Zo wordt de bloeddruk geregeld
Bloeddruk is de druk die het bloed uitoefent op de vaatwand, ofwel de druk waaronder het bloed door het gesloten bloedvatenstelsel wordt gestuwd. In het klinisch spraakgebruik wordt daar echter de druk in de grote slagaders mee bedoeld, die ongeveer gelijk is aan de druk in de aorta. Daarnaast is de capillaire en veneuze druk van invloed. De normale bloeddruk is van veel factoren afhankelijk, zoals geslacht, leeftijd, emoties en fysieke inspanning. De druk in de arteriën wordt op peil gehouden door onder andere de hartkracht, het bloedvolume, de nierfunctie en het sympathische zenuwstelsel. Het handhaven van de (normale) bloeddruk vereist dan ook een nauwgezet samenspel tussen deze en vele andere factoren.
Inhoud
Zo ontstaat de bloeddruk
Wanneer de linker hartkamer samentrekt, wordt het
bloed langs de drieledige halvemaanvormige aortaklep (
valva aortae) geleid en door de grote lichaamsslagader of hoofdslagader (
aorta) gestuwd. De druk tijdens en meteen na deze samentrekking is in de
aorta zeer hoog.
Bron: OpenClipartVectors, Pixabay Oorzaken
Dat die druk hoog blijft, zoals het hoort, heeft drie oorzaken:
- Het bloed kan niet terugstromen naar de linkerkamer, doordat de aortaklep zich sluit (eenrichtingsverkeer). Bij een omgekeerde druk zijn deze halvemaanvormige geledingen (slippen) te vergelijken met sluisdeuren.
- Een bijzondere eigenschap van de aorta is dat de wand ervan sterk kan uitrekken naarmate het bloed door de slagader wordt gepompt. Daardoor bevat de hoofdslagader in de systolische fase van de hartcontractie veel meer bloed dan in de diastolische fase. Zoals een opgepompte fietsband leegloopt, zo loopt ook de aorta dankzij het elastisch vermogen ervan 'leeg', waarbij het bloed door de ontstane druk naar de kleine slagaders (arteriolen) wordt gestuwd. Deze bloedgolf is onder andere bij de pols (arteria radialis) voelbaar en wordt polsgolf genoemd.
- Dankzij de variabele contractie ((vasoconstrictie en vasodilatatie) van de gladde spiertjes in de arteriolen zal de bloeddruk in het arteriële stelsel nooit tot nul dalen.
Systolische en diastolische druk
In het klinisch spraakgebruik wordt met
bloeddruk de druk in het slagaderlijk systeem bedoeld. De hoogste bloeddrukwaarde, ofwel
systolische druk (bovendruk), wordt bereikt vlak nadat de linkerkamer gecontraheerd heeft. De laagste druk, of
diastolische druk (onderdruk), is afhankelijk van de uitrekkingscapaciteit van de aorta en de omvang van het vaatgebied van de arteriolen, die met behulp van onwillekeurige (gladde) spiertjes geregeld wordt.
Drukverschil
Het drukverschil wordt
polsdruk genoemd. De spiertjes in de wanden van de kleine slagaders regelen met behulp van contractie en ontspanning van de vaatwand de omvang van het stroomgebied, ofwel de bloeddoorstroming in de weefsels.
Polsdruk
De
polsdruk – ofwel het drukverschil – wordt daar dus mede door bepaald. Zodra de bloeddruk stijgt, of als er sprake is van een grote energiebehoefte, openen deze vaatgebieden zich steeds verder. Uiteraard is daarbij van belang of het bloed probleemloos van de grote naar de kleine vaten kan stromen en in hoeverre de diastolische bloeddruk daalt voordat de linker hartkamer opnieuw contraheert (
systole). In het algemeen geldt: hoe groter het verdelingsvolume in de arteriolen, hoe lager de druk in deze vaten (
diastole of onderdruk). Samenvattend komt het erop neer dat de bloeddruk de resultante is van het circulerend bloedvolume, het hartminuutvolume, het uitrekkingsvermogen (elasticiteit) van de grote slagaders en de
spiertonus van de arteriolen.
Slagaders, aders en haarvaten
De
bloedsomloop is een gesloten systeem. Zoals boven uitgelegd wordt met bloeddruk de slagaderlijke (
arteriële) druk bedoeld. De bloeddruk daalt naarmate het bloed verder door het capillaire (haarvaten) en veneuze systeem stroomt. De bloeddruk in het gehele vaatsysteem is onder te verdelen in:
- Arteriële druk, zowel de systolische als diastolische druk.
