Dementie, vergeetachtigheid en voorkomen
Dementie wordt vaak verward met vergeetachtigheid. Maar dementie is veel meer dan dat. Als men op oudere leeftijd te maken krijgt met stoornissen in het geheugen, de stemming en het gedrag, welke zo ernstig zijn dat iemand niet goed meer kan functioneren in het dagelijks leven, kan er over dementie worden gesproken.
Dementie
Dementie algemeen
Dementie is een syndroom, oftewel een verzamelnaam voor aandoeningen. Dementie kun je in drie stadia onderscheiden: lichte dementie, matige dementie en diepe dementie. Er zijn verschillende oorzaken en ziekten die tot de verschijnselen van dementie kunnen leiden. Meestal is het eerste verschijnsel van dementie vergeetachtigheid. Hierbij gaat het vooral om dingen die kort geleden zijn gebeurd of gezegd. Het lange termijn geheugen functioneert echter nog goed. Maar dementie is meer dan alleen vergeetachtigheid. Dementie is het achteruit gaan van het geestelijk functioneren. Dit wordt gekenmerkt door combinaties van meervoudige stoornissen in het geheugen, de stemming en het gedrag. Als kernmaatstaf wordt hier de ontwikkeling van meerdere cognitieve stoornissen voor genomen. Met verstoring in cognitieve functies bedoeld men verstoring van waarneming, aandacht, concentratie, geheugen, oriëntatie, taalgebruik en vaardigheden. Het vermogen om nieuwe informatie te leren of zich eerder geleerde informatie te herinneren is verminderd. Er ontstaan problemen met het spreken en begrijpen van taal, het uitvoeren van dagelijkse handelingen en het herkennen van mensen en dingen. Een dementerende kan in de war zijn met welke dag het is en kan last hebben van stemmingswisselingen. Pas als een aantal van deze problemen voorkomen en zo ernstig zijn dat iemand niet goed meer kan functioneren in het dagelijks leven, kan er over dementie worden gesproken.
Vergeetachtigheid
Iedereen heeft wel eens te maken met vergeetachtigheid. Vergeetachtigheid is een heel normaal verschijnsel bij het ouder worden. Hoe kun je nu zien of iemand alleen vergeetachtig is, of er sprake is van een ernstiger probleem, namelijk dementie? Als eerste voorbeeld nemen we een avondmaal van een week geleden. In tegenstelling tot een normaal vergeetachtig persoon die alleen de details vergeet (Wat hij/zij precies heeft gegeten), vergeet een dementerend persoon de hele situatie (Het hele diner). Als tweede voorbeeld nemen we een naam van een persoon. Bij vergeetachtigheid weet je het wel, maar kun je er niet op komen. Als de naam vervolgens wordt genoemd, herinner je het je weer. De herkenning is dus wel normaal. Bij dementie echter is de informatie helemaal uit het geheugen verdwenen, en vindt er ook geen herkenning plaats. Bij vergeetachtigheid kun je nog nieuwe informatie opnemen, maar bij dementie komt er weinig of geen nieuwe informatie meer in het geheugen omdat het vermogen om nieuwe informatie te leren afneemt. Ook dingen die een dementerend persoon eerder wel wist, zoals namen van mensen of het smeren van een boterham, kunnen worden vergeten. Gewone vergeetachtigheid heeft geen invloed op het dagelijks leven. Dementie daarentegen wel. Er ontstaan moeilijkheden bij dagelijkse handelingen, zoals aankleden of koken. Men verdwaalt in bekende omgeving en er ontstaan problemen bij het beoordelen van alledaagse situaties.
Voorkomen
Huisartsregistraties
Dementie komt voornamelijk voor op hogere leeftijd en de kans op dementie neemt toe naarmate men ouder wordt. Dementie komt op jongere leeftijd niet méér voor bij vrouwen dan mannen of andersom. Uit huisartsregistraties is gebleken dan er in 2003 naar schatting 21.900 mannen en 48.800 vrouwen met dementie bekend zijn bij de huisarts. Dit is 2,7 per 1.000 mannen en 6,0 per 1.000 vrouwen. Deze gegevens hebben betrekking op personen die zelfstandig of in een verzorgingstehuis wonen.
