Artrofibrose: Overmatige littekenvorming in gewricht
Artrofibrose, ook wel bekend als arthrofibrosis, is een zeldzame aandoening waarbij overmatig littekenweefsel zich vormt in een gewricht, zoals de knie of heup. Dit kan optreden na een blessure of een operatie. De vorming van littekenweefsel leidt tot symptomen zoals gewrichtspijn, gewrichtsstijfheid, zwelling en een beperkt bewegingsbereik. De diagnose wordt gesteld door andere aandoeningen met vergelijkbare symptomen uit te sluiten. De behandeling bestaat doorgaans uit intensieve fysiotherapie, maar soms is chirurgische ingreep noodzakelijk om de aandoening te verhelpen.
Epidemiologie
Artrofibrose is een aandoening waarbij zich abnormaal weefsel vormt binnen een gewricht, wat resulteert in pijn, stijfheid en beperking van de beweeglijkheid. Dit kan optreden na een verwonding, operatie, of ontsteking van het gewricht. Het komt vaker voor na bepaalde soorten chirurgische ingrepen, zoals knie- of schouderoperaties.
Prevalentie van artrofibrose
De prevalentie van artrofibrose varieert afhankelijk van de onderliggende oorzaken en de specifieke gewrichten die worden aangetast. Na knieoperaties, bijvoorbeeld na een voorste kruisband reconstructie, kan artrofibrose bij ongeveer 5% tot 10% van de patiënten optreden. In sommige gevallen kan het zelfs vaker voorkomen, afhankelijk van de chirurgische techniek en de patiëntkenmerken.
Leeftijd en geslachtsverschillen
Artrofibrose komt vaker voor bij volwassenen, vooral tussen de 30 en 60 jaar, maar het kan op elke leeftijd optreden, met een hogere incidentie bij mensen die een operatie aan het gewricht hebben ondergaan. Er zijn geen significante geslachtsverschillen, hoewel sommige onderzoeken aangeven dat vrouwen iets vaker symptomen vertonen, mogelijk door hormonale factoren of door genetische gevoeligheid.
Geografische verschillen
Er zijn geen significante geografische verschillen in de prevalentie van artrofibrose, hoewel bepaalde bevolkingsgroepen, zoals atleten of mensen die zwaar werk verrichten, mogelijk vaker last hebben van de aandoening vanwege het verhoogde risico op letsel of operatie aan gewrichten.
Mechanisme
Artrofibrose ontstaat wanneer er abnormale hoeveelheid bindweefsel, ook wel littekenweefsel genoemd, zich vormt in en rondom het gewricht. Dit weefsel kan de normale beweging van het gewricht beperken, wat leidt tot stijfheid en pijn.
Fibrose en littekenvorming
Het mechanisme van artrofibrose wordt gekarakteriseerd door overmatige productie van collageen en ander bindweefsel als reactie op letsel, ontsteking of een chirurgische ingreep. Na een verwonding of operatie treedt een ontstekingsreactie op die de genezing moet bevorderen, maar in sommige gevallen produceert het lichaam te veel bindweefsel, waardoor het gewricht stijf wordt en de beweeglijkheid beperkt blijft.
Oorzaak van de overmatige fibrose
De exacte oorzaak van de overmatige fibrose is niet altijd duidelijk, maar het wordt vaak gezien in situaties waarbij de gewrichtsholte of het gewrichtskapsel in contact komt met bloed of andere stoffen die ontstekingen veroorzaken. Er kunnen ook genetische factoren een rol spelen, aangezien sommige mensen een verhoogde neiging hebben om te veel bindweefsel te produceren als reactie op letsel.
Beperkingen in gewrichtsmobiliteit
Na de vorming van te veel littekenweefsel in het gewricht, kan de beweeglijkheid van het gewricht sterk beperkt worden. Dit kan leiden tot pijn bij beweging, waardoor het moeilijk wordt om het gewricht normaal te gebruiken. Als artrofibrose onbehandeld blijft, kan dit zelfs leiden tot permanente stijfheid en verlies van gewrichtsfunctie.
Oorzaken
Artrofibrose ontstaat vaak na een blessure of een operatie, zoals een artroscopische knieoperatie of een knievervanging. In het aangetaste gewricht ontstaat overmatig littekenweefsel (fibrose) als gevolg van een
ontstekingsreactie. Tot januari 2020 is het voor wetenschappers nog niet volledig duidelijk waarom sommige mensen artrofibrose ontwikkelen en welke factoren precies bijdragen aan de overmatige littekenvorming.
