Hypotonie-cystinurie syndroom, groeiachterstand door genen
Het HCS syndroom oftewel het hypotonie-cystinurie syndroom is een genetisch overdraagbare ziekte en heeft verstrekkende gevolgen voor de ontwikkeling van het kind. Groeiachterstand, misvormingen, voedingsproblemen, nierstenen, veel dorst en monddroogte kunnen het resultaat zijn. Hoe wordt het hypotonie-cystinurie syndroom door 2 op chromosoom 2 gelegen genen veroorzaakt en wat zijn de complicaties ervan?
Hypotonie-cystinurie syndroom
Autosomaal recessief
Bij het hypotonie-cystinurie syndroom (HCS) is er sprake van
autosomale recessieve overerving (lit.1). Oftewel beide ouders hebben de genetische afwijking, waarbij één op de vier kinderen er ziek van wordt. Daarnaast is één op de twee kinderen drager van het gen en dat houdt ook in dat de helft van de kinderen geen drager hoeft te zijn. Het hypotonie-cystinurie syndroom komt slechts binnen enkele families voor en is daarmee ook zeer zeldzaam. Toch heeft het voor die families verstrekkende gevolgen. Hoe wordt het syndroom door gen-mutaties of deficiëntie veroorzaakt en wat zijn de specifieke symptomen?
Genetische afwijkingen Hypotonie-cystinurie syndroom
Aan het ingrijpende syndroom liggen twee belangrijke genmutaties ten grondslag. Het gaat daarbij om 2 genen liggend op de korte arm van chromosoom 2, zijnde het SLC3A1 en PREPL gen. Het hebben van beide genmutaties heeft een versterkend effect op de ernst van lichamelijke complicaties. Wat voor invloed hebben deze genen en hoe leidt het tot heftige complicaties?
SLC3A1 gen
Het SLC3A1 gen ook wel “
solute carrier family 3 (amino acid transporter heavy chain), member 1” genoemd, ligt op de korte arm van chromosoom 2 op positie 16.3. Het geeft instructies af voor de afgifte van een specifiek proteïne-onderdeel, welke in de nieren wordt gebruikt. Het zal in de nieren samensmelten met een ander proteïne, zodat SLC7A9 wordt gevormd. Daarmee worden aminozuren uit
voorurine gerecycled. Indien het gen niet of onvoldoende werkt, zullen aminozuren onvoldoende worden hergebruikt en worden dus afgevoerd via de plas. Relatief hoge concentraties zullen op een gegeven moment leiden tot structurele cystinurie, oftewel het hebben van gruis en nierstenen (lit.2). Het zal vanaf circa het tiende levensjaar geregeld pijnlijke overlast veroorzaken. Omdat aminozuren continu aan het lichaam worden onttrokken, worden andere noodzakelijke lichaamsprocessen verstoord. Het kan daarbij tot uiteenlopende complicaties leiden.
PREPL gen
Het PREPL gen ook wel “
prolyl endopeptidase-like” genoemd, ligt op de korte arm van chromosoom 2 op positie 21 (lit.3). Het is verantwoordelijk voor de aanmaak van proteïne gerelateerd aan “serine peptidase”. Het heeft een grote rol binnen de relatie tussen goede gezondheid en het krijgen van ziekten. Hieraan ten grondslag liggen enkele biochemische eigenschappen en processen, welke door dit type proteïne worden beïnvloed. Hierdoor aangemaakte enzymen hebben grote invloed op de spijsvertering,
bloedstolling, afbraak van bloedstolsels (fibrionolyse), ontwikkeling van het lichaam, vruchtbaarheid, geprogrammeerde celdood als onderdeel van de steeds doorgaande verjonging van de weefsels (apoptose) en het immuunsysteem (lit.4). Oftewel een mutatie of onjuiste werking van dit gen heeft grote invloed op vitale processen in het lichaam.
Symptomen
Is het kind geboren dan treden de problemen reeds op jonge leeftijd op. Omdat aminozuren onvoldoende aanwezig zijn en de spijsvertering niet goed werkt, heeft het kind ernstige voedingsproblemen. Bovendien kan het gaan om het uitblijven van het hongergevoel. Kauwen gaat eveneens lastig, omdat er weinig tot geen speeksel aanwezig is (monddroogte,
xerostomie). Daarnaast kan het kind overmatig veel dorst hebben en is er sprake van heftige slijmvorming bij verkoudheid (lit.5). Dit kan tot snel gewichtsverlies leiden. Aanvullend is er sprake van uiteenlopende groeiafwijkingen en/ of -achterstand. Meest opvallend is een langwerpig hoofd en hangende ogen of oogleden (lit.1). Het gaat daarnaast om spier- en lichamelijke zwakte (hypotonie),
nierstenen, groeihormoontekort en/ of misvormingen. Dit wordt opgevolgd door zeer snelle opnamen van voeding (hyperphagie) en stevige gewichtstoename aan het einde van de jeugd of tijdens de puberteit (lit.3).
Behandeling
Er is sprake van symptomatische behandeling, omdat deze genetische mutatie vooralsnog ongeneesbaar is. Het gaat bijvoorbeeld om de toediening van groeihormonen tijdens de jeugd, maar ook dat men voldoende aminozuren in het bloed heeft. Sondevoeding zal in de eerste jaren noodzakelijk zijn. Om een
droge mond tijdens de nacht te vermijden, kan men een pepermuntje onder de tong doen (activatie speekselklieren). Daarnaast kan men gedurende de dag ook om het uur een suiker-zout oplossing drinken, zodat de vochtopname wordt bevorderd en er minder sprake is van uitdroging. Aanvullend kan medicatie zoals glibenclamide (experimenteel) (lit.6) worden toegepast. Per geval moet door de behandelend arts worden bepaald, welke aanpak het beste is.
Lees verder