Hondsdolheid (rabiës) symptomen bij mens en dier
Hondsdolheid (rabiës) heeft een virus als veroorzaker en tast het zenuwstelsel aan. Honden, vossen, katten, maar ook vleermuizen en muizen fungeren als overdragers. In principe alle dieren die kunnen bijten. Het virus bevindt zich in het speeksel van het dier en wordt bij een beet of krab overgebracht op de mens. De incubatietijd is twee tot drie weken, maar kan ook anderhalf tot zelfs twee jaar zijn. Onbehandeld is hondsdolheid vrijwel zeker fataal. Rabiës komt praktisch overal ter wereld voor. Bij iemand die een dierenbeet oploopt in een 'besmet' land, dient degene die eerste hulp verleent altijd bedacht te zijn op rabiës en dus maatregelen te treffen. Bij een beet is het belangrijk naar een arts te gaan. De behandeling bestaat eventueel uit antibiotica, een tetanusvaccinatie, immunoglobulinen en een inenting tegen hondsdolheid.
Inhoud
Wat is hondsdolheid
De ziekte ontstaat door een besmetting met het
rabiësvirus (genus:
Lyssavirus, familie:
Rhabdoviridae) en is beslist dodelijk als er in de incubatietijd niet gevaccineerd is. Het speeksel in de besmette dieren bevat het virus en wordt met een beet, krab of lik overgebracht. Overigens is het virus niet van mens op mens overdraagbaar, er is althans nog nooit melding van gemaakt.
Bron: Pixel2013, Pixabay Neurotroop
Het rabiësvirus is wat men noemt neurotroop. Het is met andere woorden op het zenuwstelsel gericht, waarbij het zich langs de zenuwbanen naar de hersenen verspreidt, maar ook naar andere organen. Het virus kan de onbeschadigde
huid niet passeren. Elk jaar sterven er wereldwijd nog altijd tienduizenden mensen aan
hondsdolheid, met name in de (sub)tropen.
Welke dieren brengen rabiës over
Hondsdolheid komt niet alleen bij
honden voor, al doet de naam anders vermoeden. Ook
wolven,
vossen, muizen en vleermuizen vallen er aan ten prooi, in principe alle dieren die in staat zijn om te bijten. Dus ook runderen, geiten en schapen. In het merendeel van de gevallen betreft het echter carnivoren. De
vleermuis en de vos staan in die zin symbool. In de
West-Europese landen wordt rabiës doorgaans overgebracht door vossen, honden en vleermuizen (enkele soorten).
Incubatietijd
De incubatietijd, ofwel de periode tussen de
besmetting en het uitbreken van de
ziekte, varieert sterk en kan bij mensen twee, drie weken tot wel twee jaar zijn. Het hangt mede af van de plaats van de beet. Bij een beet in het gezicht, dat zich het dichtst bij de hersenen bevindt, is de incubatietijd het kortst. Het speeksel bij een beet is het meest virulent, aangezien het de hoogste concentraties van het rabiësvirus bevat dat direct in de
wond komt.
Verdacht en afwijkend (rabiës)gedrag bij dieren
Dieren met rabiës gedragen zich abnormaal. Het voorbeeld van de hond lijkt het meest sprekend. De
incubatietijd bij een besmette hond bedraagt drie weken tot twee maanden. In de beginfase van de ziekte is de hond stil. Ongewoon stil. Ook al betreft het een van nature rustige hond, de verstilling valt meteen op. Vervolgens trekt hij zich terug, verkiest hij de afzondering. Hij mijdt contact. De voerbak laat hij links liggen, en drinken wil hij ook niet meer. Deze verstilde fase verandert na een poosje echter in
hyperactiviteit, waarbij de hond smakkend zijn eten opschrokt en vraatzuchtig wordt. Hij eet alles en neigt ertoe overal in te bijten.
Bron: Azazelok, Pixabay Zwerven
Ook wil een met rabiës besmette hond uitbreken, gaan zwerven en dolen. Een deur die op een kier staat, is voor hem voldoende om een verwoede poging te wagen. De zwerflust is onbedwingbaar, wat uiteindelijk onherroepelijk gepaard gaat met
agressie. Vervolgens krijgt de hond verlammingsverschijnselen, gaat excessief kwijlen en sterft. Dit hele proces speelt zich af binnen een week tot 10 dagen.
Isoleren
Bij een beet moet het dier
geïsoleerd (kooi) worden, liefst voordat het zover komt, hoewel dat in veel gevallen en in de verkeerde fase moeilijk zal zijn zonder zichzelf en anderen in gevaar te brengen. Verwittig een dierenarts als u denkt dat uw hond rabiës heeft. Isoleer de hond. Waarschuw bovendien de politie als het dier ontsnapt.
