Dementie: de verschijnselen
Dementie gaat gepaard met verschillende verschijnselen: afasie, apraxie, agnosie en aantasting van activiteiten van het dagelijkse leven. Afasie, apraxie en agnosie zijn verder onder te verdelen in een aantal soorten.
Inhoud
1. Afasie
Afasie is een taalstoornis die vaak voorkomt bij demente mensen. Afasiologie is de wetenschap die zich bezighoudt met het taal- en spraakgebrek ten gevolge van een hersenletsel. Het woord afasie komt van het Grieks en is een combinatie van a (=niet) en phanai (=spreken). Taal is al eeuwen lang een middel waarmee mensen communiceren. Praten, lezen, schrijven, begrijpen en gebaren maken zijn allemaal een onderdeel van het taalgebruik. Men heeft te maken met afasie als één of meer onderdelen van het taalgebruik niet meer goed functioneren. Als gevolg hiervan kan de persoon taal niet (goed) meer gebruiken. Afasie is bij iedereen anders. De ernst en omvang van de taalstoornis zijn afhankelijk van meerdere factoren. Eén daarvan is de plaats en de ernst van het hersenletsel. Verder is ook het vroegere taalvermogen en iemands persoonlijkheid van invloed. Er zijn verschillende soorten afasie. Ik zal een paar behandelen en de rest zal ik noemen.
1.1. Motorische afasie
In sommige gevallen kunnen de mensen met afasie de taal wel goed begrijpen, maar hebben moeite met het vinden van de juiste woorden of de zinsopbouw. Dit wordt Motorische afasie, expressieve afasie of afasie van Broca genoemd. Deze vorm van afasie komt voor bij patiënten met een hersenletsel ter plaatse van het gebied van Broca (gyrus frontalis inferior), bijvoorbeeld door een bloeding of een infarct. De patiënt spreekt hierdoor erg langzaam en niet vloeiend. Hierdoor spreekt hij/zij ook erg weinig. De patiënt praat met korte zinnen en heeft moeite om op gang te komen met praten. De patiënt verdraait woorden en verwisselt letters of lettergrepen met elkaar. Dit noemt met literale parafrasieën. Verder heeft de patiënt een voorkeur voor het gebruik van zelfstandig naamwoorden. Doordat de patiënt bewust is van zijn stoornis voelt hij zich wanhopig en wordt snel boos. Deze vorm van afasie komt vaak voor met de sensorische afasie. Dit noemt men een gemengde afasie.
1.2. Sensorische afasie
In sommige gevallen spreken de mensen wel erg veel, maar wat zij zeggen is voor de gesprekspartner niet of moeilijk te begrijpen. De patiënt begrijpt niet wat er tegen hem gezegd wordt maar is zelf wel in staat zich uit te drukken in woorden. Vaak is er sprake van logorroe: een patiënt spreekt in hoog tempo in lange zinnen en soms zonder enig inhoud. De patiënt heeft een voorkeur voor het gebruik van werkwoorden en bijvoeglijk naamwoorden. De patiënt gebruikt woorden in de verkeerde betekenis of pas neologismen toe. Een neologisme of nieuwvorming is een taalelement dat nieuw is in een taal. De patiënt is zichzelf nergens van bewust.
1.3. Gemengde afasie
De gemengde of globale afasie is een combinatie van motorische en sensorische afasie. Een van beide soorten kan overheersen. Deze vorm van afasie is de meest voorkomende vorm van afasie.
