Ziekte van Alexander: Neurodegeneratieve aandoening
De ziekte van Alexander is een progressieve en vaak dodelijke neurodegeneratieve ziekte waarbij de witte stof in de hersenen zich vernietigt. Deze erfelijke aandoening is dan ook een vorm van een leukodystrofie. Meestal zijn kinderen getroffen door deze aandoening, maar ook een juveniele en volwassen vorm zijn mogelijk. De symptomen zijn voor elke vorm anders, al ontstaan vooral ontwikkelingsproblemen en psychische problemen. W.S. Alexander beschreef de uiterst zeldzame ziekte voor het eerst in 1949.
Synoniemen van de ziekte van Alexander
De ziekte van Alexander (ALXDRD) is eveneens gekend onder deze synoniemen:
- dysmyelogenische leukodystrofie
- dysmyelogenische leukodystrofie-megalobare
- dysmyelogenische leukodystrofie met megalobarencefalie
- fibrinoïde degeneratie van astrocyten
- fibrinoïde leukodystrofie
- hyaline panneuropathie
- leukodystrofie met Rosenthal vezels
- megalencefalie met hyaline opname
- megalencefalie met hyaline panneuropathie
Epidemiologie hersenaandoening
De wereldwijde prevalentie bedraagt 1 op 1.000.000 geboorten. Sinds het beschrijven van de ziekte zijn enkele honderden patiënten gerapporteerd. Zowel mannen als vrouwen zijn getroffen. Voorts kent de ziekte van Alexander geen etnische, raciale, geografische of culturele/economische voorliefde. Tot slot presenteert de neurodegeneratieve aandoening zich mogelijk op elke leeftijd tussen de geboorte en het zesde decennium, al zijn kinderen het vaakst getroffen.
Oorzaken en erfelijkheid neurodegeneratieve aandoening
Een mutatie (wijziging) in GFAP-gen veroorzaakt wellicht de aandoening. De overervingswijze verloopt op autosomaal dominante wijze. Hierbij is één exemplaar van een afwijkend gen van een ouder voldoende om de ziekte te veroorzaken. Meestal gebeurt deze mutatie de novo. De aandoening treedt dan spontaan op zonder dat een familiale geschiedenis van de ziekte bekend is. Bij ongeveer 10% van de patiënten zijn geen genmutaties gevonden en dan is het onduidelijk wat de ziekte veroorzaakt.
Symptomen en vormen: Infantiele, juveniele en volwassen vorm
Infantiele vorm
De infantiele vorm, die het vaakst voorkomt, treedt op bij kinderen tot twee jaar. Ze hebben mentale en fysieke ontwikkelingsstoornissen, een groeiachterstand,
spasticiteit, een abnormale grootte van het hoofd, een progressieve psychomotorische achterstand en
epileptische aanvallen.
Juveniele vorm
De juveniele vorm van de ziekte van Alexander komt minder vaak voor en heeft begint op de leeftijd tussen twee en dertien jaar. Deze kinderen
braken hevig, hebben moeite met slikken en spreken,
coördinatieproblemen, en verliezen de motorische controle. Meestal hebben zij een normale geestelijke ontwikkeling en een normale hoofdgrootte.
Volwassen vorm
Volwassen vormen van de ziekte van Alexander komen minder vaak voor. De symptomen lijken soms op die van de
ziekte van Parkinson (neurologische aandoening met verlies van beweging en coördinatie en
bevingen) en
multiple sclerose (chronische neurologische auto-immuunaandoening), of presenteren zich hoofdzakelijk als een psychiatrische stoornis. De symptomen zijn vrij mild ten opzichte van de andere vormen en hierbij verloopt de progressie over het algemeen ook trager.
Diagnose en onderzoeken
Lichamelijk onderzoek
Bij een lichamelijk onderzoek merkt de arts een abnormaal groot hoofd (megalencefalie) op.
Diagnostisch onderzoek
Een
CT-scan toont de verminderde hoeveelheid van de witte stof in de
hersenen aan. Ook een
MRI-scan geeft de hersenveranderingen aan. Een genetisch onderzoek bevestigt de diagnose indien een genmutatie betrokken is bij de aandoening.
Differentiële diagnose
Volgende aandoeningen of syndromen lijken op de ziekte van Alexander:
Behandeling van de leukodystrofie
Voor de ziekte van Alexander is geen effectief bewezen behandeling voorhanden. De arts concentreert zich bij de behandeling op voor verlichten van de symptomen en het voorkomen van complicaties. Hydrocefalie valt chirurgisch te behandelen.
Prognose aandoening
De prognose voor patiënten met de ziekte van Alexander is over het algemeen slecht. De meeste kinderen met de infantiele vorm worden niet ouder dan 6 jaar. De achteruitgang bij de juveniele en volwassen vorm verlopen trager maar is eveneens progressief en fataal, meestal in de middelbare leeftijd.