Risicofactoren
Volgens Fysioinfo.com zijn er verschillende risicofactoren voor het ontwikkelen van artrofibrose:
- Diabetes mellitus: Suikerziekte en andere systemische aandoeningen kunnen leiden tot gevoelige gewrichten.
- Foute plaatsing van transplantaten: Onjuiste plaatsing van gewrichtsimplantaten of inklemming van weefsels kan bijdragen aan fibrose.
- Te snelle chirurgie: Het uitvoeren van een operatie te snel na een ontstekingsreactie, zoals bij een gescheurde kruisband, kan het risico op artrofibrose verhogen. Idealiter zou de chirurgische ingreep pas drie weken na het letsel moeten plaatsvinden.
- Intensieve fysiotherapie: Fysiotherapie boven de pijngrens kan bijdragen aan de ontwikkeling van artrofibrose.
- Genetische factoren: Er zijn aanwijzingen dat genetische aanleg een rol kan spelen bij het ontwikkelen van artrofibrose.
- Gewrichtsschade tijdens operatie: Schade aan het gewricht tijdens de operatie kan leiden tot overmatige littekenvorming.
- Onvoldoende pijnbestrijding: Het niet gebruiken van pijnstillers voor of na een operatie kan leiden tot minder beweging en daardoor tot gewrichtsproblemen.
- Infecties of bloedingen: Infecties of bloedingen in het gewricht kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van artrofibrose.
- Langdurige gewrichtsirritatie: Chronische irritatie van het gewricht kan de kans op fibrose verhogen.
- Lichaamsreactie op vreemd materiaal: De aanwezigheid van vreemd materiaal in het gewricht kan een fibrotische reactie veroorzaken.
- Onvoldoende of overmatige beweging: Te weinig beweging of te snelle, heftige bewegingen na een operatie kunnen leiden tot artrofibrose.
Risicogroepen
Er zijn specifieke patiëntengroepen die meer risico lopen op het ontwikkelen van artrofibrose. Deze groepen kunnen worden gekarakteriseerd door medische voorgeschiedenis, specifieke gewrichten of typen chirurgie.
Atleten en actieve personen
Atleten, vooral diegenen die contact- of sportblessures ervaren, hebben een verhoogd risico op artrofibrose, vooral na operaties aan gewrichten zoals de knie of schouder. Omdat sporters vaak intensieve fysieke activiteit uitvoeren, hebben ze een grotere kans op letsel en chirurgische ingrepen, wat de kans op artrofibrose vergroot.
Patiënten met ontstekingsziekten
Mensen met chronische ontstekingsziekten zoals reumatoïde artritis of systemische lupus erythematosus hebben een verhoogd risico op artrofibrose, vooral wanneer er sprake is van gewrichtsontsteking. De voortdurende ontstekingsreactie in de gewrichten kan de normale genezing verstoren, wat leidt tot overmatige littekenvorming.
Ouderen
Ouderen hebben een verhoogd risico op artrofibrose, vooral na een gewrichtsoperatie. Dit kan deels te maken hebben met een verminderde genezing en het herstelvermogen van weefsels naarmate men ouder wordt. Bovendien kunnen verminderde mobiliteit en een afname van spierkracht bijdragen aan een grotere kans op gewrichtsstijfheid en artrofibrose.
Symptomen van artrofibrose: Stijfheid, pijn en zwelling in het gewricht
Locaties van artrofibrose
Artrofibrose kan optreden in verschillende gewrichten, waaronder de heup, knie, enkel, voetgewrichten, schouder (
frozen shoulder), elleboog, pols, handgewrichten en wervelkolomwervels. De knie is echter het vaakst aangetast en het meest onderzocht.
Tekenen van artrofibrose
De symptomen van artrofibrose kunnen variëren afhankelijk van het aangetaste gewricht, maar zijn doorgaans vergelijkbaar. Voor een kniegewricht, wat een veelvoorkomende locatie is, zijn de symptomen:
- Beperkt bewegingsbereik: Het littekenweefsel kan de beweging van de knie belemmeren, waardoor buigen en strekken moeilijker en pijnlijker worden.
- Gewrichtsstijfheid: Stijfheid van de knie is een veelvoorkomend symptoom.
- Gewrichtspijn: Pijn in het gewricht kan variëren van mild tot ernstig.
- Manken: Verandering in de manier van lopen door pijn of stijfheid.
- Warmte: Het aangetaste gewricht kan warmer aanvoelen dan normaal.
- Gezwollen knie: Zwelling in de knie kan optreden.
