Zwangerschapsechografie: Beeld van ontwikkeling baby
Een zwangerschapsechografie (prenatale echografie) is een veilig beeldvormend onderzoek dat gebruikmaakt van hoogfrequente geluidsgolven om een gedetailleerd beeld te verkrijgen van de ontwikkeling van een baby in de baarmoeder. Dit onderzoek stelt de arts in staat om belangrijke anatomische afwijkingen of aangeboren aandoeningen op te sporen en om de vrouwelijke bekkenorganen tijdens de zwangerschap te monitoren. Het aantal benodigde echografieën varieert per zwangerschap en wordt bepaald door de arts op basis van de individuele situatie.
Indicatie voor echografie tijdens de zwangerschap
De arts besluit een
echografie uit te voeren om mogelijke
zwangerschapsproblemen vroegtijdig te identificeren. Dankzij een zwangerschapsechografie kan de arts bepalen hoe ver de zwangerschap is gevorderd, metingen verrichten, en andere potentiële complicaties opsporen. Vaak worden meerdere zwangerschapsechografieën uitgevoerd gedurende de zwangerschap; het exacte schema wordt door de arts bepaald.
Eerste trimester van de zwangerschap
In de eerste twaalf weken van de zwangerschap wordt een echografie uitgevoerd om:
- Risicofactoren voor het syndroom van Down te identificeren.
- De hartslag van de baby te bepalen.
- De zwangerschapsduur te berekenen door de leeftijd van de baby vast te stellen.
- Een normale zwangerschap te bevestigen.
- Meerlingzwangerschappen, zoals tweelingen of drielingen, te detecteren.
- Problemen zoals een buitenbaarmoederlijke zwangerschap of een dreigende miskraam op te sporen.
- Afwijkingen van de placenta, baarmoeder, baarmoederhals en eierstokken te identificeren.
Tweede en derde trimester van de zwangerschap
In het tweede en derde trimester wordt de zwangerschapsechografie gebruikt om:
- De leeftijd, groei, positie en het geslacht van de baby te bepalen.
- Eventuele ontwikkelingsproblemen van de foetus te identificeren.
- Meerlingzwangerschappen verder te evalueren, inclusief onderzoek naar de placenta, het vruchtwater, en de bekkenstructuren.
- De hoeveelheid vruchtwater te beoordelen.
- De positie van de baby vast te stellen om eventuele problemen met de bevalling te anticiperen.
Voorbereiding op de procedure
Voor een optimale beeldkwaliteit is het belangrijk dat de zwangere vrouw een volle blaas heeft. Het is vaak nodig om één uur voor de echografie twee tot drie glazen vloeistof te drinken. Het is belangrijk dat de vrouw niet naar het toilet gaat voordat de echografie is uitgevoerd.
Tijdens de zwangerschapsechografie
De vrouw ligt op haar rug op een onderzoekstafel. De persoon die de echografie uitvoert, brengt een heldere, op water gebaseerde gel aan op het buik- en bekkengebied. Deze gel kan koud aanvoelen, maar is niet
pijnlijk. Vervolgens wordt een transducer, een klein handapparaat, over het gebied bewogen. De gel zorgt ervoor dat de transducer de hoogfrequente geluidsgolven goed kan doorgeven. Deze geluidsgolven worden door de lichaamstructuren teruggekaatst, inclusief de zich ontwikkelende baby, waardoor er beelden kunnen worden gemaakt.
In sommige gevallen, vooral tijdens de vroege zwangerschap, wordt een transvaginale echografie uitgevoerd, waarbij de sonde in de vagina wordt geplaatst (
transvaginale echografie). Dit wordt vaak gedaan in de 20ste tot 24ste week van de zwangerschap om de lengte van de baarmoederhals te meten.
Resultaten van de zwangerschapsechografie
Normale resultaten
Bij normale resultaten zijn de zich ontwikkelende baby, de placenta, het vruchtwater, en de omliggende structuren normaal en in overeenstemming met de zwangerschapsduur.
Afwijkende resultaten
Afwijkende echografische resultaten kunnen wijzen op de volgende aandoeningen:
- Aangeboren afwijkingen.
- Problemen met de eierstokken, baarmoeder, of andere bekkenstructuren.
- Een buitenbaarmoederlijke zwangerschap.
- Een dreigende of voltooide miskraam.
- Verminderde groei van de baby in de baarmoeder (intra-uteriene groeivertraging).
- Meerlingzwangerschappen met complicaties.
- Problemen met de placenta, zoals placenta previa (laagliggende placenta) of placenta abruptio (loslating van de placenta).
- Ongewone positie van de baby in de baarmoeder, zoals stuitligging.
- Te veel vruchtwater (polyhydramnion).
- Te weinig vruchtwater (oligohydramnion).
- Zwangerschapstumoren, zoals gestationele trofoblastziekte.
Lees verder