Baraitser-Winter-syndroom: Afwijkingen gezicht en hersenen
In 1988 beschreven Baraitser en Winter voor het eerst het Baraitser-Winter-syndroom. Dit is een aangeboren genetische aandoening die de ontwikkeling van vele lichaamsdelen beïnvloedt, met name het gezicht, de ogen en de hersenen. Patiënten hebben vaak een atypische gelaatsuitdrukking met iriscoloboom, wat kan leiden tot slechtziendheid, en ze hebben een milde tot ernstige verstandelijke beperking. Tal van andere symptomen kunnen ook voorkomen bij dit syndroom. De behandeling is vooral symptomatisch en ondersteunend.
Synoniemen Baraitser-Winter-syndroom
Soms gebruiken artsen andere namen voor het Baraitser-Winter-syndroom:
- BRWS
- Cerebro-frontofaciaal syndroom, type 3
- Fryns-Aftimos syndroom
- Iriscoloboom met ptosis (hangende oogleden), hypertelorisme (ver uit elkaar staande ogen) en verstandelijke beperking
Klinische overlapping
Het Baraitser-Winter-syndroom overlapt met het Fryns-Aftimos-syndroom. Beide aandoeningen delen dezelfde gezichts- en
hersenafwijkingen.
Coloboom en de andere oogafwijkingen zijn echter primaire symptomen van het Baraitser-Winter-syndroom. Ze zijn niet aanwezig bij het Fryns-Aftimos-syndroom.
Epidemiologie
Zeldzaamheid en prevalentie
Baraitser-Winter-syndroom is een uiterst zeldzame genetische aandoening met minder dan 200 gedocumenteerde gevallen wereldwijd. Dit maakt de prevalentie moeilijk vast te stellen. Er wordt aangenomen dat de aandoening even vaak voorkomt bij beide geslachten.
Geografische spreiding
Er zijn geen specifieke geografische concentraties gemeld voor Baraitser-Winter-syndroom. De diagnose is echter mogelijk ondervertegenwoordigd in gebieden met beperkte toegang tot genetisch testen.
Leeftijd en diagnose
De aandoening wordt meestal gediagnosticeerd tijdens de neonatale periode of vroege kinderjaren vanwege de kenmerkende craniofaciale en neurologische symptomen. Vroege herkenning is essentieel voor een beter begrip van de impact op de gezondheid van de patiënt.
Mechanisme
Genetische basis
Baraitser-Winter-syndroom wordt veroorzaakt door dominante mutaties in de ACTB- of ACTG1-genen, die coderen voor β- en γ-actine. Deze eiwitten zijn essentieel voor de dynamiek van het cytoskelet en spelen een sleutelrol in celbeweging, intracellulaire transportprocessen en celstructuur.
Pathofysiologische gevolgen
Mutaties in ACTB of ACTG1 verstoren de actinepolymerisatie, wat leidt tot abnormale celmigratie tijdens de embryonale ontwikkeling. Dit veroorzaakt de kenmerkende craniofaciale afwijkingen en hersenstructuurabnormaliteiten die worden waargenomen bij patiënten met deze aandoening.
Multisysteem betrokkenheid
Het syndroom beïnvloedt meerdere orgaansystemen, waaronder het zenuwstelsel, het visuele systeem en de nieren. De systemische betrokkenheid verklaart de complexe en variabele klinische presentatie.
Oorzaken en erfelijkheid van aandoening
De novo mutaties (
medische term voor "nieuw ontstane veranderingen") in de actinegenen ACTB en ACTG1 zijn de oorzaak van het Baraitser-Winter-syndroom. Actine is één van de contractiele eiwitten van het spierweefsel. Het syndroom komt voor bij patiënten zonder familiale geschiedenis van de aandoening. De overerving van deze aandoening gebeurt autosomaal dominant.
Risicofactoren
Genetische mutaties
De belangrijkste risicofactor voor Baraitser-Winter-syndroom is het optreden van deactivatiemutaties in het ACTB- of ACTG1-gen. Deze mutaties kunnen sporadisch optreden of erfelijk zijn in zeldzame gevallen.
Familiegeschiedenis
Hoewel de meeste gevallen de novo mutaties betreffen, kan een positieve familiegeschiedenis de kans op een genetische diagnose verhogen. Genetisch advies is belangrijk voor families met eerdere gevallen.
Omgevingsinvloeden
Er zijn geen specifieke omgevingsfactoren geïdentificeerd die de expressie of progressie van het syndroom beïnvloeden. Het belang van genetische factoren is echter doorslaggevend.
Risicogroepen
Kinderen met craniofaciale afwijkingen
Bij kinderen met duidelijke craniofaciale kenmerken, zoals hypertelorisme en ptosis, in combinatie met neurologische symptomen, moet worden gedacht aan Baraitser-Winter-syndroom als differentiaaldiagnose.
