Ademhaling tellen en observeren
In rust verloopt de normale ademhaling moeiteloos, geruisloos en vrijwel onbewust. Dit grotendeels autonome proces is onderhevig aan tal van fysiologische processen die niet onder invloed staan van de wil. Bij gezonde personen is de verhouding tussen de ademhaling en polsslag ongeveer 1:4. In tal van medische situaties is het belangrijk de ademfrequentie te weten, maar ook om tijdens deze observatie bepaalde ademhalingstypen te herkennen. Adempatronen die duiden op een ziekte of op een verslechtering of juist verbetering van de gezondheidstoestand. Het tellen en observeren van de ademhaling lijkt gemakkelijk. Niettemin dient men op veel zaken te letten om bijvoorbeeld te voorkomen dat de patiënt de ademhaling door allerlei oorzaken onwillekeurig zelf beïnvloedt en er een verkeerd beeld ontstaat.
Inhoud
Ademhalen – hoe werkt dat
Ademen is een gaswisselingsproces dat uit twee fasen bestaat: de inademing (
inspiratie, actief) en uitademing (
expiratie, passief). De
ademhaling is enigszins beïnvloedbaar door de wil, maar wordt grotendeels geregeld door onwillekeurige fysiologische processen. Men hoeft met andere woorden niet wakker te blijven om de ademhaling op gang te houden. Bij gezonde mensen wordt dit proces immers vlekkeloos geregeld door het ademcentrum, dat zich in de
medulla oblongata (verlengde merg) bevindt.

Longen /
Bron: Oracast, Pixabay pCO2 en CO2
In tegenstelling tot de inademing is de uitademing qua
spieractiviteit passief, althans in rust. Zodra de
lichaamscellen voldoende CO2 hebben geproduceerd, en de pCO2 in het
bloed verhoogd is, zal het pCO2-gevoelige
ademcentrum geprikkeld worden en volgt de inademingsimpuls.
Ademcyclus
Deze cyclus voltrekt zich 12 tot 18 keer per minuut. De ademfrequentie in rust wordt beïnvloed door tal van factoren, zoals
leeftijd,
ziekte, emoties en
stress. Bij gezonde personen is de gemiddelde ademfrequentie:
- baby's: 30-40 ademhalingen/minuut;
- kinderen: 20-30 ademhalingen/minuut;
- tieners: 14-20 ademhalingen/minuut;
- volwassenen: 12-18 ademhalingen/minuut.
Eigenschappen van de ademhaling
Net als de
polsslag kent ook de ademhaling tal van aspecten. Om te beginnen is bij gezonde personen de verhouding tussen de ademhaling en polsslag 1:4. Tijdens elke ademhaling vinden dus ongeveer vier hartslagen plaats. Bij veel aandoeningen kan er een
wanverhouding ontstaan in deze correlatie, zoals bij
hersenziekten waarbij de polsslag sterk vertraagd is (drukpols). Verder kan de ademhaling rochelend of piepend zijn, zoals bij
longemfyseem.
Observatie
De hieronder volgende aspecten dienen bij het observeren van de ademhaling in acht te worden genomen:
- Frequentie. Het aantal ademhalingen per minuut. Dit kan verhoogd of verlaagd zijn.
- Diepte. Ofwel de hoeveelheid lucht die per ademteug wordt ingeademd. De ademhaling kan dus oppervlakkig zijn of juist zeer diep en/of heftig.
- Regelmaat. Bij een onregelmatige ademhaling is de duur van de pauzes tussen de ademhalingen niet gelijk.
- Gelijkmatigheid. De diepte van elke inademing en uitademing hoort ongeveer hetzelfde te zijn.
Dyspnoe (kortademigheid)
Dyspnoe of
kortademigheid wil zeggen dat de ademhaling in rust – of bij geringe inspanning – versneld of verdiept is. In de meeste gevallen is er dan sprake van een verstoorde zuurstofopname en/of kooldioxideafgifte. Het ademcentrum in het
verlengde merg wordt dan voortdurend geprikkeld. Dit is meestal het geval bij
longafwijkingen (astma, bronchitis, longemfyseem, enz.) en
hartproblemen, zoals bij
decompensatio cordis (hartfalen).
