Dementie: de diagnose
Er zijn verschillende soorten onderzoeken om dementie vast te stellen. Deze worden gedaan door huisartsen, psychiaters, neurologen, geriaters of door psychologen. Zo wordt vastgesteld of het echt om dementie gaat en kunnen andere aandoeningen uitgesloten worden.
Allereerst worden de kennisvaardigheden getest door middel van verschillende psychologische onderzoeken en testen. Hieruit wordt duidelijk of iemand dement is of last heeft van andere dingen die normaal zijn bij het ouder worden. Hierna kijkt de arts of psycholoog of er geen andere oorzaken zijn zoals: een delirium, depressie, vitaminetekort, uitdroging, problemen met schildklier, hart en bloedvaten, bijwerkingen van medicijnen. Vervolgens wordt er een scan gemaakt van de hersenen om eventuele bloedvatafwijkingen zichtbaar te maken. Deze onderzoeken kosten vaak veel tijd. Een arts kan symptomen van dementie enkel interpreteren door andere aandoeningen uit te sluiten, ook wel gedifferentieerde diagnose genoemd. Hierbij wordt er eerst onderzocht of de waargenomen intellectuele en geheugenproblemen niet te wijten zijn aan andere oorzaken, zoals goedaardige ouderdomsvergeetachtigheid, depressie, infectie, hormonale stoornissen, voedingsproblemen, hersentumor, etc.
Dementie
Anamnese
Om aan te tonen dat er geen andere oorzaken zijn, gaat de arts eerst na of er werkelijk sprake is van een intellectuele achteruitgang. Dit gebeurt via een gesprek met de patiënt zelf (anamnese) en met zijn directe omgeving (hetero anamnese). Ook wordt hier rekening gehouden met de medische voorgeschiedenis, het gebruikt van geneesmiddelen, het voedingspatroon, de gedragskenmerken, de moeilijkheden bij activiteiten van het dagelijks leven, enz.
De hieronder weergegeven vragenlijst kan daarbij als leidraad dienen.
Geheugen
- Vergeet hij/zij weleens namen van goede vrienden en familieleden;
- Heeft hij/zij meer moeite met het herinneren van feiten over familieleden, zoals beroepen, verjaardagen of adressen;
- Heeft hij/zij meer moeite met het herinneren wat kort daarvoor gebeurd is;
- Onthoudt hij/zij wat zijn/haar adres en telefoonnummer is;
- Onthoudt hij/zij welke dag en maand het is;
- Is hij/zij in een vertrouwde omgeving wel eens de weg kwijt;
- Onthoudt hij/zij waar iets normaal gesproken ligt;
- Weet hij/zij iets te vinden dat niet op zijn normale plek ligt;
- Kan hij/zij omgaan met bekende huishoudelijke apparaten;
- Leert hij/zij omgaan met nieuwe huishoudelijke apparaten;
- Heeft hij/zij problemen met het leren van nieuwe dingen in het algemeen.
Algemeen functioneren
- Heeft hij/zij moeite met het vinden van de juiste woorden;
- Heeft hij/zij meer moeite met het beoordelen van nieuwe of complexe situaties;
- Is hij/zij nog in staat het gezonde verstand te gebruiken om te begrijpen wat er gebeurt en de zaken op een rijtje te zetten;
- Is hij/zij minder scherpzinnig dan voorheen;
- Is sprake van overzichtsverlies;
- Kan hij/ zij nog beslissingen nemen over alledaagse dingen;
- Kan hij/zij nog het verhaal volgen in een boek of op de televisie;
- Kan hij/zij nog met geld omgaan voor de boodschappen;
- Kan hij/zij nog de geld- en bankzaken regelen (bv belastingformulier invullen);
- Is hij/zij nog instaat om alle daagse rekenproblemen op te lossen, zoals hoeveel eten ingekocht moet worden, wanneer vrienden op bezoek zijn geweest;
- Is sprake van sterke fluctuaties in cognitief functioneren of gedrag;
- Zijn bepaalde vaardigheden verloren gegaan, zoals het niet meer kunnen uitvoeren van hobby’s;
- Heeft hij/zij moeite met de zelfverzorging (wassen, aankleden, toiletgang e.d.).
Persoonlijkheid
- Verscherping of verandering van karaktertrekken;
- Verhoogde prikkelbaarheid;
- Sneller in tranen dan voorheen;
- Matte, sombere stemming;
- Desinteresse in de dagelijkse dingen of in personen;
- Verandering in het sociaal functioneren c.q. in de manier van omgaan met anderen;
- Ontremd, impulsief en onaangepast gedrag;
- Veranderd eetgedrag (ontremming, schrokkerigheid, verandering van smaak e.d.)
- Dwangmatig handelen;
- Meer teruggetrokken en op zichzelf gericht dan voorheen;
- Gebrek aan initiatief (apathie);
- Waanachtige ideeën en/of hallucinaties.
Naast het uitvragen van deze aspecten is het van belang om – in het kader van de speciale (hetero)anamnese - gegevens te verzamelen over:
- Het alledaagse functioneren van de patiënten. Dit betekent dat het p-ADL en i-ADL functioneren dient te worden uitgevraagd. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van standaard vragenlijsten;
- Neuropsychiatrische verschijnselen. Hiervoor zijn een aantal schalen beschikbaar (zie bijlage);
- De zorgbelasting.
