Oogonderzoeken: Soorten oogtesten bij de oogarts
Mensen jonger dan veertig jaar zonder oogproblemen krijgen het best om de twee jaar een oogonderzoek. Veertigplussers laten hun ogen één à twee keer per jaar controleren. Mensen met oogproblemen of familieleden met oogproblemen krijgen mogelijk meerdere keren per jaar een oogonderzoek. Diverse oogonderzoeken zijn mogelijk. Ze sporen oogaandoeningen op en volgen deze ook mee op, bieden de oogarts nuttige informatie voor een oogoperatie, zijn nodig voor het krijgen van een goede bril, enzovoort. Patiënten nemen het best hun bril en/of contactlenzen, een zonnebril en een lijst met hun gebruikte medicijnen mee naar de oogarts. Na het doorlopen van de medische geschiedenis en de klachten of vragen, volgt een onderzoek om het gezichtsvermogen of de gezondheid van het oog te beoordelen.
Corneatopografie
Een
corneatopografie is een gecomputeriseerde test die de kromming van het hoornvlies in kaart brengt. Op deze manier is het mogelijk om problemen met het oogoppervlak in beeld te krijgen, zoals een zwelling of littekens, of
refractieafwijkingen (brekingsfouten van het oog) zoals
astigmatisme. De patiënt krijgt soms ook een corneatopografie voor een oogoperatie, een
hoornvliestransplantatie of het passen van een contactlens.
Fluoresceïneangiografie
Dankzij een
fluoresceïneangiografie (fluorescentieangiografie) ziet de oogarts hoe goed het bloed in het netvlies beweegt. Dit is belangrijk voor het diagnosticeren van
diabetische retinopathie (oogaandoening veroorzaakt door
diabetes mellitus),
netvliesloslating en
maculadegeneratie (vervaging van het centrale gezichtsvermogen). De oogarts injecteert de kleurstof fluoresceïne in een ader in de arm. Deze reist snel naar de bloedvaten in het oog. De oogarts gebruikt vervolgens een camera met speciale filters om de kleurstof te markeren. Hij maakt foto's van de kleurstof terwijl deze door de bloedvaten achter in het oog reist. Hiermee ziet hij problemen met de bloedsomloop, zoals een zwelling, lekkend bloed of abnormale bloedvaten (
oculaire neovascularisatie).
Gezichtsscherptemeting
Bij een
gezichtsscherptemeting krijgt de arts een idee over hoe goed de patiënt ziet op korte afstanden. Voor een kind dat nog niet kan lezen, gebruikt de oogarts een speciale test met de letter ‘E’. Het kind moet dan vertellen waar de poten van de letter E naartoe wijzen. Het is mogelijk om deze test op voorhand thuis al wat in te oefenen.
Gezichtsveldonderzoek
Het perifere gezichtsvermogen (zicht aan de zijkant) is te meten met een
gezichtsveldonderzoek. De patiënt kijkt naar een object (meestal een bolletje) in het midden van een bol. Vervolgens komt er een bewegend object (meestal ook een bolletje) naar dit centrale object. De patiënt moet vertellen wanneer hij dit object ziet aankomen terwijl hij blijft kijken naar het centrale bolletje. Bij diverse
oogaandoeningen is het perifere gezichtsvermogen getroffen of is er
gezichtsvelduitval, zoals bij onder andere een
beroerte (onvoldoende bloedtoevoer naar de
hersenen met mentale en lichamelijke symptomen) en
glaucoom (hoge oogdruk met mogelijke schade aan de oogzenuw met verlies van het gezichtsvermogen).
Oogdrukmeting
Applanatie tonometrie
Dankzij een applanatie
tonometrie test de oogarts de hoeveelheid druk die nodig is om een deel van het hoornvlies vlak te maken. De drukmetingen helpen de oogarts bij het diagnosticeren en opvolgen van de oogziekte glaucoom. Hij geeft eerst
oogdruppels die het oog verdoven. Vervolgens moet de patiënt plaatsnemen voor een toestel met zijn hoofd en kin tegen een band. De oogarts plaatst een tonometer (soort hulpmiddel) tegen het oog om de oogdruk te meten.
Een niet-contacttonometrie helpt eveneens bij het diagnosticeren van glaucoom. De oogarts gebruikt een tonometer en een kleine luchtstroom om de oogdruk indirect te meten. Deze methode is minder nauwkeurig, maar een patiënt heeft geen verdovende oogdruppels nodig voor dit oogonderzoek.