- Crepitaties: Het gevoel of geluid van knarsen in het gewricht.
- Zwakte: Verminderde kracht in het aangetaste gewricht.
Progressieve symptomen
De symptomen kunnen verergeren naarmate de artrofibrose vordert. Door het beperkte bewegingsbereik en de pijn kunnen patiënten minder bewegen, wat leidt tot verdere verkleving van het littekenweefsel en verergering van de klachten.
Alarmsymptomen
Artrofibrose kan leiden tot ernstige gewrichtsbeperkingen en pijn, en het is belangrijk om op tijd in te grijpen om de ernst van de aandoening te verminderen.
Aanhoudende pijn en stijfheid
Een van de belangrijkste alarmsymptomen van artrofibrose is aanhoudende pijn en stijfheid in het gewricht, vooral na een operatie of letsel. Als de gewrichtsmobiliteit niet verbetert na verloop van tijd of zelfs verslechtert, kan dit wijzen op de ontwikkeling van artrofibrose.
Beperkingen in beweeglijkheid
Wanneer de beweeglijkheid van een gewricht na een operatie of letsel niet verbetert ondanks fysiotherapie, kan dit een teken zijn van artrofibrose. Het gewricht kan extreem stijf aanvoelen, wat het moeilijk maakt om dagelijkse taken uit te voeren.
Verlies van functionaliteit
Bij ernstige gevallen van artrofibrose kan er een verlies van gewrichtsfunctionaliteit optreden, waarbij het gewricht volledig niet meer kan bewegen of functioneren zoals het hoort. Dit kan leiden tot permanente invaliditeit als er geen tijdige behandeling wordt geboden.
Diagnose en onderzoeken
De diagnose van artrofibrose is vaak een diagnose van uitsluiting. Voordat de arts artrofibrose kan bevestigen, moeten andere oorzaken van gewrichtsstijfheid uitgesloten worden. Dit omvat:
- Infecties: Uitsluiten van infecties in het gewricht.
- Verkeerde plaatsing van implantaten: Controleren of knie-implantaten goed geplaatst zijn.
- Mechanische blokkades: Uitsluiten van mechanische blokkades in het gewricht.
Behandeling van artrofibrose
Fysiotherapie
De eerste stap in de behandeling van artrofibrose is doorgaans intensieve fysiotherapie. Deze therapie moet zo vroeg mogelijk na de diagnose worden gestart om het beste resultaat te bereiken en verdere littekenvorming te voorkomen.
Andere behandelingsopties
Als fysiotherapie niet voldoende is of als het littekenweefsel volledig is gevormd, kunnen andere behandelingsopties overwogen worden:
- Manipulatie onder anesthesie: Hierbij wordt het gewricht onder narcose gemanipuleerd om de verklevingen te verminderen.
- Artroscopie: Artroscopie kan gebruikt worden om het gewricht te onderzoeken en beschadigd weefsel te verwijderen.
- Open chirurgie: Bij ernstige gevallen kan open chirurgie nodig zijn om het littekenweefsel te verwijderen en de bewegingsvrijheid te herstellen.
- Revisie van knievervanging: Bij patiënten met een knievervanging kan een revisie (hersteloperatie) nodig zijn om de aandoening te verhelpen.
Prognose en lange-termijnvooruitzichten
De prognose voor artrofibrose hangt af van de duur van de fibrose en de effectiviteit van de behandeling. Chronische artrofibrose, d.w.z. fibrose die langer dan twaalf weken aanwezig is, kan moeilijker te behandelen zijn. Als manipulatie onder anesthesie niet succesvol is, kan een open chirurgische ingreep noodzakelijk zijn. Deze ingreep brengt risico's met zich mee, zoals infecties,
bloedstolsels en bloedverlies.
Preventie en nazorg
Om artrofibrose te voorkomen en te beheersen, zijn enkele maatregelen belangrijk:
- Fysiotherapie: Na een gewrichtsoperatie of blessure is het cruciaal om fysiotherapie te volgen om de beweeglijkheid te herstellen en littekenvorming te minimaliseren.
- Pijnbestrijding: Zorg voor adequate pijnbestrijding om het risico van verminderde beweging en verdere fibrose te verkleinen.
- Opvolging door een specialist: Regelmatige controles door een specialist kunnen helpen bij het vroegtijdig herkennen en behandelen van artrofibrose.
- Educatie en bewustwording: Patiënten moeten goed geïnformeerd zijn over het belang van vroege mobilisatie en het volgen van therapieën om complicaties te voorkomen.
Lees verder