Depersonalisatiestoornis: Verstoorde perceptie van lichaam

- Dissociatieve stoornis
- Epidemiologie
- Prevalentie en incidentie
- Geografische en culturele verschillen
- Socio-economische en demografische kenmerken
- Mechanisme
- Dissociatie en neurologische factoren
- Psychologische factoren en stress
- Neurochemische onbalans
- Oorzaken van depersonalisatiestoornis
- Risicofactoren
- Genetische predispositie
- Psychologische en traumatische ervaringen
- Chronische stress en angst
- Verslaving en middelenmisbruik
- Risicogroepen
- Jongeren en adolescenten
- Mensen met een voorgeschiedenis van trauma
- Patiënten met angststoornissen of depressie
- Mensen met een familiegeschiedenis van dissociatieve stoornissen
- Symptoom van andere aandoeningen
- Symptomen
- Alarmsymptomen
- Gevoelens van onwerkelijkheid
- Verlies van zelfidentiteit
- Verlies van emoties en gevoelloosheid
- Paniek en angst
- Diagnose en onderzoeken
- Behandeling van Depersonalisatie
- Psychotherapie
- Medicatie
- Gezinstherapie
- Creatieve therapie
- Klinische hypnose
- Prognose
- Zelfbeperkende aard van de stoornis
- Chronische vormen van depersonalisatie
- Behandelbaarheid en behandelresultaten
- Complicaties van depersonalisatiestoornis
- Preventie van depersonalisatiestoornis
- Vermijden van trauma en stress
- Vroegtijdige interventie
- Psychologische ondersteuning voor risicogroepen
- Praktische tips voor het omgaan met depersonalisatiestoornis
- Neem deel aan therapie
- Creëer een gezond en evenwichtig voedingspatroon
- Zorg voor een goede slaap
- Leer ontspanningstechnieken
- Misvattingen rond depersonalisatiestoornis
- Depersonalisatiestoornis is hetzelfde als schizofrenie
- Depersonalisatie komt alleen voor bij psychische stoornissen
- Mensen met depersonalisatiestoornis zijn gevaarlijk
- Depersonalisatiestoornis is altijd chronisch
- Depersonalisatie wordt veroorzaakt door drugsgebruik
- Er is geen effectieve behandeling voor depersonalisatiestoornis
- Iedereen ervaart af en toe depersonalisatie, dus het is geen probleem
Dissociatieve stoornis
Depersonalisatiestoornis is een vorm van een dissociatieve stoornis. Dissociatieve stoornissen zijn psychische aandoeningen waarbij er een verstoring is in het geheugen, het bewustzijn, de identiteit en/of de perceptie. Wanneer een of meer van deze functies aangetast zijn, kan de patiënt symptomen van depersonalisatie ervaren. Deze symptomen interfereren vaak met het dagelijks leven, zoals sociale en werkactiviteiten en relaties.Epidemiologie
Depersonalisatiestoornis, ook wel depersonalisatie-derealisatiestoornis genoemd, is een dissociatieve stoornis die gekarakteriseerd wordt door gevoelens van onwerkelijkheid en het losgekoppeld zijn van het eigen lichaam of geest. Het komt voor bij een relatief klein percentage van de bevolking, maar kan ernstige gevolgen hebben voor de kwaliteit van leven van de betrokken patiënten.Prevalentie en incidentie
De prevalentie van depersonalisatiestoornis wordt geschat op ongeveer 2% van de algemene bevolking. De incidentie varieert, maar het komt vaak voor bij adolescenten en jongvolwassenen, waarbij het een piek vertoont tijdens de late tienerjaren en vroege twintig. De stoornis kan ook in latere levensfasen beginnen, hoewel dit minder frequent voorkomt.Geografische en culturele verschillen
Er is enige variabiliteit in de prevalentie van depersonalisatiestoornis op basis van geografische en culturele contexten. Het komt vaker voor in westerse landen, hoewel er beperkte gegevens zijn uit niet-westerse regio's. Cultuur kan invloed hebben op de manier waarop symptomen worden ervaren en gerapporteerd, maar het is niet duidelijk in hoeverre culturele factoren bijdragen aan de prevalentie van de stoornis.Socio-economische en demografische kenmerken
Er is geen significant verschil in de prevalentie van depersonalisatiestoornis op basis van sociaaleconomische status, hoewel de ernst van de stoornis kan variëren afhankelijk van toegang tot zorg en de mate van psychische stress die een persoon ervaart. De stoornis komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen, hoewel de genderdistributie niet sterk uitgesproken is.Mechanisme