Patiënten met onverklaarde epilepsie
Patiënten met vroege en refractaire epilepsie zonder duidelijke oorzaak kunnen genetisch getest worden om de diagnose van dit syndroom te overwegen.
Neonaten met multisysteemafwijkingen
Bij pasgeborenen met gecombineerde neurologische, visuele en nierafwijkingen is het zinvol om genetische testen uit te voeren om Baraitser-Winter-syndroom te identificeren.
Symptomen: Afwijkingen Gezicht, Ogen en Hersenen
Een heleboel symptomen zijn mogelijk bij dit syndroom. Er zijn echter enkele primaire symptomen zoals een atypische gelaatsuitdrukking, coloboom en hersenafwijkingen.
Gezicht
Een
ongewone gelaatsuitdrukking is het meest voorkomende symptoom van het Baraitser-Winter-syndroom. Enkele symptomen zijn bijvoorbeeld een brede en platte neusbrug en een bolle neus, een grote ruimte tussen de neus en de bovenlip (
medische term is "philtrum"), dunne lippen, volle wangen, een puntige kin, een progressief grof
gezicht en microcefalie (een te klein hoofd).
Ogen
Daarnaast komen afwijkingen aan of rond de ogen voor waarvan
oculair coloboom (iriscoloboom) bij de meeste patiënten wordt gezien. Ook mogelijk zijn kleine ogen, klein hoornvlies, aniridie, ver uit elkaar geplaatste ogen (hypertelorisme), grote ooglidopeningen, hangende oogleden (ptosis) en hoge gebogen wenkbrauwen, epicanthische plooien (sikkelvormige huidplooien van het bovenste ooglid die dikwijls de binnenooghoek bedekken).
Hersenen
Patiënten hebben daarnaast
structurele hersenafwijkingen. Deze afwijkingen hebben betrekking op een verminderde neuronale migratie, een proces waarbij zenuwcellen (neuronen) zich naar de juiste positie in de ontwikkelende hersenen verplaatsen. Pachygyria (te dikke hersenwindingen) wordt het vaakst geassocieerd met het Baraitser-Winter-syndroom. De oppervlakte van beide halfronden van de grote hersenen bestaat uit een groot aantal windingen of gyri, en deze zijn bij patiënten te dik. Deze afwijkingen kunnen een milde tot ernstige verstandelijke beperking, ontwikkelingsachterstand, en (vaak ernstige)
epileptische aanvallen veroorzaken.
Andere symptomen
Andere kenmerken van het Baraitser-Winter-syndroom kunnen bestaan uit een
kort gestalte, oorafwijkingen en veelal progressief
gehoorverlies,
hartafwijkingen, een extra (gedupliceerde) duim, een
navelbreuk (uitstulping van de buikwand rond de navel) en afwijkingen aan de
nieren en urinewegen. Soms hebben patiënten met het Baraitser-Winter-syndroom onwillekeurige spiersamentrekkingen (
dystonie).
Alarmsymptomen
Craniofaciale afwijkingen
Hypertelorisme, een vlakke neusbrug en ptosis zijn veelvoorkomende kenmerken. Deze symptomen moeten een aanleiding zijn voor verder onderzoek naar genetische oorzaken.
Epilepsie
Epilepsie is een prominent symptoom dat zich vaak op jonge leeftijd voordoet. De aanvallen zijn vaak moeilijk onder controle te krijgen en kunnen een aanwijzing zijn voor een onderliggende genetische aandoening.
Ontwikkelingsachterstand
Achterstand in zowel cognitieve als motorische ontwikkeling is een belangrijk alarmsymptoom. Dit symptoom kan verergeren naarmate de ziekte voortschrijdt.
Diagnose en onderzoeken
Klinisch onderzoek
De diagnose van Baraitser-Winter-syndroom wordt vaak gesteld op basis van klinische observaties. De belangrijkste aanwijzingen zijn de craniofaciale afwijkingen, zoals hypertelorisme, ptosis en een vlakke neusbrug, in combinatie met neurologische symptomen, zoals ontwikkelingsachterstand en epilepsie. Artsen moeten het klinische beeld grondig documenteren en verder onderzoek overwegen.
Genetisch onderzoek
De gouden standaard voor de diagnose is genetisch testen, waarbij mutaties in de ACTB- of ACTG1-genen worden geïdentificeerd. Dit kan middels sequencing van de genen om de specifieke mutatie te bevestigen. Genetisch onderzoek biedt niet alleen bevestiging van de diagnose, maar kan ook nuttig zijn voor familieleden die mogelijk drager zijn van de aandoening.
Beeldvorming
Beeldvormingstechnieken zoals MRI van de hersenen kunnen worden gebruikt om structurele afwijkingen in de hersenen te identificeren, die vaak worden gezien bij Baraitser-Winter-syndroom, zoals hypoplasie van de hersenstam en afwijkingen in de witte stof.