1.4. Transcorticale sensorische afasie
Een transcorticale sensorische afasie is een vorm van afasie waarbij er sprake is van een verstoord taalbegrip dat wordt veroorzaakt door een hersenletsel in de occipitotemporale cortex, net achter het gebied van Wernicke. Bij deze vorm van afasie gebruikt de patiënt niet de juiste woorden voor datgene wat hij/zij bedoeld. In plaats daarvan gebruikt de patiënt woorden die geassocieerd zijn met datgene wat de patiënt bedoeld. Zo kan hij “citroen” zeggen terwijl hij “appel” bedoeld, een “potlood” een “papier” noemen. Het verschil tussen transcorticale sensorische afasie en sensorische afasie is dat de patiënt met transcorticale afasie wel in staat is om voorgezegde zinnen te herhalen. Een patiënt met sensorische afasie kan dit niet. Dit komt doordat bij mensen met transcorticale afasie de fasciculus arcuatus (zie afbeelding 10) nog in tact is. De fasciculus arcuatus is een bundel zenuwvezels die loopt tussen het bovenste/achterste deel van de temporaalkwab en de frontale cortex in de hersenen.
1.5. Transcorticale motorische afasie
Een transcorticale motorische afasie is een vorm van afasie waarbij er sprake is van een verstoorde taalvorming dat wordt veroorzaakt door een hersenletsel in de premotorische cortex dat dichtbij het gebied van Broca ligt. Hierdoor is de spontane spraak bij een patiënt verstoord. Het verschil tussen transcorticale motorische afasie en motorische afasie is dat een patiënt met transcorticale motorische afasie wel in staat is voorgezegde zitten te herhalen. Dit komt doordat de fasciculus arcuatus nog in tact is. Ook is het gebied van Wernicke niet beschadigd, waardoor het taalbegrip ongestoord is. Patiënten met transcorticale motorische afasie hebben vaak moeite met schrijven.
Dit noemt men Agrafie.
1.6. Conductie afasie
Een conductieafasie of geleidingsafasie is een vorm van afasie waarbij er sprake is van een stoornis in het nazeggen. De patiënt begrijpt, in tegenstelling tot bij de sensorische en de motorische afasie, wat er tegen hem gezegd wordt en is grotendeels in staat zich uit te drukken. De patiënt heeft wel last van lichte woordvindstoornissen. Ook verwisselt de patiënt letters en lettergrepen van woorden. Dit noemt men literale parafasieën. Een conductieafasie komt voor bij patiënten met een hersenletsel in de fasciculus arcuatus, de verbinding tussen het sensorische en het motorische spraakcentrum, bijvoorbeeld door een bloeding of een infarct.
1.7. Overige vormen van afasie
Verder bestaan er ook nog: Amnestische afasie, Akoestische afasie, Visuele afasie of Alexie en Agrafie.
2. Apraxie/dyspraxie
De woorden apraxie en dyspraxie zijn afgeleid van het woord praxis. Praxis is het vermogen om een serie handelingen die je nog niet kent te plannen, te organiseren en uit te voeren.
2.1 Apraxie/dyspraxie
Normaal gesproken kunnen de hersenen bepaalde handelingen indien een paar keer hebt gedaan zo organiseren dat het een automatisme wordt. Zo hoef je niet elke keer, als je bijvoorbeeld je veters moet strikken, heel bewust na te denken wat je handen ook alweer precies moeten doen. Apraxie of dyspraxie is het onvermogen bij mensen met dementie tot het uitvoeren van doelbewuste handelingen of bepaalde samengestelde bewegingen. Echter is hier geen sprake van spierverlammingen of sensorische stoornissen. Het wordt veroorzaakt door beschadigingen van bepaalde hersengedeelten zoals het voorhoofdkwab, wandbeenkwab of balk. Hierdoor ontbreekt de coördinatie die nodig is voor het goed uitvoeren van doelgerichte handelingen of beweging. Dit kan zich beperken tot een ledemaat of tot een deel van het lichaam/lichaamshelft.
2.2 Soorten
Er zijn verschillende soorten apraxie. Bij Constructieve apraxie heeft de patiënt moeite met het natekenen van simpele dingen en het maken van een legpuzzel. Bij Ideationele apraxie kan de patiënt voorwerpen niet meer op de juiste wijze hanteren. Bij Ideatoire apraxie is er sprake van een stoornis in de bewegingsactiviteit door een hersenfunctiestoornis. De patiënt kan bepaalde achtereenvolgende handelingen of bewegingen niet achter elkaar uitvoeren.