Het mechanisme achter depersonalisatiestoornis is nog niet volledig begrepen, maar wordt vaak geassocieerd met een verstoring van de normale perceptie van zelf en omgeving. Het is een complex samenspel van biologische, psychologische en omgevingsfactoren.Dissociatie en neurologische factoren
Depersonalisatiestoornis wordt beschouwd als een dissociatieve stoornis, waarbij patiënten een verstoorde zelfervaring ervaren, wat kan worden veroorzaakt door een verminderde verbinding tussen hersengebieden die verantwoordelijk zijn voor zelfperceptie, geheugen en emoties. Studies hebben aangetoond dat verstoringen in de hersenstructuren die betrokken zijn bij deze functies, zoals de temporale kwabben en de hersenstam, een rol kunnen spelen.Psychologische factoren en stress
Psychologisch gezien wordt depersonalisatie vaak in verband gebracht met trauma, ernstige stress of angststoornissen. Patiënten die een geschiedenis van misbruik, verlies van een geliefde of andere ingrijpende gebeurtenissen hebben meegemaakt, lopen een hoger risico op het ontwikkelen van depersonalisatie. Langdurige periodes van angst of paniek kunnen het gevoel van zelfvervreemding versterken.Neurochemische onbalans
Er is ook bewijs dat neurochemische factoren een rol spelen bij depersonalisatiestoornis. Verstoring van neurotransmitters zoals serotonine en dopamine, die betrokken zijn bij stemming en zelfperceptie, kan bijdragen aan de ontwikkeling van dissociatieve symptomen. Verhoogde niveaus van stresshormonen zoals cortisol kunnen de hersenen beïnvloeden en bijdragen aan het ontstaan van depersonalisatie.Oorzaken van depersonalisatiestoornis
Anno augustus 2024 is er nog steeds weinig bekend over de exacte oorzaken van depersonalisatiestoornis. Wel spelen biologische, psychologische en omgevingsfactoren een rol. Intense stress of traumatische gebeurtenissen, zoals oorlog, misbruik, ongelukken, rampen of extreem geweld, zijn mogelijke uitlokkende factoren.Risicofactoren
Er zijn verschillende risicofactoren die de kans vergroten dat iemand depersonalisatiestoornis ontwikkelt. Deze risicofactoren zijn zowel genetisch als omgevingsgebonden.Genetische predispositie
Er is enige aanwijzing dat genetische factoren een rol spelen bij de aanleg voor depersonalisatiestoornis. Patiënten met een familiegeschiedenis van dissociatieve stoornissen of andere psychische aandoeningen, zoals angststoornissen of depressie, kunnen een verhoogd risico lopen.Psychologische en traumatische ervaringen
Trauma, zoals fysieke of emotionele mishandeling in de kindertijd, kan een belangrijke risicofactor zijn voor het ontwikkelen van depersonalisatiestoornis. Andere stressvolle levensgebeurtenissen, zoals verlies, misbruik of een plotselinge verandering in het leven, kunnen ook bijdragen aan het ontstaan van de stoornis.Chronische stress en angst
Langdurige blootstelling aan stress en angst kan bijdragen aan de ontwikkeling van depersonalisatie. Patiënten met chronische angststoornissen, zoals gegeneraliseerde angststoornis of posttraumatische stressstoornis (PTSS), lopen een verhoogd risico op depersonalisatie als gevolg van de voortdurende psychologische belasting.Verslaving en middelenmisbruik
Middelenmisbruik, waaronder alcohol- en drugsmisbruik, kan de ontwikkeling van depersonalisatiestoornis bevorderen. Het gebruik van psychoactieve stoffen kan de hersenfunctie beïnvloeden, wat mogelijk dissociatieve symptomen uitlokt. Daarnaast kan middelenmisbruik leiden tot verhoogde stress, wat het risico vergroot.Risicogroepen
Bepaalde groepen lopen een verhoogd risico op het ontwikkelen van depersonalisatiestoornis. Deze risicogroepen worden gekarakteriseerd door specifieke psychologische, sociale of biologische factoren.Jongeren en adolescenten
