Alfa1-antitrypsine-deficiëntie: Lever- en longaandoening
Alfa1-antitrypsine-deficiëntie is een erfelijke long- en leverafwijking waarbij soms nog symptomen mogelijk zijn. De patiënt is vooral kortademig, heeft een piepende ademhaling, heeft moeite om zich in te spannen, en bovendien treedt emfyseem vaak op. Stoppen met roken is het belangrijkste advies, al zijn ook enkele andere behandelingsmethoden voorhanden. De ziekte werd voor het eerst beschreven door de Zweedse artsen Carl-Bertil Laurell en Sten Eriksson in 1963.
Synoniemen alfa1-antitrypsine-deficiëntie
Alfa1-antitrypsine-deficiëntie (AAT, AATD) is eveneens gekend onder deze synoniemen:
- A1AT-tekort
- AAT-deficiëntie
- Alfa-1
- Alfa-1 gerelateerde emfyseem
- Alfa-1 proteaseremmer deficiëntie
- Alfa-1-proteïnase-inhibitordeficiëntie
- Erfelijk longemfyseem
- Erfelijke emfyseem
- Genetisch emfyseem
Epidemiologie lever- en longziekte
Alfa-1-antitrypsine-deficiëntie komt wereldwijd voor, maar de prevalentie varieert per bevolking. Wereldwijd zijn ongeveer 3,4 miljoen mensen getroffen door alfa1-antitrypsine-deficiëntie. Deze aandoening treft ongeveer 1 op de 1.500 tot 5.000 personen van Europese afkomst. De aandoening komt het meest voor bij Europeanen en Noord-Amerikanen van Europese afkomst. Daarentegen komt de longaandoening en
leveraandoening niet vaak voor bij mensen van Aziatische afkomst. Veel patiënten met alfa1-antitrypsine-deficiëntie krijgen waarschijnlijk geen juiste diagnose waardoor de prevalentie wellicht nog hoger is. Dit geldt vooral voor patiënten met
chronisch obstructief longlijden (COPD). Alfa1-antitrypsine-deficiëntie veroorzaakt mogelijk COPD, maar de diagnose van alfa1-antitrypsine-deficiëntie gebeurt vaak niet. Sommige patiënten met alfa1-antitrypsine-deficiëntie zijn gediagnosticeerd met
astma. Voorts zijn vrouwen en mannen in gelijke aantallen getroffen.
Mechanisme van alfa1-antitrypsine-deficiëntie
Het belang van alfa1-antitrypsine in het lichaam
Alfa1-antitrypsine (AAT) is een essentieel eiwit dat voornamelijk in de lever wordt aangemaakt en via het bloed naar de longen wordt getransporteerd. Het speelt een cruciale rol bij het beschermen van het longweefsel tegen de schadelijke effecten van neutrofiele elastase, een enzym dat door witte bloedcellen wordt geproduceerd bij ontstekingsreacties. Neutrofiele elastase heeft als functie het afbreken van bacteriële en andere vreemde structuren, maar kan zonder remming ook het elastische longweefsel aantasten.
Het mechanisme van deficiëntie
Bij alfa1-antitrypsine-deficiëntie zorgt een genetische mutatie ervoor dat AAT niet of onvoldoende wordt aangemaakt of dat het eiwit een abnormale structuur heeft. Hierdoor wordt het niet effectief naar de longen getransporteerd en hoopt het zich op in de lever. Deze opeenhoping leidt tot leverbeschadiging, terwijl het gebrek aan AAT in de longen resulteert in een verhoogde afbraak van elastisch weefsel, wat uiteindelijk leidt tot emfyseem. De snelheid van dit proces kan versnellen bij blootstelling aan risicofactoren, zoals roken en luchtverontreiniging.
Genetische basis van alfa1-antitrypsine-deficiëntie
De aandoening wordt veroorzaakt door mutaties in het SERPINA1-gen, dat zich op chromosoom 14 bevindt. De meest voorkomende genetische varianten zijn:
- M-allel: De normale versie van het gen.
- S-allel: Produceert een verlaagd niveau van AAT.
- Z-allel: De meest voorkomende mutatie, die leidt tot ernstige deficiëntie.
Patiënten met de ZZ-genotype hebben het hoogste risico op ernstige longaandoeningen en leverproblemen. Draagstatus (MZ of SZ) resulteert meestal in mildere vormen van de aandoening, hoewel risico's nog steeds verhoogd zijn.
