Rotor-syndroom: Verhoogd bilirubinegehalte met geelzucht
Het Rotor-syndroom is een erfelijke leveraandoening waarbij een patiënt een verhoogd bilirubinegehalte in het bloed heeft (hyperbilirubinemie). De productie van bilirubine start bij de afbraak van rode bloedcellen. Bilirubine heeft een oranje tot gele kleur. Wanneer deze stof zich ophoopt, ontstaat een vergeling van de huid of het oogwit (geelzucht). Af en toe ontstaan ook aanvallen van buikpijn en/of koorts. De relatief milde aandoening behoeft geen medische behandeling, maar wel moet de patiënt oppassen met het gebruik van medicatie en het drinken van alcohol om leverschade te voorkomen. De aandoening is vernoemd naar de Filipijnse arts Arturo Belleza Rotor die de ziekte voor het eerst beschreef in de medische literatuur in 1948.
Epidemiologie van het Rotor-syndroom
Het Rotor-syndroom is een zeldzame aandoening met een prevalentie van minder dan 1 op 1.000.000. De ziekte komt sporadisch voor in families. De exacte prevalentie is anno augustus 2024 nog steeds moeilijk vast te stellen, mede door de zeldzaamheid van de aandoening en het asymptomatische karakter bij sommige patiënten.
Oorzaken van het Rotor-syndroom
Genetische veranderingen
Het Rotor-syndroom is te wijten aan genetische mutaties (wijzigingen) in zowel het SLCO1B1- als SLCO1B3-gen. Beide genen zijn betrokken bij de totstandkoming van het Rotor-syndroom. Deze genen zijn nodig voor de productie van speciale eiwitten, met name ‘organisch aniontransporterend polypeptide 1B1 (OATP1B1)’ en ‘organisch aniontransporterend polypeptide 1B3 (OATP1B3)’. Deze eiwitten zijn aanwezig in levercellen en zijn nodig voor het transport van bilirubine en andere stoffen uit het bloed naar de lever, zodat deze stoffen uit het lichaam worden verwijderd. Door de genetische wijzigingen werken deze eiwitten niet goed of ontbreken ze, waardoor de lever bilirubine minder efficiënt of helemaal niet meer opneemt. Dit maakt het moeilijk om bilirubine uit het lichaam te verwijderen, wat leidt tot geelzucht bij patiënten met het Rotor-syndroom. Bij deze patiënten is er een opbouw van zowel ongeconjugeerd bilirubine (toxische vorm) als geconjugeerd bilirubine (niet-giftige vorm) in het bloed. De meeste bilirubine is echter geconjugeerd, waardoor sprake is van 'geconjugeerde
hyperbilirubinemie'.
Overervingspatroon
In beide kopieën van het gen moeten mutaties aanwezig zijn voordat de ziekte tot uiting komt, wat resulteert in een autosomaal recessief overervingspatroon. De ouders van de patiënt hebben meestal geen symptomen van het Rotor-syndroom, maar dragen elk een gewijzigde kopie van de twee genen.
Risicofactoren van het Rotor-syndroom
Hoewel het Rotor-syndroom een genetische aandoening is, zijn er geen specifieke risicofactoren geïdentificeerd die het risico op de ziekte verhogen, afgezien van de aanwezigheid van mutaties in beide SLCO1B1- en SLCO1B3-genen. De ziekte wordt echter vaker gezien in consanguïneuze relaties (relaties tussen bloedverwanten), wat het risico op de aandoening kan vergroten.
Symptomen: Geelzucht
De meeste patiënten met het Rotor-syndroom krijgen al kort na de geboorte of anders in de kindertijd te maken met chronische
geelzucht (icterus). De gele verkleuring van de huid en slijmvliezen is niet altijd permanent aanwezig en kan komen en gaan. Sommige patiënten ervaren slechts een vergeling van het oogwit (conjunctivale icterus). Af en toe hebben patiënten aanvallen van
buikpijn in het epigastrium (boven de maagstreek). Koortsperioden komen zelden ook tot stand.
Alarmsymptomen
Hoewel het Rotor-syndroom doorgaans mild is, zijn er geen specifieke alarmsymptomen die wijzen op een verslechtering van de aandoening. Echter, als er sprake is van ernstige buikpijn, langdurige koorts of een plotselinge verslechtering van de geelzucht, is het raadzaam om medische hulp in te roepen om andere onderliggende aandoeningen uit te sluiten.
Een uitgebreid bloedonderzoek is noodzakelijk /
Bron: Frolicsomepl, Pixabay
Diagnose en onderzoeken
Lichamelijk en diagnostisch onderzoek
De diagnose van het Rotor-syndroom gebeurt op basis van zichtbare symptomen en verschillende laboratoriumtesten. Buiten de geelzucht zijn geen lichamelijke afwijkingen te bemerken bij een grondig lichamelijk onderzoek, al ervaren sommige patiënten wel
buikpijn in de streek boven de maag en
koorts. Een grondig
bloedonderzoek, een
urineonderzoek en een
HIDA-scan (radiografisch onderzoek van galwegen en lever) zijn nodig voor het bevestigen van de diagnose.
Differentiële diagnose
Volgende aandoeningen hebben een gelijkaardig klinisch beeld met geelzucht en/of buikpijn met koortsaanvallen:
Behandeling van verhoogd bilirubinegehalte in het bloed
De leveraandoening is goedaardig en vereist geen medische behandeling. Het is echter belangrijk dat de arts op de hoogte is van de aandoening. Sommige geneesmiddelen komen de lever binnen via één van de twee afwezige of afwijkende transporteiwitten. Hierdoor kan het gebruik van bepaalde medicijnen ernstige gevolgen hebben voor patiënten met het Rotor-syndroom. Daarnaast is het afgeraden om alcohol te consumeren, aangezien dit eveneens schade aan de lever kan veroorzaken.
Prognose van het Rotor-syndroom
De vooruitzichten zijn uitstekend, tenzij de patiënt een andere leveraandoening heeft. Patiënten met het Rotor-syndroom kunnen een normaal leven leiden zonder specifieke medische interventies, mits zij voorzichtig zijn met het gebruik van bepaalde medicijnen en het vermijden van alcohol.
Complicaties
Het Rotor-syndroom leidt zelden tot complicaties. De aandoening is doorgaans mild en niet-progressief. Echter, bij verkeerd gebruik van medicijnen of overmatig alcoholgebruik kan er leverschade ontstaan, wat de prognose kan verslechteren.
Preventie van Rotor-syndroom
Aangezien het Rotor-syndroom een genetische aandoening is, is preventie niet mogelijk. Wel kunnen risicofamilies genetische expertise overwegen om de kans op overerving naar toekomstige generaties te bespreken. Het vermijden van alcohol en bepaalde medicijnen kan helpen om leverschade te voorkomen bij mensen die de ziekte hebben.
Lees verder