Factoren die de ademhalingsfrequentie beïnvloeden
Zoals aangeduid, dienen bij het tellen van de ademhaling tal van aspecten te worden meegewogen. Bij gezonde personen verloopt de ademhaling moeiteloos, geruisloos en vrijwel onbewust. De
ademfrequentie is mede afhankelijk van de leeftijd en de lichamelijke en emotionele toestand van de patiënt.
Diepe of oppervlakkige ademhaling
Een frequente en/of diepe ademhaling duidt doorgaans op verstoringen in de systeemorganen, een verhoogd
basaal metabolisme of een drastisch toegenomen
zuurstofbehoefte. Een lage (en vaak ondiepe) ademfrequentie wijst vaak op normale invloeden zoals rust, slaap en een gewone lichaamstemperatuur. Ook bepaalde
medicijnen hebben invloed op de ademfrequentie.
Gevaarlijke adempatronen
Het tellen en anderszins specifiek observeren van de ademhaling wordt in klinische omstandigheden doorgaans uitgevoerd bij het opnemen van de
lichaamstemperatuur en de polsslag. Het is tevens een goed moment om bepaalde karakteristieke
adempatronen op te merken. Hieronder volgen twee van de belangrijkste:
Cheyne Stokes-ademhaling
De ademhaling wordt steeds dieper, vaak gevolgd door een zucht waarna de ademdiepte afneemt en overgaat in een apneu, die wel een minuut kan duren. Dit adempatroon is onder andere karakteristiek bij
hersenaandoeningen, zoals een hersentumor,
bloedingen, maar ook tijdens het
stervensproces. Verder werken bepaalde medicijnen een
Cheyne Stokes-ademhaling in de hand.
Kussmaul-ademhaling
Dit ademhalingstype ziet men vaak bij het diabetisch coma en acidose (verzuring) in het algemeen. Doorgaans is de ademhaling zeer diep, maar de frequentie vrijwel normaal. De
Kussmaul-ademhaling is een karakteristiek adempatroon bij een niet-behandelde
suikerziekte en bij nierfalen, waarbij de
elektrolytenbalans ernstig verstoord is.
Ademhalen tellen en observeren
Zoals hierboven duidelijk is geworden, zijn er tal van aspecten die meegewogen worden bij het tellen van de ademhaling. In klinische omstandigheden zijn het de verpleegkundigen en verzorgenden die bij uitstek in de gelegenheid zijn om de ademhaling van de patiënt te
observeren en adempatronen waar te nemen die mogelijk van invloed zijn op het medisch beleid dat de specialist heeft uitgestippeld. Bij het tellen en observeren van de ademhaling is het van belang dat de persoon in kwestie zich daar niet van bewust is, anders wordt de ademhaling daar gegarandeerd door beïnvloed.
Werkwijze
Men kan de ademhaling het beste tijdens het
opnemen van de pols observeren. Of tijdens een onbewaakt moment. Hieronder volgt de werkwijze:
- Laat iemand met een bemoeilijkte ademhaling rechtop zitten. Rust is het belangrijkste, zittend of liggend.
- Neem de pols op, of doe alsof, en laat niet merken dat u de ademhaling observeert.
- Observeer de ademhaling en alle bovengenoemde aspecten ervan, zoals neusvleugelen, buik- of borstademhaling, rochelen, een pijnlijke ademhaling of als de auxiliaire ademhalingsspieren worden gebruikt, waarbij de patiënt tijdens elke ademteug onder andere de schouders optrekt om maar genoeg lucht te krijgen. Dit is overigens een typisch verschijnsel bij patiënten met longemfyseem.
- Tel alleen de inademingen. Een ademhaling bestaat uit een in- en uitademing en de daaropvolgende rustpauze.
- Tel de ademhaling gedurende 30 seconden (vermenigvuldig de uitkomst met twee) of één minuut.
Lees verder