Oorzaken en erfelijkheid aandoening
Mutaties in het SERPINA1-gen veroorzaken de alfa1-antitrypsine-deficiëntie. Mutaties in het SERPINA1-gen leiden tot een tekort (deficiëntie) van alfa-1 antitrypsine of een afwijkende vorm van het eiwit. Alfa-1 antitrypsine is een soort eiwit (proteaseremmer), aangemaakt door de lever, dat de longen en lever beschermt. Als de AAT-eiwitten niet de juiste vorm hebben, zitten ze vast in de levercellen en zijn ze niet in staat de longen te bereiken.
De overerving van deze aandoening verloopt meestal op autosomaal codominante wijze. Twee verschillende versies van het gen zijn dan actief en ze bezitten beiden de erfelijke eigenschappen.
Risicofactoren
Roken en blootstelling aan schadelijke stoffen
Roken is de belangrijkste externe risicofactor voor patiënten met alfa1-antitrypsine-deficiëntie. De schadelijke stoffen in tabaksrook activeren neutrofielen, waardoor meer neutrofiele elastase vrijkomt. Bovendien remt roken de werking van de reeds beperkte hoeveelheden AAT, wat leidt tot een snellere afbraak van het longweefsel en progressie van emfyseem.
Naast roken kunnen ook andere luchtverontreinigende stoffen, zoals fijnstof, chemicaliën en dampen (bijvoorbeeld door beroepsmatige blootstelling), de longfunctie negatief beïnvloeden bij patiënten met AAT-deficiëntie.
Genetische predispositie en familiaire anamnese
Gezinnen waarin alfa1-antitrypsine-deficiëntie voorkomt, hebben een hoger risico op het doorgeven van de aandoening. Erfelijkheid speelt een doorslaggevende rol, en familieleden van gediagnosticeerde patiënten dienen genetisch advies in te winnen om hun eigen risicostatus te bepalen.
Infecties en inflammatoire processen
Frequent terugkerende luchtweginfecties, zoals longontstekingen of bronchitis, kunnen de longfunctie versneld aantasten bij patiënten met alfa1-antitrypsine-deficiëntie. Infecties verhogen de productie van neutrofiele elastase, wat het risico op schade aan longweefsel verder vergroot.
Leeftijd en geslacht
De symptomen van alfa1-antitrypsine-deficiëntie manifesteren zich meestal op middelbare leeftijd (30-50 jaar). Mannen hebben een iets hoger risico op ernstige longaandoeningen, mogelijk door hogere rookprevalentie in sommige populaties.
Risicogroepen
Rokers met een onverklaarde longziekte
Bij patiënten die langdurig roken en vroegtijdig tekenen van chronische obstructieve longziekte (COPD) of emfyseem ontwikkelen, zonder duidelijke verklaring, is het belangrijk om te screenen op alfa1-antitrypsine-deficiëntie. Dit geldt vooral wanneer de symptomen optreden vóór het 50e levensjaar.
Patiënten met onverklaarde leverproblemen
AAT-deficiëntie kan leiden tot leverbeschadiging door de ophoping van abnormaal AAT-eiwit. Patiënten met onverklaarde leververvetting, cirrose of verhoogde leverenzymwaarden behoren tot de risicogroep en dienen genetisch onderzocht te worden.
Familieleden van gediagnosticeerde patiënten
Familieleden van patiënten met alfa1-antitrypsine-deficiëntie vormen een belangrijke risicogroep. Draagstatus of volledige deficiëntie kan genetisch worden vastgesteld, wat de mogelijkheid biedt tot vroege preventieve maatregelen.
Patiënten met vroegtijdige COPD of emfyseem
Patiënten die al op jonge leeftijd COPD of emfyseem ontwikkelen, zonder duidelijke blootstelling aan risicofactoren, dienen altijd getest te worden op AAT-deficiëntie. Dit geldt met name voor patiënten zonder geschiedenis van roken of beroepsmatige blootstelling.
Symptomen lever- en longaandoening
Alfa1-antitrypsine-deficiëntie is een multisystemische aandoening waarbij de patiënt afwijkingen heeft aan de lever en longen en daarnaast mogelijk andere symptomen vertoont. De ernst, uitgebreidheid en het optreden van de symptomen variëren per patiënt. Sommige patiënten zijn zelfs volledig asymptomatisch terwijl anderen levensbedreigende problemen hebben.
Lever
Ongeveer 10 procent van zuigelingen met alfa1-antitrypsine-deficiëntie heeft vaak
icterus (geelzucht), een leverziekte waarbij de huid en het oogwit vergeelt. Ongeveer 15 procent van de volwassenen met alfa1-antitrypsine-deficiëntie heeft
leverfalen of andere leverschade (
cirrose) door de vorming van littekenweefsel in de lever. Symptomen van cirrose zijn onder andere een gezwollen buik,
gezwollen voeten of
benen, en geelzucht. Patiënten met alfa-1-antitrypsine-deficiëntie lopen ook het risico op het ontwikkelen van hepatocellulair
carcinoom (
kanker op huid, in slijmvliezen en in organen), een vorm van leverkanker.