Depersonalisatiestoornis komt vaak voor bij jongeren, vooral adolescenten die met belangrijke psychologische stressfactoren worden geconfronteerd, zoals academische druk, sociale isolatie of veranderingen in het gezin. Het begin van de stoornis valt vaak samen met de overgangsfase naar volwassenheid.Mensen met een voorgeschiedenis van trauma
Patiënten die in hun verleden ernstige trauma’s hebben ervaren, zoals fysiek of seksueel misbruik, hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van depersonalisatie. Traumatische ervaringen kunnen de cognitieve verwerking en zelfperceptie verstoren, wat kan leiden tot dissociatieve symptomen.Patiënten met angststoornissen of depressie
Mensen met een geschiedenis van angststoornissen of depressie lopen een verhoogd risico op depersonalisatiestoornis. Angstige gedachten en depressieve gevoelens kunnen de manier waarop iemand zichzelf en de wereld om hen heen waarneemt, verstoren, wat leidt tot een gevoel van onwerkelijkheid.Mensen met een familiegeschiedenis van dissociatieve stoornissen
Een familiegeschiedenis van dissociatieve stoornissen, zoals de depersonalisatiestoornis of dissociatieve identiteitsstoornis, kan het risico verhogen. Genetische aanleg speelt een rol bij de ontwikkeling van dissociatieve stoornissen, en het is mogelijk dat erfelijke factoren het kwetsbare individu gevoelig maken voor deze aandoeningen.Symptoom van andere aandoeningen
Depersonalisatie kan ook een symptoom zijn van andere aandoeningen, waaronder bepaalde vormen van drugsmisbruik, persoonlijkheidsstoornissen, epileptische aanvallen, en bepaalde neurologische aandoeningen. Daarnaast kan depersonalisatie optreden na het ervaren van een gevaarlijke situatie, zoals een aanval, een ongeval of een ernstige ziekte.Symptomen
Het belangrijkste symptoom van een depersonalisatiestoornis is een verstoorde perceptie van het eigen lichaam. De patiënt kan het gevoel hebben een robot te zijn, in een droom te leven, of de wereld om zich heen waar te nemen alsof hij naar een film kijkt in plaats van hier deel van uit te maken. Deze verstoring van het zelfbewustzijn gaat vaak gepaard met een gevoel van volledige onthechting, gekenmerkt door een afwezigheid van emoties, zowel positieve als negatieve. Ondanks deze vervreemde gevoelens, verliezen patiënten niet het contact met de realiteit; ze beseffen dat hun ervaringen niet overeenkomen met de werkelijkheid. Veel patiënten ervaren depersonalisatie tijdens een paniekaanval, waarbij de depersonalisatie het hoogtepunt is van hun angst. Sommige patiënten vrezen gek te worden, wat kan leiden tot depressie, angst of paniek. Voor sommigen zijn de symptomen mild en kortdurend (enkele minuten), terwijl anderen chronische of terugkerende symptomen ervaren die het dagelijks functioneren ernstig kunnen verstoren.Alarmsymptomen
Depersonalisatiestoornis kan zich geleidelijk ontwikkelen en symptomen kunnen variëren van mild tot ernstig. Er zijn specifieke symptomen die als alarmsignalen moeten worden opgevat.Gevoelens van onwerkelijkheid
Een van de belangrijkste symptomen van depersonalisatiestoornis is het gevoel van onwerkelijkheid of het idee dat de wereld om de patiënt heen niet echt is. Dit kan gepaard gaan met gevoelens van distantie of vervreemding van zichzelf, waarbij men zichzelf niet meer als het eigen "zelf" ervaart.Verlies van zelfidentiteit
Patiënten kunnen het gevoel hebben dat hun identiteit vervaagt of dat ze niet meer in controle zijn over hun eigen lichaam en gedachten. Dit kan variëren van lichte vervreemding tot een volledige ontkenning van de eigen realiteit.Verlies van emoties en gevoelloosheid
Patiënten met depersonalisatiestoornis kunnen een verminderd gevoel van emotionele verbondenheid ervaren, wat kan leiden tot gevoelloosheid of vervlakking van emoties. Dit kan het vermogen om zich in te leven in anderen of om emoties op een natuurlijke manier te ervaren, ernstig beïnvloeden.Paniek en angst
Hoewel depersonalisatiestoornis op zichzelf een angstige toestand kan veroorzaken, kunnen de symptomen ook een paniekaanval uitlokken. Het gevoel van losgekoppeld te zijn van de realiteit kan beangstigend zijn en kan leiden tot verhoogde angst of depressie.