Neurofysiologische testen
Neurofysiologische onderzoeken, zoals EEG, kunnen helpen bij het vaststellen van de aanwezigheid van epileptische activiteit, wat een veelvoorkomend symptoom is bij patiënten met Baraitser-Winter-syndroom. Dit kan helpen bij het monitoren van de aandoening en het begeleiden van de therapie.
Behandeling van het Syndroom
Er is geen specifieke behandeling voorhanden, maar de symptomen kunnen individueel per patiënt met bestaande therapieën worden aangepakt: speciaal onderwijs,
hoortoestellen, fysiotherapie, low vision-hulpmiddelen, enzovoort.
Prognose
Levensverwachting
De levensverwachting bij patiënten met Baraitser-Winter-syndroom kan variëren afhankelijk van de ernst van de symptomen en de mate van multisysteembetrokkenheid. Veel patiënten hebben een normale levensverwachting, hoewel ernstige neurologische en andere multisystemische complicaties de prognose kunnen beïnvloeden.
Neurologische prognose
De neurologische ontwikkeling van patiënten met Baraitser-Winter-syndroom is vaak vertraagd, met veel patiënten die cognitieve en motorische achterstand vertonen. De prognose op het gebied van neurologische functies is afhankelijk van de mate van hersenschade en het succes van therapieën die de symptomen beheersen.
Epilepsiecontrole
Epilepsie is een veelvoorkomend symptoom bij Baraitser-Winter-syndroom, en de controle over de aanvallen varieert. Bij sommige patiënten kunnen de aanvallen goed worden beheerst met medicatie, terwijl anderen moeilijkere gevallen van refractaire epilepsie vertonen. Het succes van de behandeling kan de kwaliteit van leven aanzienlijk verbeteren.
Multisysteemcomplicaties
Patiënten met Baraitser-Winter-syndroom kunnen te maken krijgen met bijkomende gezondheidsproblemen, zoals gehoorverlies, nierafwijkingen of hartproblemen. De prognose van deze complicaties hangt af van de mate waarin ze aanwezig zijn en hoe effectief ze kunnen worden behandeld. Het monitoren van deze systemen is belangrijk voor het beheersen van de algehele gezondheid.
Complicaties
Bij patiënten met het Baraitser-Winter-syndroom kunnen verschillende ernstige complicaties optreden:
- Verstandelijke beperkingen: De structurele hersenafwijkingen kunnen leiden tot een intellectuele beperking van milde tot ernstige aard.
- Epileptische aanvallen: Epilepsie kan optreden als gevolg van de afwijkingen in de hersenen.
- Gehoorverlies: Progressief gehoorverlies kan de communicatie en sociale interactie beïnvloeden.
- Visuele problemen: Oculaire afwijkingen zoals iriscoloboom kunnen leiden tot slechtziendheid of zelfs blindheid.
- Hartafwijkingen: Hartafwijkingen kunnen de algehele gezondheid en functie van het hart beïnvloeden.
- Nier- en urinewegproblemen: Afwijkingen aan de nieren en urinewegen kunnen leiden tot urineretentie en andere complicaties.
- Oorafwijkingen: Problemen met de oren kunnen bijdragen aan gehoorverlies en andere gerelateerde symptomen.
- Spierproblemen: Dystonie kan leiden tot onwillekeurige spiersamentrekkingen en bewegingsproblemen.
Preventie
Aangezien het Baraitser-Winter-syndroom een genetische aandoening is die wordt veroorzaakt door de novo mutaties in de actinegenen ACTB en ACTG1, zijn er geen specifieke preventiemaatregelen beschikbaar om het syndroom te voorkomen. Het syndroom komt doorgaans voor zonder een familiale voorgeschiedenis, wat de preventie bemoeilijkt. Toch kunnen enkele algemene benaderingen nuttig zijn:
- Genetisch advies: Voorstellen van genetisch advies aan gezinnen die een geschiedenis van aangeboren afwijkingen hebben, kan helpen bij het begrijpen van de risico's en het plannen van toekomstige zwangerschappen. Dit is vooral belangrijk voor ouders die al een kind hebben met een genetische aandoening.
- Prenatale diagnostiek: Bij een verhoogd risico op genetische aandoeningen kunnen prenatale tests zoals echografieën en DNA-analyses nuttig zijn voor het vroegtijdig opsporen van mogelijke afwijkingen. Deze tests kunnen echter niet alle gevallen van het Baraitser-Winter-syndroom detecteren, vooral niet vanwege de spontane aard van de mutaties.
- Bewustwording: Vergroten van de bewustwording over genetische aandoeningen en hun symptomen kan helpen bij een vroegtijdige diagnose en behandeling. Het informeren van zorgverleners en ouders over de tekenen van het Baraitser-Winter-syndroom kan bijdragen aan snellere identificatie en ondersteuning van getroffen patiënten.
- Ondersteuning van onderzoek: Steunen van wetenschappelijk onderzoek naar genetische aandoeningen kan bijdragen aan de ontwikkeling van toekomstige preventieve en behandelingsstrategieën.
Lees verder