Er ontstaat een onsamenhangend opeenvolgend geheel van bewegingen. De laatste vorm van apraxie is de Ideomotorische apraxie. Bij deze vorm van apraxie is het bewegingsplan aanwezig maar kan de patiënt de verschillende bewegingen niet uitvoeren. Apraxie komt onder andere voor bij multiple sclerose (MS) en de ziekte van Parkinson in een vergevorderd stadium. Dyspraxie en apraxie van de spraak worden vaak door elkaar gebruikt, alhoewel er wel een verschil in betekenis is tussen beide termen. Bij apraxie wijst de a- op het totaal ontbreken en bij dyspraxie verwijst dys- naar het onvermogen. Bij apraxie kan de patiënt de handeling helemaal niet meer uitvoeren en bij dyspraxie gaat een bepaalde handeling moeilijk.
3. Agnosie
Agnosie is het verlies van het vermogen om personen, voorwerpen, geluiden, reuk enzovoort te herkennen, terwijl de zintuiglijke waarneming wel intact is en er geen sprake is van geheugenverlies over de betreffende waarneming. Dit kan veroorzaakt worden door hersenletsel, een psychische aandoening, een neurologische aandoening of de ziekte van Alzheimer. Een goed voorbeeld hiervan is het rinkelen van de telefoon. Men kan de rinkelende telefoon wel horen maar het signaal niet herkennen als verzoek tot communicatie. Ook kan het zijn dat men het signaal wel herkent maar de telefoon niet herkent als toestel dat hij moet gebruiken.
De meest voorkomende vormen van agnosie zijn de visuele en de auditieve vorm. Auditieve agnosie houdt in dat mensen bepaalde geluiden niet meer herkennen. Bij visuele agnosie gaat het vooral om het niet herkennen van bepaalde afbeeldingen en kleuren en gaat vaak gepaard met afwijkingen van het gezichtsveld. Het wordt meestal veroorzaakt door een herenbeschadiging in de linker occipitale kwab, maar kan zich ook aan de contralaterale zijde bevinden.
Enkele vormen van visuele agnosieën zijn:
- Apperceptieve agnosie: Bij een apperceptieve agnosie kan de persoon die hieraan lijdt wel verschillende onderdelen van een object of afbeelding waarnemen, maar deze niet integreren tot één visueel beeld. Een apperceptieve agnosie komt voornamelijk voor bij een rechtszijdige, pariëtale hemisfeerbeschadiging;
- Associatieve agnosie: Bij een associatieve agnosie ziet de persoon die hieraan lijdt wel een afbeelding of tekening, maar kan deze persoon niet benoemen wat de afbeelding is en kan deze het ook niet in het geheugen opslaan. Deze neurologische aandoening komt voor bij mensen met een temporale, meestal linkszijdige verwonding;
- Prosopagnosie: Het onvermogen gezichten van bekenden te herkennen;
- Simultaanagnosie: Hierbij kan de persoon die hieraan lijdt slechts één (onderdeel van een) object tegelijkertijd zien. Als je voor die persoon bijvoorbeeld een kam en een lepel neerlegt, zal de persoon of alleen de lepel zien of alleen de kam. Dit is zelfs zo als de voorwerpen enkele centimeters van elkaar af liggen. Simultaanagnosie is een symptoom van het syndroom van Balint en komt voor bij beschadigingen in de achterste delen van de pariëtale kwabben.
4. Aantasting van ADL functies
ADL staat voor Activiteiten van het Dagelijkse Leven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen p-ADL en i-ADL. P-ADL staat voor persoonlijke activiteiten van het dagelijkse leven zoals wassen, aankleden, eten, verplaatsen, opmaak en toiletgebruik/continentie. I-ADL staat voor de instrumentele activiteiten van het dagelijkse leven zoals: telefoneren, boodschappen doen, huishoudelijke taken, inname van medicatie, bereiden van maaltijden, de was, verplaatsing in- en buitenshuis, beheer van financiën en administratie.
Lees verder