Oftalmoscopie
De oogarts gebruikt speciale oogdruppels om de pupil van het oog te verwijden (
mydriatica). Daardoor is het mogelijk om het netvlies te controleren op tekenen van een
netvliesaandoening. Hiervoor gebruikt de oogarts een
oftalmoscoop. De effecten van de oogdruppels houden enkele uren aan en daarom is het dragen van een
zonnebril na het onderzoek aangewezen.
Oogechografie
Een
oogechografie maakt gebruik van geluidsgolven om een beeld van de binnenkant van het oog te maken. Het helpt de oogarts bij het diagnosticeren en behandelen van
oogtumoren,
cataract (staar: vertroebeling van de ooglens) of
oogbloedingen. Ook kan de arts een oogechografie gebruiken voor een
staaroperatie.
Oogspierbewegingstest
De oogarts controleert bij een oogspierbewegingstest de positie van de ogen. De oogarts ziet de ogen bewegen terwijl de patiënt een doelwit volgt (zoals een vingertop of zijn pen) terwijl het in verschillende richtingen beweegt.
Pachymetrie
Deze oogtest gebruikt een echografie om de dikte van het hoornvlies te meten. Dunne hoornvliezen leiden tot valse lagedrukmetingen. Dikke hoornvliezen leiden tot valse hogedrukmetingen. De patiënt krijgt een
pachymetrie zodat dit als basis kan worden gebruikt voor vergelijking met toekomstige metingen. Het is een nuttig onderzoek voor patiënten die een hoornvliesoperatie nodig hebben.
Refractietest
Om een voorschrift voor brillenglazen of
contactlenzen te krijgen, voert de oogarts een
refractietest uit. De patiënt kijkt naar een kaart. Vervolgens plaatst de arts een foropter voor het oog van de patiënt. Dit bevat lenzen van verschillende sterkte. De patiënt meldt de oogarts of hij de dingen helder of wazig ziet. De test helpt ook bij het herkennen van presbyopie (
ouderdomsverziendheid),
verziendheid,
bijziendheid en astigmatisme.
Retinale tomografie (netvliesscan)
Een retinale tomografie, ook gekend als een OCT-scan of
netvliesscan, biedt een opmerkelijk gedetailleerd beeld van het netvlies en al zijn lagen. De patiënt ondergaat dit oogonderzoek als hij een ernstige netvliesaandoening heeft, zoals leeftijdsgebonden maculadegeneratie of netvliesloslating.
Spleetlamponderzoek
De oogarts gebruikt een spleetlamponderzoek om cataract, glaucoom, een netvliesloslating, maculadegeneratie,
hoornvliesletsels en
droge ogen op te sporen. Dit onderzoek werkt met een microscoop waarbij een lichtstraal in het oog schijnt. Soms verwijdt de oogarts hiervoor ook de pupillen.
Nieuwe onderzoeks- en behandelmethoden
Recent zijn er enkele nieuwe ontwikkelingen op het gebied van oogonderzoeken en behandelingen. Vooruitgang in technologie en medische kennis heeft geleid tot:
- Innovatieve diagnostische tools: Nieuwe technieken zoals high-definition OCT-scans en geavanceerde fluoreseïneangiografie bieden nu nog gedetailleerdere beelden van het netvlies en de bloedvaten.
- Verbeterde behandelmethoden: Er zijn nieuwe behandelingen beschikbaar voor aandoeningen zoals glaucoom en maculadegeneratie, waaronder innovatieve medicijnen en chirurgische technieken die betere resultaten beloven.
- Preventieve zorg: Er is meer nadruk op het vroegtijdig detecteren van risicofactoren door middel van regelmatige screenings en genetisch onderzoek.
Belang van regelmatige controle
Regelmatige oogcontroles zijn cruciaal voor het vroegtijdig opsporen van mogelijke problemen. Het belang van preventieve zorg kan niet genoeg benadrukt worden:
- Vroegtijdige opsporing: Vroegtijdige detectie van oogziekten kan leiden tot betere behandelresultaten en het behoud van het gezichtsvermogen.
- Individuele aanpak: Aanpassingen in controlefrequentie op basis van leeftijd, risicofactoren en medische voorgeschiedenis kunnen het risico op ernstige oogaandoeningen verminderen.
Lees verder