Geschatte jaarprevalentie (per 1.000) en incidentie (per 1.000 per jaar) volgens de huisartsenregistraties in 2003 (De prevalentie van een aandoening is het aantal gevallen per duizend of per honderdduizend op een specifiek moment in de bevolking.):
Tabel 1. Prevalentie en indidentie mannen en vrouwen uit leeftijdscategorie 0 tot en met 49 jaar |
Leeftijd | Prevalentie Mannen | Prevalentie Vrouwen | Indidentie Mannen | Incidentie Vrouwen |
0-4 | 0.00 | 0.00 | 0.00 | 0.00 |
5-9 | 0.00 | 0.00 | 0.00 | 0.00 |
10-14 | 0.00 | 0.00 | 0.00 | 0.00 |
14-19 | 0.00 | 0.00 | 0.00 | 0.00 |
20-24 | 0.09 | 0.26 | 0.07 | 0,07 |
25-29 | 0.00 | 0.00 | 0.00 | 0.00 |
30-34 | 0.00 | 0.00 | 0.00 | 0.00 |
35-39 | 0.00 | 0.13 | 0.00 | 0.05 |
40-44 | 0.00 | 0.14 | 0.00 | 0.00 |
45-49 | 0.00 | 0.00 | 0.03 | 0.00 |
Tabel 2. Prevalentie en incidentie mannen en vrouwen uit leeftijdscategorie 50 tot en met 85 jaar en ouder
|
Leeftijd | Prevalentie Mannen | Prevalentie Vrouwen | Indidentie Mannen | Incidentie Vrouwen |
50-54 | 0.31 | 0.02 | 0.06 | 0.02 |
55-59 | 0.73 | 0.23 | 0.10 | 0.15 |
60-64 | 2.43 | 0.74 | 0.29 | 0.21 |
65-69 | 3.70 | 5.73 | 0.92 | 1.07 |
70-74 | 10.98 | 8.54 | 2.25 | 1.90 |
75-79 | 26.80 | 35.13 | 6.23 | 6.57 |
80-84 | 47.97 | 61.36 | 9.49 | 15.33 |
85+ | 99.04 | 123.63 | 19.15 | 24.23 |
Bron: de jaarprevalentie is het gemiddelde van CMR-Nijmegen e.o., RNUH-LEO, RNH-Limburg en Transitieproject, de incidentie is het gemiddelde van CMR-Nijmegen e.o., LINH, RNUH-LEO, RNH-Limburg en Transitieproject.
Bevolkingsonderzoek
Uit een bevolkingsonderzoek van 1990-1993 door bureau voor markt en beleidsonderzoek ERGO bij mensen die zelfstandig wonen of in een verzorgingstehuis verblijven, blijkt dat deze schatting te laag is. Als de schattingen van dit onderzoek nog steeds gelden, zou dit betekenen dat in 2003 7,0 per 1.000 mannen en 16,1 per 1.000 vrouwen dement zouden zijn. Dit is ruim twee keer zo hoog als op basis van de huisartsregistraties. Bij elkaar opgeteld zal dit komen op 190.000 mensen met dementie.
Tabel 3. Prevalentie mannen en vrouwen uit de leeftijdscategorie 55 tot 85 jaar en ouder |
Leeftijd | Mannen | Vrouwen |
55-59 | 2.0 | 5.8 |
60-64 | 4.8 | 3.7 |
65-69 | 8.0 | 9.5 |
70-74 | 20.3 | 21.1 |
75-79 | 60.3 | 62.0 |
80-84 | 137.3 | 192.9 |
85+ | 316.2 | 356.0 |
Tabel 4. Incidentie mannen en vrouwen uit de leeftijdscategorie 55 tot 85 jaar en ouder |
Leeftijd | Mannen | Vrouwen |
55-59 | 1.1 | 0.8 |
60-64 | 1.1 | 0.8 |
65-69 | 0.8 | 1.9 |
70-74 | 4.5 | 3.6 |
75-79 | 14.8 | 17.8 |
80-84 | 25.1 | 25.2 |
85+ | 28.7 | 58.3 |
Bron: bevolkingsonderzoek: ERGO (55 jaar en ouder; 1990-1993).
