Turcot-syndroom: Aandoening met darmpoliepen en hersentumor
Het Turcot-syndroom is een zeldzame aandoening waarbij een patiënt zowel poliepen in de darmen als tumoren van het centrale zenuwstelsel heeft. Darmpoliepen kenmerken zich door onder andere diarree en bloed bij de ontlasting. Deze poliepen ontaarden vaak in darmkanker. Hoofdpijn en slecht zien zijn enkele symptomen van een hersentumor. De erfelijke aandoening met onbekende oorzaak komt vaak tot stand door genetische veranderingen. Een ondersteunende behandeling is nodig voor de aandoening die niet te voorkomen is. De ziekte is vernoemd naar Jacques Turcot, een Canadees chirurg, die de aandoening voor het eerst in de medische literatuur beschreef in 1959.
Synoniemen Turcot-syndroom
Het Turcot-syndroom is ook in de moderne literatuur bekend als het hersentumor polyposis syndroom. De ziekte geeft in feite een beter beeld van de essentie van de ziekte. Een ander synoniem is het glioom-polyposis-syndroom.
Epidemiologie van aandoening
Het Turcot-syndroom is een zeldzame erfelijke aandoening die wereldwijd slechts in een beperkt aantal gevallen voorkomt. Het maakt deel uit van de zogenaamde polyposis syndromen en wordt meestal gediagnosticeerd bij jongvolwassenen of kinderen. Hoewel exacte cijfers over de prevalentie ontbreken, wordt aangenomen dat het syndroom een autosomaal dominante overerving heeft, wat betekent dat de aandoening kan worden doorgegeven van generatie op generatie. Turcot-syndroom is geassocieerd met een verhoogd risico op darmkanker en bepaalde soorten hersentumoren, waaronder glioblastomen.
Oorzaken
De oorzaak van Turcot-syndroom ligt in genetische mutaties, specifiek in de APC- en mismatch repair (MMR)-genen. Mutaties in het APC-gen leiden tot het ontwikkelen van adenomen in de dikke darm, die later kwaadaardig kunnen worden. Mutaties in de MMR-genen verstoren de mechanismen die DNA-schade herstellen, wat de kans op het ontstaan van zowel darmkanker als hersentumoren verhoogt. Het syndroom wordt overgeërfd via autosomaal dominante patronen, wat betekent dat een enkele mutatie in een van de ouders al voldoende is om het syndroom aan hun nakomelingen door te geven.
Risicofactoren
Aangezien Turcot-syndroom een erfelijke aandoening is, is een positieve familiegeschiedenis van darmkanker of hersentumoren de belangrijkste risicofactor. Personen met een genetische mutatie in de APC- of MMR-genen lopen een aanzienlijk hoger risico om zowel poliepen in de darmen als hersentumoren te ontwikkelen. Daarnaast kan het syndroom voorkomen bij mensen met het Lynch-syndroom of familiale adenomateuze polyposis (FAP), aandoeningen die ook geassocieerd zijn met een verhoogd risico op darmkanker.
Soorten
Type I
Het Turcot-syndroom type I is gekenmerkt door een combinatie van erfelijke niet-polypose dikkedarmkanker (erfelijke niet-polyposis colorectaal kanker syndroom - HNPCC), ook bekend als het
Lynch-syndroom, met een glioblastoom. De aanwezigheid van het Turcot-syndroom type I bij de ouders of de oudere generatie is ongebruikelijk, hoewel het vaak voorkomt bij broers en zussen. Een nauwe of onmiddellijke relatie tussen ouders is vaak beschreven. Het aantal poliepen in de dikke darm van patiënten met het Turcot-syndroom type I is klein (minder dan honderd). Het risico op
dikkedarmkanker is echter groter dan vijftig procent.
Hersentumoren zijn vrijwel steeds gliomen (meestal glioblastomen). Een autosomaal recessieve overerving is typerend voor patiënten met type I
Type II
Het Turcot-syndroom type II kenmerkt zich door door een combinatie van familiale adenomateuze polyposis (FAP) met een medulloblastoom. BTPS type II bestempelen artsen soms als het Crail-syndroom. Patiënten met het Turcot-syndroom type II hebben een typisch patroon van familiale adenomateuze polyposis; het aantal
poliepen in de dikke darm van dergelijke patiënten bereikt enkele honderden of duizenden. Colorectale carcinomen (dikkedarmkanker) komen bij ongeveer twintig procent van de patiënten voor. In de
hersenen komt in 60% van de gevallen een medulloblastoom tot stand, maar een
glioom,
ependymoom en een pineoblastoom zijn ook beschreven. Een autosomaal dominant overervingspatroon is gebruikelijk voor patiënten met type II.