- Capillaire druk, ofwel de bloeddruk in de haarvaten. In het capillaire netwerk zakt de druk tot 30 à 20 mmHg. Ook van invloed is het feit dat er in het capillaire systeem vocht uit de vaten treedt, waardoor de druk in dit vaatsysteem nog verder afneemt.
- Veneuze druk, ofwel de druk in het aderlijk systeem. Hier daalt de bloeddruk nog drastischer. In de holle aders, vlak bij de rechter hartboezem waarin het bloed uit de grote circulatie uitmondt, is de druk gereduceerd tot 0 mmHg en kan zelfs negatief (tot wel -5 mmHg) uitvallen door de aanzuigende werking van het hart.
Normale bloeddruk
De hoogte van de normale bloeddruk, ofwel de boven- en onderdruk, schommelt voortdurend en is van veel factoren afhankelijk, zoals leeftijd, geslacht, emotionele toestand, zoals
stress, en lichamelijke inspanning. Naarmate men ouder wordt, stijgt de bloeddruk langzaam waarbij het belang van de diastolische druk steeds meer gewicht krijgt. In de aorta en de andere grote
arteriën is bij jonge, gezonde mensen de systolische druk 120 tot 130 mmHg. Ook de diastolische bloeddruk schommelt onafgebroken en is mede afhankelijk van de contractie en ontspanning van de arteriolenspiertjes in het vaatgebied.
Grenswaarden
Bloeddrukmeting is wat dat betreft slechts een momentopname. Door de bank genomen schommelt de diastolische druk tussen de 70 en 90 mmHg. Deze
grenswaarden worden om bovengenoemde redenen doorgaans met enige soepelheid gehanteerd, ook in klinische situaties.
Bron: ClkerFreeVectorImages, Pixabay Regulering van de bloeddruk
Dankzij het
bloeddrukverval tussen de linkerventrikel en de rechter hartboezem wordt de bloedcirculatie op gang gehouden. Er zijn tal van factoren die het verloop van het normale bloeddrukverval bepalen ofwel reguleren. Dat zijn onder andere:
Systolische en diastolische druk
De systolische druk hangt af van de
hartkracht en de elasticiteit van de vaatwand. De diastolische druk is afhankelijk van de weerstand in de arteriolen (perifere weerstand) en de vullingstoestand van de kleine vaten. De hoeveelheid bloed die per minuut (hartminuutvolume) door de aorta wordt gestuwd, is onder normale omstandigheden volledig aangepast aan de lichaamsbehoefte. Bij inspanning, waarbij de energiebehoefte van de
lichaamscellen groot is, stijgt het hartminuutvolume en dus de systolische druk. Door de vaatverwijding (
vasodilatatie) van de arteriolen wordt de
weefseldoorstroming omvangrijker en daalt de diastolische druk. De polsdruk wordt daarbij dus groter.
Sympathisch zenuwstelsel
Dit gedeelte van het zenuwstelsel (vasomotorisch centrum) beïnvloedt de contractie (
vasoconstrictie) van de arteriolen om bijvoorbeeld een dreigende kritische bloeddrukdaling te voorkomen.
Hormoonstelsel en nierfunctie
Adrenaline wordt afgescheiden door het
bijniermerg en zorgt voor vasoconstrictie (vernauwing van de arteriolen). Het antidiuretisch hormoon (ADH) wordt aangemaakt in de
hypofyse. Samen met het hormoon aldosteron (bijnierschors) waarborgen ze beide dat het bloedvolume op peil blijft. De nierfunctie is eveneens van invloed. Bij een verwonding met veel
bloedverlies, of tijdens een hartinfarct of
hartfalen waardoor onder andere ook de bloeddoorstroming in de nieren in het geding is, scheiden de
nieren renine af dat de bijnieren aanzet tot de aanmaak van
aldosteron dat de uitscheiding van
water en zouten in de nieren belemmert, waardoor de bloeddruk stijgt. Medicijnen die ingrijpen op dat ingewikkelde proces zijn onder andere de zogeheten
ACE-remmers, waaronder
perindopril.
De bloeddruk – een ingenieus samenspel van factoren
Dankzij de bovengenoemde factoren schommelt de bloeddruk tussen de grenswaarden van de bovendruk en onderdruk (systole en diastole). Het betreft een harmonieus samenspel van factoren, die elkaar voortdurend corrigeren. Het bloeddrukverval waarborgt de bloeddoorstroming in de weefsels, opdat de lichaamscellen voedingsstoffen en zuurstof kunnen opnemen voor de
celstofwisseling en kooldioxide en andere afvalstoffen afgeven aan de extracellulaire weefselvloeistof en vervolgens aan de
bloedvaten. Zonder deze drukverschillen, waarvan het hart de motor is, zou dat niet mogelijk zijn.
Lees verder