Algemene (hetero)anamnese
Naast de speciale anamnese is de algemene anamnese van belang. Daarbij dient vooral aandacht te zijn voor:
- Cardio/cerebrovasculaire aandoeningen;
- Schildklierlijden;
- Alcoholmisbruik;
- Medicijngebruik (met name sederende en cholinerge medicatie);
- Voedingsanamnese;
- Familieanamnese t.a.v. dementie, ziekte van Parkinson, syndroom van Down.
(Bron vragenlijst VU Medisch Centrum: http://www.alzheimercentrum.nl/index.php?page=33)
Medisch onderzoek
Na de anamnese vindt het medische onderzoek plaats. Dit onderzoek bestaat uit klinische en neurologische testen. De klinische testen sporen eventuele andere oorzaken van de dementieverschijnselen op. Er worden bloed en urine opgestuurd naar laboratoria. Deze worden daar onderzocht op hormonale problemen, stoornissen in bloedvaten, een tekort aan vitamine B12, afwijkingen in de schildklierwerking of leverfuncties, een gewone infectie of de aanwezigheid van giftige stoffen. Ook worden het gehoor- en gezichtsvermogen onderzocht. Verder worden hartslag en bloeddruk gecontroleerd. Een elektrocardiogram en een echografie kunnen eventuele afwijkingen in hart en bloedvaten aantonen. Een elektrocardiogram geeft informatie over de hartfrequentie, het hartritme en de toestand van de hartspier. Dit wordt weergegeven met een echografie. Hierop kan men de hoofdslagaders en het hart bekijken en nagaan of er vernauwingen, letsels of bloedklonters zijn. De neurologische testen geven een beeld van de activiteit en anatomie van de hersenen. Dit gebeurt aan de hand van een computer en röntgenstralen waardoor men een gedetailleerd beeld van de hersenen krijgt en men de hersenactiviteit kan meten.
Neuropsychologische tests
Hierbij onderzoekt men het oriëntatievermogen in tijd en ruimte, het geheugen en het concentratievermogen van de patiënt. Een voorbeeld van één van deze testen is het MMSE. Dit staat voor Mini-Mental State Examination. Deze test bestaat uit een reeks vragen die verschillende verschijnselen van dementie aantonen zoals een slecht geheugen, slechte oriëntatie in tijd en ruimte en een slechte taalvaardigheid. Als er hiermee een slechte score wordt behaald, kan men over gaan tot aanvullende neurologische onderzoeken.
Voorbeeld van een Neuropsycholosche test (MMSE):
Vragen:
- Algemeen: Welk jaar is het? Welke seizoen is het? Welke maand van het jaar is het? Wat is de datum vandaag? Welke dag van de week is het?
- Ruimtelijke oriëntatie: In welke provincie zijn we nu? In welke plaats zijn we nu? Wat is de naam van dit ziekenhuis? Wat is de naam van deze afdeling? Op welke verdieping zijn we nu?
- Ik noem nu drie voorwerpen. Wilt u die herhalen nadat ik ze alle drie gezegd heb? Onthoud ze want ik vraag u over enkele minuten ze opnieuw te noemen. (Noem "appel, sleutel, tafel", neem 1 seconde per woord) (1 punt voor elk goed antwoord, herhaal maximaal 5 keer tot de patiënt de drie woorden weet)
- Wilt u van de 100 zeven aftrekken en van wat overblijft weer zeven aftrekken en zo doorgaan tot ik stop zeg? (Herhaal eventueel 3 maal als de persoon stopt, herhaal dezelfde instructie, geef maximaal 1 minuut de tijd) Noteer hier het antwoord. Of Wilt u het woord "'worst" achterstevoren spellen? Noteer hier het antwoord.
- Noemt u nogmaals de drie voorwerpen van zojuist.(Eén punt voor elk goed antwoord).
- Wat is dit? En wat is dat? (Wijs een pen en een horloge aan. Eén punt voor elk goed antwoord).
- Wilt u de volgende zin herhalen: " Nu eens dit en dan weer dat ". (Eén punt als de complete zin goed is)
- Wilt u deze woorden lezen en dan doen wat er staat'? (papier met daarop in grote letters: "Sluit uw ogen")
- Wilt u dit papiertje pakken met uw rechterhand, het dubbelvouwen en het op uw schoot leggen? (Eén punt voor iedere goede handeling).
- Wilt u voor mij een volledige zin opschrijven op dit stuk papier? (Eén punt wanneer de zin een onderwerp, een gezegde en betekenis heeft).
- Wilt u deze figuur natekenen?(Figuur achterop dit papier. Eén punt als figuur geheel correct is nagetekend. Er moet een vierhoek te zien zijn tussen de twee vijfhoeken)
(Bron test Hulpgids.nl: http://www.hulpgids.nl/tests/test-dementie.htm)
Aanvullende neurologische onderzoeken
De aanvullende neurologische onderzoeken worden gedaan door een specialist zoals een neuroloog, geriater, psychiater of geheugenkliniek. De onderzoeker moet de kwaliteit en de ernst van de intellectuele achteruitgang bepalen, door meer diepgaand onderzoek. Uit dit onderzoek blijkt of de patiënt aan dementie lijdt of aan een soortgelijke ziekte.
Lees verder