Longen
De eerste symptomen van een longaandoening ontstaan bij patiënten met alfa-1 antitrypsine veelal tussen de leeftijd van twintig tot vijftig jaar. De symptomen omvatten
kortademigheid na een lichte activiteit na een lichte inspanning en een
piepende ademhaling. Andere symptomen omvatten
gewichtsverlies, terugkerende infecties van de luchtwegen (longinfecties),
vermoeidheid, en een snelle hartslag (
tachycardie) bij het opstaan. Getroffen patiënten ontwikkelen vaak tussen dertigjarige en veertigjarige leeftijd emfyseem, een longziekte waarbij de kleine luchtblaasjes in de longen, in
medische termen gekend als "alveoli", beschadigd zijn. Karakteristieke symptomen van emfyseem zijn onder meer
ademhalingsproblemen, een droge
hoest, een verhoogde slijmproductie en een tonvormige borst. Het
roken van sigaretten of blootstelling aan tabaksrook versnelt de progressie van emfyseem bij patiënten met AATD en beschadigt de longen. De symptomen ontwikkelen zich ongeveer tien jaar eerder bij alfa1-antitrypsine-deficiënte patiënten die regelmatig roken.
Bijkomende symptomen
In zeldzame gevallen hebben patiënten met alfa1-antitrypsine-deficiëntie de
huidaandoening panniculitis, die zich kenmerkt door een verharde huid met
pijnlijke knobbels. Panniculitis varieert in ernst en treedt mogelijk op elke leeftijd op.
Longkanker is eveneens gerapporteerd.
Alarmsymptomen
Chronische kortademigheid
Een progressieve kortademigheid, vooral bij inspanning, is vaak een van de eerste symptomen van AAT-deficiëntie. De kortademigheid verergert na verloop van tijd, zelfs bij minimale fysieke activiteit.
Piepende ademhaling
Een piepende ademhaling, die vaak samenhangt met een vernauwing van de luchtwegen, is een alarmsymptoom dat kan wijzen op onderliggende emfyseem of chronische bronchitis.
Onverklaarde vermoeidheid en afname inspanningsvermogen
Vermoeidheid en een verminderd vermogen om fysieke activiteiten uit te voeren zijn alarmerende signalen, vooral bij patiënten zonder duidelijke risicofactoren zoals roken.
Tekenen van leveraandoeningen
Bij patiënten kunnen symptomen van leverproblemen optreden, zoals geelzucht, buikpijn, jeuk en een vergrote lever. Deze symptomen zijn vaak onverklaard en vereisen een verdere evaluatie.
Vroegtijdige COPD-symptomen
COPD-symptomen, zoals chronische hoest, overmatige slijmproductie en frequent terugkerende luchtweginfecties, die zich op jonge leeftijd voordoen, vormen alarmsignalen.
Diagnose en onderzoeken: Vaak onterecht COPD
Lichamelijk en diagnostisch onderzoek
De uiteindelijke diagnose van de ziekte is moeilijk. Veelal krijgt de patiënt de diagnose COPD zonder aanwijsbare oorzaak. De diagnose van het syndroom gebeurt aan de hand van een grondig lichamelijk onderzoek op basis van de zichtbare symptomen. Een
bloedonderzoek is nodig om het syndroom te diagnosticeren. Daarnaast zijn een longfunctieonderzoek (
spirometrie), een
thoraxfoto (foto van de
borstkas) en een
CT-scan van de borstkas nuttige onderzoeksinstrumenten.
Differentiële diagnose
De differentiële diagnoses omvatten:
Behandeling
Dit syndroom valt niet te genezen, maar een ondersteunende en symptomatische behandelingswijze is wel mogelijk waarbij de artsen trachten de symptomen te verlichten. De patiënt is gebaat met
medicatie om de longfunctie te verbeteren en de kortademigheid te verlichten. Sommige patiënten hebben tevens bijkomende zuurstof nodig. Een
levertransplantatie en/of
longtransplantatie is soms vereist. Verder is een preventieve vaccinatie tegen de
griep aangewezen. Stoppen met roken is de belangrijkste behandelingsmethode. Een wekelijkse intraveneuze aanvulling met AAT is tot slot nuttig bij patiënten die lijden aan emfyseem.