Herkennen van hondsdolheid bij mensen
Het risico dat men in Nederland besmet raakt met het rabiësvirus is vrijwel nihil. Maar dat is beslist niet overal zo. In delen van Afrika en Azië komt hondsdolheid veel voor. Bij een rabiësbesmetting in West-Europa betreft het in praktisch alle gevallen een hond of een vos. Wie naar een land of continent reist waar rabiës voorkomt, doet er goed aan zich preventief te laten vaccineren. Zoals bij veel infectieziekten zijn ook de vroege
symptomen van hondsdolheid aspecifiek. Overigens zal de beetwond ook bij een onbehandelde rabiës genezen, hoewel er in veel gevallen enkele
ontstekingsverschijnselen overblijven.
Aspecifieke symptomen
De meest voorkomende aspecifieke, vroege symptomen zijn, na een incubatietijd van 20 dagen tot 2 jaar:
Bron: Geralt, Pixabay Specifieke symptomen
Ongeveer drie dagen na de aspecifieke symptomen is de patiënt prikkelbaar, op het agressieve af. Dit neemt binnen een week vaak dramatische vormen aan, gecombineerd met de daaropvolgende specifieke symptomen.
- Rusteloos, gejaagd, hyperactief. Zoals heen en weer lopen (ijsberen), veel en vaak geagiteerd praten.
- Angstgevoelens nemen toe. Net als de psychomotorische hyperactiviteit.
- Overgevoelig voor licht en geluid.
- Maniakale agitatie, waarbij het bewustzijn helder is.
- Gevoeligheid bij de veelal genezen beet. Het uit zich in pijn, jeuk of tintelingen. Maar ook gevoelloosheid komt voor.
- Spierkrampen.
- Na ongeveer een week treden spasmen op van de keelspieren, slikproblemen, ademnood en kaakklem. Ze ontstaan door allerlei prikkels, waaronder aanrakingen. Zelfs een licht briesje kan dit opwekken (aerofobie). Waterfobie spant echter de kroon. Zelfs het zien van water veroorzaakt vaak al krampen. De krampaanvallen kunnen in deze fase fataal zijn.
- De watervrees (hydrofobie) kan karakteristieke vormen aannemen, hoewel de patiënt misschien veel dorst heeft en water nodig heeft. Wie hem of haar wat te drinken aanbiedt, oogst woede en razernij, waarbij de patiënt kan gaan bijten, spugen en slaan.
- Toevallen (convulsies).
- Angstaanvallen.
- Onsamenhangend praten.
- Onregelmatige ademhaling.
- Verwarring en hallucinaties.
- Hevige speekselvloed.
- Verlammingen.
- Coma en overlijden.
Preventie
Dieren kunnen besmet zijn met het virus zonder dat ze verdacht gedrag vertonen. Bij een langdurig verblijf van meer dan 3-6 maanden in landen waar rabiës voorkomt, krijgen reizigers het advies om zich
preventief te laten inenten. Gelet ook op het feit dat in 'besmette' landen honden die tam lijken toch drager van het rabiësvirus kunnen zijn. Aai honden dus niet, haal ze niet aan. Bedenk dat een vriendelijke krab met de poten, of een lik, eveneens speekseldragend is en dus rabiës kan overdragen. Neem ook de gulden regel in acht om nooit dode of
zieke dieren aan te raken.
Tamme vos?
Kijk ook uit voor dieren in het wild die normaliter schuw zijn, maar nu vreemd genoeg tam overkomen, zoals bijvoorbeeld de vos. Als men gebeten is door een hond die verdacht wordt van hondsdolheid is het zaak de wond goed uit te wassen met water en zeep. Spoel de wond desnoods gedurende enkele minuten alleen uit met water. Ontsmet de wond daarna met alcohol (70%) of betadine. Bedenk echter dat daarmee hondsdolheid niet
voorkomen kan worden. Zolang niet vaststaat dat de hond geen rabiës heeft, is het zaak zo snel mogelijk professionele medische hulp te zoeken, wat overigens geldt voor alle (honden)beten.
Onmiddelijke behandeling
Bij een risico op hondsdolheid bestaat de behandeling uit de toediening van eventueel immunoglobulinen, enkele opeenvolgende vaccinaties met het verzwakt rabiësvirus, een tetanusinjectie en antibiotica. Zoals vermeld is een preventieve
vaccinatie belangrijk bij personen die langer dan 3 maanden in landen en op continenten verblijven waar hondsdolheid heerst.
Lees verder