Symptomen: Neurologische tekenen en darmproblemen
Darm en hersenen
De klinische presentatie van het Turcot-syndroom is niet-specifiek. Soms heeft de patiënt symptomen van dikkedarmtumoren (
buikpijn,
diarree,
bloed in de ontlasting,
gewichtsverlies,
vermoeidheid) of is de presentatie van een hersentumor aanwezig (
hoofdpijn,
misselijkheid,
braken, symptomatische
epilepsie, problemen met het gezichtsvermogen (
oogproblemen bij hersentumor), …).
Huid
Ook
huidveranderingen komen voor bij het Turcot-syndroom zoals
café-au-lait-vlekken (koffie-met-melk-vlekken), gepigmenteerde naevi (donkere
moedervlekken), een
basaalcelcarcinoom (langzaam groeiende vorm van
huidkanker) en de vorming van meerdere, goedaardige
lipomen (vetgezwellen tussen huid en spierlaag).
Alarmsymptomen
De alarmsymptomen van Turcot-syndroom omvatten de aanwezigheid van talrijke poliepen in de dikke darm, die vaak al op jonge leeftijd worden ontdekt. Andere belangrijke alarmsymptomen zijn onverklaarbare gewichtsverlies, bloed in de ontlasting en buikpijn, wat kan wijzen op darmkanker. Daarnaast kunnen neurologische symptomen, zoals hoofdpijn, misselijkheid, toevallen en cognitieve achteruitgang, duiden op de aanwezigheid van een hersentumor. Het optreden van deze symptomen vereist onmiddellijk medisch onderzoek.
Diagnose en onderzoeken
De diagnose van het Turcot-syndroom gebeurt meestal op basis van klinische gegevens. Een
colonoscopie (inwendig kijkonderzoek van de dikke darmen) is standaard nodig om darmtumoren te detecteren. Een
CT-scan en
MRI-scan van de hersenen zijn verder essentieel om tumoren van het centrale zenuwstelsel te diagnosticeren. Een
bloedonderzoek onthult de mutatie(s) in de genen waarvan bekend is dat ze de aandoening veroorzaken.
Behandeling van poliepen, dikkedarmkanker en hersentumor
De behandeling van patiënten met het Turcot-syndroom verloopt op dezelfde manier als patiënten die geïsoleerd kampen met polyposis/kanker van de dikke darm of een hersentumor. Hierbij zet de arts meerdere operaties in om tumoren te verwijderen in combinatie met
radiotherapie en
chemotherapie. Een belangrijk aspect van de behandeling van patiënten met het Turcot-syndroom is de preventie van dikkedarmkanker. Een preventieve proctocolectomie is aanbevolen voor patiënten met type II geassocieerd met mutaties in het APC-gen en met de aanwezigheid van dikke poliepen. Indicaties voor chirurgie omvatten de detectie van
dikkedarmpoliepen. Patiënten krijgen verder best elk jaar of om de twee jaar een diagnostische colonoscopie. Hiermee is het mogelijk om dikkedarmkanker in een vroeg stadium te identificeren. Omdat kinderen van een getroffen ouder een genetisch risico hebben op het ontwikkelen van het Turcot-syndroom, is een regelmatige screening via een
sigmoïdoscopie (onderzoek van het laatste gedeelte van de dikke darm) vereist tot de leeftijd van ongeveer 35 tot 40 jaar
Prognose
De prognose van Turcot-syndroom hangt af van de vroegtijdige detectie en behandeling van zowel darmpoliepen als hersentumoren. Zonder behandeling kunnen de poliepen uitgroeien tot darmkanker, wat de overlevingskansen aanzienlijk vermindert. Hersentumoren, vooral glioblastomen, hebben doorgaans een slechtere prognose vanwege hun agressieve aard. Met tijdige interventie en regelmatige medische opvolging kan de levensverwachting echter worden verlengd en de kwaliteit van leven worden verbeterd.
Complicaties
De belangrijkste complicaties van Turcot-syndroom zijn de ontwikkeling van darmkanker en hersentumoren. Beide aandoeningen kunnen levensbedreigend zijn als ze niet vroegtijdig worden behandeld. Bovendien kunnen patiënten die een colectomie ondergaan te maken krijgen met spijsverteringsproblemen en voedingsgerelateerde complicaties. Neurologische problemen als gevolg van hersentumoren, zoals cognitieve achteruitgang en motorische stoornissen, kunnen eveneens een aanzienlijke impact hebben op de levenskwaliteit.
Preventie
Preventieve maatregelen voor Turcot-syndroom richten zich vooral op vroege detectie en behandeling van poliepen in de dikke darm en monitoring van hersentumoren. Regelmatige colonoscopieën worden aanbevolen voor mensen met een hoog risico, vooral degenen met een bekende genetische mutatie. Bovendien kunnen genetische tests helpen bij het identificeren van familieleden die het risico lopen het syndroom te erven, waardoor preventieve maatregelen tijdig kunnen worden genomen. Gezondheidsbewustzijn en vroege screening zijn cruciaal om de ernstige complicaties van het syndroom te voorkomen.
Lees verder