Diagnose en onderzoeken
Wanneer een patiënt symptomen van een depersonalisatiestoornis vertoont, begint de arts doorgaans met het doorlopen van de volledige medische geschiedenis en het uitvoeren van een lichamelijk onderzoek. Anno augustus 2024 zijn er geen specifieke laboratoriumtesten beschikbaar om dissociatieve stoornissen zoals depersonalisatie direct te diagnosticeren. De arts zal echter diverse diagnostische onderzoeken inzetten om andere mogelijke oorzaken van de klachten uit te sluiten, zoals beeldvormende onderzoeken en bloedonderzoeken. Fysieke aandoeningen of bijwerkingen van medicijnen kunnen ook symptomen veroorzaken die lijken op die van depersonalisatie. Als lichamelijke oorzaken zijn uitgesloten, kan een doorverwijzing naar een psycholoog of psychiater noodzakelijk zijn. Deze specialisten gebruiken specifieke interviews en beoordelingsinstrumenten om een diagnose van dissociatieve stoornis te stellen.Behandeling van Depersonalisatie
De meeste patiënten met een depersonalisatiestoornis die behandeling zoeken, maken zich vaak meer zorgen over symptomen zoals depressie of angst, dan over de stoornis zelf. In veel gevallen verdwijnen de symptomen vanzelf met de tijd.Behandeling is meestal alleen nodig als de stoornis aanhoudend of recidiverend is, of als de symptomen bijzonder verontrustend zijn voor de patiënt. De arts zal zich richten op het verminderen van de stress die bijdraagt aan depersonalisatie. De meest geschikte behandelmethode hangt af van de individuele patiënt en de ernst van de symptomen.
Psychotherapie
Psychotherapie is vaak de voorkeursbehandeling voor depersonalisatie. Dit type therapie maakt gebruik van psychologische technieken om patiënten te helpen hun gedachten en gevoelens over psychologische conflicten beter te begrijpen en te communiceren, wat kan bijdragen aan depersonalisatie. Cognitieve therapie, een specifiek type psychotherapie, richt zich op het veranderen van disfunctionele denkpatronen en het verbeteren van copingstrategieën.
Medicatie
In de meeste gevallen worden geen specifieke medicijnen voorgeschreven voor depersonalisatiestoornissen. Echter, als een patiënt ook lijdt aan depressie of angst, kunnen antidepressiva of medicatie voor angststoornissen (anti-angstmedicatie) nuttig zijn. Antipsychotica kunnen ook helpen bij symptomen zoals ongeordend denken en verstoorde waarnemingen die gerelateerd zijn aan depersonalisatie.Gezinstherapie
Gezinstherapie kan nuttig zijn om het gezin te informeren over de stoornis en de oorzaken ervan. Het helpt gezinsleden om de symptomen van een terugval te herkennen en effectief te reageren.Creatieve therapie
Creatieve therapieën zoals kunsttherapie, muziektherapie en andere vormen van expressieve therapie helpen patiënten om hun gedachten en gevoelens op een veilige en creatieve manier te verkennen en te uiten. Deze therapieën kunnen bijdragen aan emotionele verwerking en zelfontdekking.Klinische hypnose
Klinische hypnose maakt gebruik van diepe ontspanning, concentratie en gerichte aandacht om een gewijzigde bewustzijnstoestand te bereiken. Dit kan patiënten helpen om gedachten, gevoelens en herinneringen te ontdekken die anders misschien onbewust zouden blijven.Prognose
De prognose voor mensen met depersonalisatiestoornis varieert afhankelijk van de ernst van de symptomen, de tijdigheid van de behandeling en de aanwezigheid van comorbide aandoeningen.Zelfbeperkende aard van de stoornis
Bij sommige patiënten kunnen de symptomen van depersonalisatiestoornis na verloop van tijd vanzelf verminderen of verdwijnen. Dit komt vaker voor wanneer de stoornis niet ernstig is en er geen bijkomende psychische aandoeningen aanwezig zijn.Chronische vormen van depersonalisatie
In gevallen van chronische depersonalisatie kunnen de symptomen aanhouden of in ernst toenemen. Chronische depersonalisatie kan de levenskwaliteit ernstig beïnvloeden, wat leidt tot langdurige stress en psychologische belasting.Behandelbaarheid en behandelresultaten
Therapie, zoals cognitieve gedragstherapie (CGT) en psychotherapie, kan effectief zijn in het verminderen van de symptomen van depersonalisatiestoornis. Bij tijdige behandeling kunnen de meeste patiënten een aanzienlijke verbetering ervaren. Echter, bij sommige patiënten kunnen de symptomen persistenter zijn.Complicaties van depersonalisatiestoornis
Hoewel depersonalisatiestoornis zelf niet vaak leidt tot ernstige complicaties, kunnen de symptomen ernstige gevolgen hebben voor de dagelijkse levenskwaliteit van de patiënt. Mogelijke complicaties zijn onder andere:- Chronische angst en depressie: Aanhoudende depersonalisatie kan leiden tot ernstige angst of depressie.
- Problemen met dagelijks functioneren: De symptomen kunnen het vermogen van de patiënt om normaal te functioneren in het dagelijks leven belemmeren, wat kan leiden tot problemen op het werk of in sociale relaties.
- Verhoogd risico op zelfmoord: In ernstige gevallen kan de aanhoudende onthechting en de psychische belasting leiden tot gedachten aan zelfmoord.