EHBO bij onderkoeling: Onderkoelde patiënt langzaam opwarmen
Door een langere blootstelling aan koude, daalt de lichaamstemperatuur van een patiënt. Onderkoeling vindt plaats wanneer de lichaamstemperatuur onder 34°C bedraagt. Koelt het lichaam verder af tot een centrale temperatuur van onder 31°C, dan ontstaat een kritische situatie. Veel voorkomende symptomen omvatten onder andere een bleke huidskleur, rillingen, vermoeidheid en sufheid. Het is als hulpverlener belangrijk om verder warmteverlies te voorkomen en daarna om de patiënt geleidelijk en zeker niet te snel op te warmen.
Synoniemen onderkoeling
Onderkoeling is eveneens gekend onder deze synoniemen:
Oorzaken
Een blootstelling aan een koude omgeving waarbij de patiënt onaangepaste kledij draagt, veroorzaakt mogelijk een koude slag. Dit geldt eveneens voor een patiënt lang stilligt in een koude omgeving bijvoorbeeld na een
valpartij of bij een alcohol- of slaapmiddelenvergiftiging. Ook door een lawine ontstaan onderkoelingsverschijnselen. Wanneer bovendien een patiënt ondergedompeld is in koud water, resulteert dit in een afkoeling die dertig maal sneller verloopt dan in de lucht. Onderkoeling is ook te zien bij een patiënt die verkeert in een slechte voedingstoestand door ondervoeding, een gebrek aan suiker in het bloed (
hypoglykemie) of een slecht werkende schildklier. De leeftijd is ook van belang. Bij pasgeborenen is de verhouding tussen lichaamsoppervlakte en lichaamsmassa groot waardoor ze een hoger risico lopen op onderkoeling. Het opwekken van warmte door rillingen is door
baby’s minder goed mogelijk. Daarnaast is het warmteregulerend centrum in de
hersenen nog niet ontwikkeld bij baby’s. Ook ouderen zijn niet meer goed in staat om warmte te produceren als gevolg van een verhoging van het
metabolisme. Zij hebben tevens een kleinere spiermassa, waardoor het produceren van warmte met behulp van spieractiviteit afneemt.
Symptomen onderkoelde patiënt
Eerste stadium
In een eerste stadium is de centrale temperatuur onder de 37°C. De patiënt vertoont zich met een snelle diepe ademhaling (
tachypneu) en een snelle hartslag (
tachycardie). Hij rilt onbeheersbaar en moet klappertanden. De huid is tevens bleek (
bleke huidskleur) en droog (
droge huid). Kinderen hebben doorgaans geen belangstelling meer in eten en drinken. Neurologische problemen omvatten
verwardheid,
opgewondenheid en waanideeën.
Tweede stadium
Bedraagt de centrale temperatuur onder 34°C, dan zijn de aan de vrieskou blootgestelde lichaamsdelen wit en hard en verstijven de spieren. De patiënt heeft een afwezig evenwichtsgevoel en pijngevoel. De ademhaling is voorts langzaam en de hartslag is ook onregelmatig. De patiënt is daarnaast passief, suf, lusteloos, slaperig en neemt geen initiatieven meer.
Derde stadium
Wanneer de centrale temperatuur onder 30°C bedraagt, lijkt de patiënt overleden maar functioneren de vitale organen nog (schijndood). De patiënt is namelijk
bewusteloos en comateus en heeft de ogen open en wijd gespreid. Af en toe reageren de ogen nog op lichtinval. De pols is nauwelijks nog voelbaar en de ademhaling verloopt met lange pauzes. In deze toestand vindt een redder vaak een lawineslachtoffer terug.
Vierde stadium
Het vierde stadium is heel ernstig waarbij de toestand van de patiënt onomkeerbaar is. Hierbij bedraagt de centrale temperatuur onder 27°C. Volgende medische symptomen treden op:
hyperkaliëmie (te hoog kaliumgehalte in het bloed door celbeschadiging) en
acidose (te hoge zuurgraad van het bloed door opstapeling van melkzuur en koolzuur door een anaërobe celstofwisseling. De patiënt verkeert in een diepe
coma waarbij de polsslag niet meer te voelen is. De patiënt ontwikkelt eveneens kamerfibrillatie. Uiteindelijk komt de patiënt te overlijden.
Eerste hulp bij onderkoeling: Langzaam opwarmen
De hulpverlener zorgt er eerst voor dat de patiënt geen warmte meer verliest. De hulpverlener legt daarom de patiënt op een beschutte, opgewarmde plaats. Na het voorkomen van warmteverlies, mag de hulpverlener de onderkoelde patiënt langzaam opwarmen. Hij verwijdert hiervoor de natte kleding en wikkelt vervolgens de patiënt in een (isoleer)deken of ander isolerend materiaal. Is de patiënt bewusteloos, dan volgt de hulpverlener de vitale functies van de patiënt op (bloeddruk, bewustzijn en ademhaling). Ademt de patiënt namelijk niet meer, dan moet de hulpverlener hem reanimeren. Bij lichte onderkoeling mag de patiënt iets warm (en zoet) drinken of een warme douche nemen. Lichaamsbeweging, enkele dekens (niet te veel), een warme kruik en warmte van andere mensen warmen de patiënt op.
EHBO: Zeker niet doen
De patiënt rechtstreeks in een bad of vlakbij een verwarmingstoestel plaatsen, is uit den boze. Door rechtstreeks contact van warmte met het huidoppervlak krijgt dit meer bloed dan de inwendige organen waardoor de algemene lichaamstemperatuur nog verder daalt. De patiënt mag verder zeker geen alcohol of erg hete dranken nuttigen. Dit geeft een verwijding van de bloedvaten (
medische term: vasodilatatie) en zorgt bijgevolg voor een daling van de lichaamstemperatuur. Voorts mag een diep onderkoelde patiënt niet zomaar dood verklaard worden. Soms is zelfs een reanimatie na een hartstilstand van meer dan vijf minuten nog succesvol. De patiënt mag niet bewegen want dit leidt bij ernstig onderkoelde patiënten tot een circulatietoestand. Het actief met kruiken verwarmen van een ernstig onderkoelde patiënt is wel niet aangewezen omdat de bloedvaten hierdoor snel openen waardoor de patiënt mogelijk in
shock geraakt.
Prognose
Een plotse of snelle onderkoeling geeft vaak een betere prognose dan wanneer de onderkoeling geleidelijk optreedt. Dit komt omdat dan in het bloed meer zuurstofreserve aanwezig blijft waarvan het lichaam langer gebruik van kan maken.