Verklaring van verschillen
Het verschil voor de lagere prevalentie in huisartsregistraties in vergelijking met gegevens uit het bevolkingsonderzoek is te verklaren. Ten eerste kan de omgeving van de dementerende persoon de symptomen van dementie niet herkennen. Men kan ook denken dat er niets aan te doen is waardoor de huisarts dit niet of pas later te horen krijgt. Daarnaast kan de huisarts niet helemaal zeker zijn of de persoon wel aan dementie lijdt of niet. In het bevolkingsonderzoek van de ERGO zijn mensen die mogelijk de ziekte van Alzheimer hebben meegeteld. Ook kan de huisarts een dementerend persoon niet herkennen.
Verpleegtehuizen
Zowel in het ERGO-onderzoek als in de huisartsenregistraties zijn patiënten met dementie die in een verpleegtehuis zijn opgenomen niet meegeteld. Gebaseerd op gegevens uit de Landelijke Zorgregistratie Verpleegtehuizen (LZV) en het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten (CAK) is gebleken dat het aantal personen met dementie in een verpleegtehuis in 2003 geschat wordt op 30.900. Volgens de Gezondheidsraad is bij ongeveer 53% van de verpleeghuisbewoners in Nederland de diagnose dementie gesteld. Uit alle bekende gegevens kan gesteld worden dat 18% van de patiënten met dementie in een verpleegtehuis verblijft en 17% in een verzorgingstehuis. De overige 65% woont zelfstandig. Bij deze 65% horen zowel de mensen met dementie die bij hun huisarts bekend zijn als de mensen met dementie die niet bij hun huisarts bekend zijn.
Nieuw patiënten
Het aantal nieuwe patiënten met dementie in 2003 in Nederland wordt volgens huisartsenregistraties geschat op 0,6 per 1.000 mannen en 1,3 per 1.000 vrouwen per jaar (dit zijn 4.500 mannen en 10.300 vrouwen). Echter door een al ouder bevolkingsonderzoek ERGO uit 1993-1994 wordt een schatting gemaakt van 1,2 per 1.000 mannen en 2,8 per 1.000 vrouwen. 73% van de nieuwe gevallen met dementie heeft te maken met de ziekte van Alzheimer. Vasculaire dementie komt bij 14% van de nieuwe gevallen voor en bij de overige 13% een andere vorm van dementie.
Deze gegevens zijn op basis van het bevolkingsonderzoek eveneens hoger dan bij de schattingen op basis van huisartsenregistraties. Ook dit is te verklaren op basis van de zelfde oorzaken bij de verschillen in aantallen: verschillende definities en personen met dementie komen niet bij de huisarts of worden niet herkend door de huisarts.
Sterftegevallen
Dementie hoort bij vrouwen tot de top vijf van ziekten met het hoogste sterftecijfer. Uit onderzoek door CBS Doodsoorzakenstatistiek is gebleken dat in 2005 1.919 mannen en 5.095 vrouwen zijn overleden aan dementie.
Tabel 5. Sterftegevallen door dementie (per 100.000) in 2005 |
Leeftijd | Mannen | Vrouwen |
40-44 | 0.0 | 0.2 |
45-49 | 0.3 | 0.3 |
50-54 | 0.0 | 0.4 |
55-59 | 1.2 | 2.0 |
60-64 | 4.1 | 4.1 |
65-69 | 16.2 | 9.6 |
70-74 | 43.0 | 49.7 |
75-79 | 163.4 | 156.8 |
80-84 | 446.1 | 491.5 |
85+ | 1339.4 | 1891.6 |
Bron: CBS Doodsoorzakenstatistiek
Lees verder