Oogspierfunctietest: Onderzoek zes oogspieren (Oogonderzoek)
Een oogarts of orthoptist voert tijdens een standaard oogonderzoek een oogspierfunctietest uit om de werking van de oogspieren te beoordelen. Hierbij observeert hij de beweging van de ogen in zes specifieke richtingen. Deze test onderzoekt zwakte of andere problemen in de oogspieren. Meestal heeft de patiënt last van dubbelzien of nystagmus (snelle, ongecontroleerde oogbewegingen). De eenvoudige en pijnloze test heeft alleen betrekking op de normale oogbewegingen.
Synoniemen oogspierfunctietest
Een oogspierfunctietest (EOM) is eveneens gekend onder deze synoniemen:
- oogspieronderzoek
- oogspierfunctie-onderzoek
- oogspiertest
Werking zes oogspieren
De oogspieren zijn in te delen in vier rechte en twee schuine spieren. Aan de ene zijde zijn ze vastgehecht aan de oogkas en aan de andere zijde aan de oogbol. Deze spieren zorgen ervoor dat de ogen perfect in staat zijn om in alle richtingen te bewegen.
De uitwendige oogspieren bestaan uit deze zes oogspieren:
- musculus obliquus inferior (onderste schuine oogspier): Deze oogspier trekt het oog naar binnen en naar boven.
- musculus obliquus superior (bovenste schuine oogspier): Deze oogspier trekt het oog naar beneden en naar buiten.
- musculus rectus inferior (onderste rechte oogspier): Deze oogspier trekt het oog naar beneden en naar binnen.
- musculus rectus lateralis (buitenste rechte oogspier): Deze oogspier trekt het oog naar buiten.
- musculus rectus medialis (middelste rechte oogspier): Deze oogspier trekt het oog naar binnen.
- musculus rectus superior (bovenste rechte oogspier): Deze oogspier trekt het oog naar boven en naar binnen.
De musculus obliquus superior en de musculus obliquus inferior zorgen voor de grootste draaifunctie van het oog.
Voorts gebeurt de besturing van de oogspieren door de drie
hersenzenuwen: de nervus trochlearis (rolzenuw: bovenste schuine oogspier), de nervus oculomotorius (oogbewegingszenuw) en de nervus abducens (buitenste oogspierzenuw). Wanneer één van deze zenuwen aan één oog uitvalt, ontstaat scheelzien.
Indicatie oogonderzoek
De patiënt met een oogspierdefect dat recent is ontstaan, klaagt meestal van
dubbelzien (
medische term is "diplopie"),
nystagmus (snelle, onwillekeurige oogbewegingen),
oftalmoplegie (oogspierverlamming) en een
wazig gezichtsvermogen.
Voor het onderzoek
De patiënt hoeft geen speciale voorbereidingen te treffen voor het onderzoek. Meestal is een oogspieronderzoek onderdeel van een
uitgebreid oogonderzoek. Dit onderzoek kent een tijdsduur van enkele minuten en is niet ingrijpend of belastend voor de patiënt.
Tijdens het onderzoek: Ogen bewegen
Recht vooruit kijken
De patiënt gaat zitten of staan en houdt het hoofd rechtop. De oogarts of
orthoptist vraagt de patiënt om gewoon recht vooruit te kijken. Daarna houdt de oogarts of orthoptist een pen of een ander voorwerp op ongeveer twaalf (12) tot zestien (16) centimeter voor het
gezicht van de patiënt. De oogarts of orthoptist verplaatst vervolgens het object in verschillende richtingen en vraagt de patiënt om het object te volgen met de ogen, zonder dat hij zijn hoofd beweegt.
Afdektest
Een onderzoek waarbij de oogarts telkens een oog afdekt, is eveneens mogelijk. Hierbij kijkt de patiënt naar een voorwerp in de verte, waarbij de oogarts, orthoptist of onderzoeker het andere oog afdekt. Na enkele seconden stopt de oogarts of orthoptist de afdekking zodat de patiënt weer met beide ogen ziet. De patiënt moet hierbij blijven kijken naar het object op afstand. Soms vertoont het eerst afgedekte oog problemen net nadat de patiënt weer met beide ogen ziet, bijvoorbeeld dat het oog niet meer (normaal) beweegt of erg snel beweegt. De oogarts of orthoptist voert het onderzoek eveneens uit met het andere oog en dit verloopt dan op dezelfde wijze.
Na het onderzoek
Na het onderzoek zijn geen speciale acties vereist. De patiënt krijgt meestal net na het onderzoek de onderzoeksresultaten mee van de oogarts of orthoptist.
Risico’s en bijwerkingen
Aan dit onderzoek zijn geen risico’s en bijwerkingen verbonden. Snelle ongecontroleerde oogbewegingen (nystagmus) kunnen optreden wanneer de ogen in een extreme zijwaartse richting draaien. Dit is normaal en stopt snel.
Onderzoeksresultaten oogspierfunctietest
Normale resultaten
Bij normale onderzoeksresultaten bewegen de ogen normaal.
Abnormale resultaten
Abnormale resultaten kunnen bijvoorbeeld afwijkingen aan de spieren zelf zijn. Abnormale resultaten zijn mogelijk eveneens het gevolg van problemen met delen van de
hersenen die deze spieren controleren (hersenzenuwen).
Complicaties
Dubbelzien: Bij afwijkingen in de oogspieren of zenuwen kan dubbelzien optreden. Dit kan ontstaan door een onjuiste werking van de spieren die normaal gesproken de ogen in dezelfde richting laten bewegen.
Nystagmus: Ongecontroleerde, snelle bewegingen van de ogen kunnen voorkomen bij problemen met de oogspieren of zenuwen die verantwoordelijk zijn voor de oogbewegingen.
Scheelzien: Problemen met de zenuwen die de oogspieren aansturen kunnen leiden tot scheelzien, waarbij de ogen niet goed op hetzelfde punt gericht zijn.
Oogspierverlamming: Afwijkingen in de zenuwen of spieren kunnen leiden tot gedeeltelijke of volledige verlamming van een of meer oogspieren, wat de oogbewegingen ernstig kan beïnvloeden.
Visuele beperking: Bij ernstige gevallen kunnen de oogspierproblemen leiden tot een verminderd gezichtsvermogen of een wazig beeld, vooral als de ogen niet goed kunnen samenwerken.
Lees verder