificeren van eventuele complicaties.
Complicaties
Chemotherapie kan leiden tot verschillende complicaties, die kunnen variëren van mild tot ernstig. Het is belangrijk voor patiënten om zich bewust te zijn van deze mogelijke bijwerkingen en om deze tijdig met hun zorgverleners te bespreken.
Infecties
Een van de meest ernstige complicaties van chemotherapie zijn infecties, die kunnen optreden als gevolg van een verlaagd aantal witte bloedcellen (neutropenie). Dit verhoogt het risico op infecties, wat kan leiden tot ziekenhuisopnames en aanvullende behandelingen.
Bloedarmoede en vermoeidheid
Chemotherapie kan ook leiden tot bloedarmoede, wat zich uit in symptomen zoals vermoeidheid, zwakte en kortademigheid. Vermoeidheid is een veelvoorkomende klacht bij patiënten die chemotherapie ondergaan en kan de dagelijkse activiteiten aanzienlijk beïnvloeden.
Organen en vruchtbaarheid
Langdurige schade aan organen zoals de nieren of lever kan ook optreden, wat kan leiden tot chronische gezondheidsproblemen. Daarnaast kunnen chemotherapie en sommige geneesmiddelen effect hebben op de vruchtbaarheid, wat vooral belangrijk is voor jonge patiënten die in de toekomst kinderen willen. Het is essentieel om voorafgaand aan de behandeling gesprekken te voeren over de mogelijke impact op de vruchtbaarheid en eventuele opties voor vruchtbaarheidsbehoud.
Neurologische effecten
Neurologische effecten, zoals chemobrein, kunnen ook optreden. Patiënten kunnen problemen ondervinden met geheugen, concentratie en andere cognitieve functies. Dit kan de kwaliteit van leven aanzienlijk beïnvloeden.
Veranderingen in uiterlijk
Veranderingen in het uiterlijk, zoals huid- en haarproblemen, zijn ook veelvoorkomende bijwerkingen van chemotherapie. Dit kan psychologisch belastend zijn voor patiënten, en daarom is het belangrijk dat zorgverleners ondersteuning bieden bij het omgaan met deze veranderingen.
Preventie
Hoewel chemotherapie zelf niet kan worden voorkomen, kan het risico op kanker verminderd worden door gezonde leefstijlen en preventieve maatregelen.
Gezonde levensstijl
Het vermijden van roken en het beperken van alcoholconsumptie zijn cruciale stappen in het verminderen van het risico op kanker. Roken is een bekende risicofactor voor veel soorten kanker, en het stoppen kan de algehele gezondheid aanzienlijk verbeteren.
Voeding en lichaamsbeweging
Het handhaven van een gezonde voeding en regelmatige lichaamsbeweging zijn ook belangrijke factoren in het verminderen van het risico op kanker. Voedingsmiddelen die rijk zijn aan antioxidanten, vezels en essentiële voedingsstoffen kunnen het immuunsysteem ondersteunen en helpen bij het bestrijden van kankerverwekkende stoffen.
Regelmatige medische controles
Het ondergaan van regelmatige medische controles en screenings is essentieel voor de vroege opsporing van kanker. Dit geldt vooral voor mensen met een verhoogd risico op bepaalde soorten kanker, zoals degenen met een familiale geschiedenis van de ziekte. Vroegtijdige opsporing kan de behandelopties uitbreiden en de prognose verbeteren.
Preventieve behandelingen
Voor mensen met een verhoogd risico op bepaalde soorten kanker kunnen preventieve behandelingen en regelmatige monitoring aanbevolen worden. Dit kan onder meer het gebruik van profylactische medicatie of operaties omvatten, afhankelijk van het type kanker en de individuele risicofactoren.
Het is belangrijk voor patiënten om zich bewust te zijn van deze factoren en samen met hun zorgverleners een plan te ontwikkelen dat hen ondersteunt in hun strijd tegen kanker en de bijbehorende behandelingen.
Lees verder