Liddle-syndroom: Aandoening met erfelijke hoge bloeddruk
Het Liddle-syndroom is een zeldzame, erfelijke vorm van hoge bloeddruk (hypertensie) die al in de kindertijd begint. Ook een verlaagd kaliumgehalte in het bloed is kenmerkend voor deze aandoening. Spierzwakte en vermoeidheid zijn enkele van de symptomen. De patiënt heeft een behandeling nodig, omdat hij anders het risico loopt op een beroerte of hart- en vaatziekten. Medicijnen, in combinatie met een zoutarm dieet, zijn meestal effectieve behandelingsopties voor het Liddle-syndroom. De ziekte is vernoemd naar dokter Grant Liddle (1921-1989), een Amerikaanse endocrinoloog, die de aandoening voor het eerst beschreef in de medische literatuur in 1963.
Epidemiologie
Het Liddle-syndroom is uiterst zeldzaam, met slechts enkele honderden gevallen die wereldwijd zijn gedocumenteerd. De aandoening treft zowel mannen als vrouwen en kan reeds in de kindertijd worden vastgesteld.
Synoniemen van Liddle-syndroom
‘Pseudoaldosteronisme’ en ‘pseudoprimaire hyperaldosteronisme’ zijn synoniemen voor het Liddle-syndroom.
Oorzaken van hoge bloeddruk
Het Liddle-syndroom is een aandoening met een autosomaal dominant overervingspatroon en is het gevolg van mutaties in het SCNN1B- of SCNN1G-gen. Elk van deze genen bevat instructies voor de productie van een deel (subeenheid) van het epitheliale natriumkanaal (ENaC), een eiwitcomplex. Deze kanalen bevinden zich aan epitheelcellen (het oppervlak van bepaalde cellen) en in veel weefsels van het lichaam, waaronder de
nieren, waar de kanalen natrium in cellen transporteren.
In de nieren gaan ENaC-kanalen open als reactie op signalen dat de natriumspiegels in het bloed te laag zijn, waardoor natrium in cellen kan stromen. Vanuit de niercellen stroomt dit natrium echter terug naar de bloedstroom (reabsorptie) in plaats van dat het in de urine uit het lichaam wordt verwijderd. Door mutaties in het SCNN1B- of SCNN1G-gen verandert de structuur van de ENaC-subeenheid. Hierdoor wijzigt een gebied van de subeenheid dat betrokken is bij signalering voor de afbraak (degradatie) wanneer het niet langer nodig is. De subeenheid-eiwitten worden door de mutatie niet meer afgebroken, waardoor meer ENaC-kanalen aan het celoppervlak blijven. De toename in kanalen aan het celoppervlak verhoogt de reabsorptie van natrium (gevolgd door water), wat leidt tot een verhoogde bloeddruk. De reabsorptie van natrium in het bloed is gekoppeld aan de verwijdering van kalium uit het bloed, dus een overmatige natriumreabsorptie leidt tot hypokaliëmie (
verlaagde kaliumspiegels in het bloed).
Risicofactoren voor het Liddle-syndroom
Omdat het Liddle-syndroom een genetische aandoening is, is de belangrijkste risicofactor een familiegeschiedenis van de ziekte. Als één van de ouders de mutatie draagt, is er een 50% kans dat deze wordt doorgegeven aan hun kinderen.
Symptomen
Kinderen
De patiënt kampt met een ernstige
hoge bloeddruk die reeds vroeg in het leven begint. De meeste patiënten hebben al in de kindertijd problemen met de
verhoogde bloeddruk. Bij sommige patiënten gebeurt de diagnose echter pas in de volwassenheid. Vooral kinderen hebben vaak geen bijkomende problemen. In de loop van de tijd leidt een onbehandelde hoge bloeddruk echter tot
hartaandoeningen of een
beroerte, wat mogelijk fataal is.
Volwassenen
Volwassenen presenteren zich met niet-specifieke symptomen van een laag kaliumgehalte in het bloed (hypokaliëmie), waaronder
vermoeidheid,
hartkloppingen,
spierzwakte,
spierpijn,
kortademigheid,
obstipatie of een opgezette buik. Het tekort aan kalium verhoogt ook de pH (zuurtegraad) van het bloed (
metabole alkalose).
Alarmsymptomen
Een patiënt moet dringend medische hulp zoeken bij het optreden van ernstige hypertensie, vooral als deze gepaard gaat met symptomen zoals spierzwakte, onregelmatige hartslag, of extreme vermoeidheid.
Een bloedonderzoek is nodig /
Bron: Frolicsomepl, Pixabay
Diagnose en onderzoeken
Kinderen met het syndroom van Liddle zijn vaak asymptomatisch. De eerste indicatie van het syndroom is vaak de incidentele vaststelling van een hoge bloeddruk tijdens een standaard lichamelijk onderzoek. Omdat dit syndroom zeldzaam is, kan de arts de ziekte enkel diagnosticeren nadat de hoge bloeddruk van de patiënt niet reageert op medicijnen voor het verlagen van de bloeddruk. Verder is een uitgebreid
bloedonderzoek nodig om de lage niveaus van kalium, renine en aldosteron te detecteren. Een
urineonderzoek is ook nodig; de arts identificeert hiermee de lage niveaus van natrium (hyponatriëmie) en aldosteron. Een genetische test zoekt tot slot naar een verandering in het gen, wat de ziekte bevestigt.
Behandeling
De therapie bestaat uit een zoutarm dieet in combinatie met de toediening van een kaliumsparend diureticum (
plaspil). Deze
medicijnen sluiten de natriumkanalen direct, waardoor de bloeddruk verlaagt en een correctie ontstaat van hypokaliëmie en metabole alkalose. Een standaardbehandeling met antihypertensieve medicatie (medicatie om de bloeddruk te verlagen) is niet effectief voor deze aandoening.
Prognose
Dankzij de behandeling zijn de langetermijnvooruitzichten voor patiënten met het Liddle-syndroom goed. Met adequate behandeling en monitoring kunnen patiënten vaak een normaal leven leiden zonder ernstige complicaties.
Complicaties van erfelijke aandoening
Onbehandeld leidt een hoge bloeddruk mogelijk tot een beroerte, hart- en vaatziekten en/of
nierproblemen die mogelijk leiden tot de dood. Het vroegtijdig identificeren en behandelen van het syndroom kan helpen om deze complicaties te voorkomen.
Preventie van het Liddle-syndroom
Gezien de genetische aard van het Liddle-syndroom, is preventie niet mogelijk. Wel kan genetische expertise nuttig zijn voor gezinnen met een voorgeschiedenis van het syndroom. Door middel van vroegtijdige diagnose en een goed behandelplan kan het risico op ernstige complicaties aanzienlijk worden verminderd.