Prognose
De prognose is zeer variabel en bovendien afhankelijk van de ernst en uitgebreidheid van de symptomen. Een slechte prognose is geassocieerd met een meer ernstige mate van luchtwegobstructie. Patiënten die roken zijn zwaarder getroffen en hebben een grotere mortaliteit. Mogelijke complicaties zijn bronchiëctasieën (blijvende verwijdingen van delen van de luchtwegen door beschadiging van de bronchuswand), cirrose of leverfalen, emfyseem en
leverkanker. Mogelijk zijn deze complicaties levensbedreigend.
Complicaties
Longkanker
Patiënten met alfa1-antitrypsine-deficiëntie hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van longkanker door de chronische ontsteking en littekenvorming in de longen.
Longembolie
Dit verwijst naar de afsluiting van een slagader in de longen door een bloedstolsel, wat kan leiden tot pijn op de borst, kortademigheid en zelfs levensbedreigende situaties.
Pneumonie
Longontsteking, of pneumonie, kan optreden als gevolg van verzwakte longen en verhoogd risico op infecties.
Pulmonale hypertensie
Hoge bloeddruk in de bloedvaten die de longen voorzien, wat kan leiden tot hartfalen en een verminderde zuurstoftoevoer naar de weefsels.
Respiratoire insufficiëntie
Bij ernstige gevallen kan de longcapaciteit zo ver afnemen dat de patiënt niet meer voldoende zuurstof kan opnemen, wat kan leiden tot ademhalingsproblemen en noodzaak voor intensieve zorg.
Preventie
Stoppen met roken
Het vermijden van roken is de belangrijkste preventieve maatregel voor patiënten met alfa1-antitrypsine-deficiëntie. Stoppen met roken vermindert de progressie van emfyseem en verbetert de algehele longfunctie.
Vermijden van blootstelling aan schadelijke stoffen
Beroepsmatige blootstelling aan chemische stoffen, dampen en fijnstof moet strikt worden vermeden. Patiënten dienen indien nodig beschermende maatregelen te nemen, zoals ademhalingsmaskers en goede ventilatie.
Vaccinaties tegen luchtweginfecties
Vaccinaties tegen griep en pneumokokken kunnen de frequentie en ernst van luchtweginfecties verminderen, waardoor het risico op longschade afneemt.
Vroegtijdige screening van familieleden
Screening van familieleden maakt het mogelijk om AAT-deficiëntie vroegtijdig vast te stellen en preventieve maatregelen in te voeren voordat ernstige symptomen optreden.
Gezond voedingspatroon en voldoende beweging
Een evenwichtig voedingspatroon en regelmatige lichaamsbeweging ondersteunen het algemene welzijn en versterken de weerstand tegen infecties.
Praktische tips voor het leven met / omgaan met alfa1-antitrypsine-deficiëntie
Alfa1-antitrypsine-deficiëntie is een genetische aandoening die de longen en de lever kan beïnvloeden. Het kan leiden tot progressieve longziekten, zoals longemfyseem, en leverproblemen. Aangezien de symptomen zich geleidelijk ontwikkelen, is het belangrijk om de aandoening goed te beheren en vroegtijdige interventie te zoeken. Hier volgen enkele praktische tips voor het omgaan met alfa1-antitrypsine-deficiëntie.
Zorg voor je longen
De longen worden vaak het meest getroffen bij alfa1-antitrypsine-deficiëntie, en het is cruciaal om de longfunctie te behouden. Stop met roken als je dat nog niet hebt gedaan, omdat roken de progressie van de longziekte aanzienlijk versnelt. Gebruik indien nodig medicijnen zoals
medicatie om de longfunctie te ondersteunen en je arts kan ademhalingshulpmiddelen aanbevelen. Daarnaast kan het nuttig zijn om regelmatig je longfunctie te laten testen via
beeldvormende onderzoeken, zoals een longfoto of CT-scan, om de voortgang van de ziekte te monitoren.
Beheer je levergezondheid
Alfa1-antitrypsine-deficiëntie kan ook de lever aantasten, wat kan leiden tot levercirrose of andere leveraandoeningen. Regelmatig
bloedonderzoeken kunnen helpen om veranderingen in de leverfunctie op te sporen. Je arts kan je ook adviseren om een dieet met minder vet en suiker te volgen, evenals voedingssupplementen die de lever kunnen ondersteunen. Vermijd het drinken van
alcohol, omdat dit de lever nog verder kan beschadigen. Het is belangrijk om alert te zijn op symptomen zoals geelzucht of buikpijn, die kunnen wijzen op leverproblemen.
Ondersteuning bij de diagnose
Een vroegtijdige diagnose van alfa1-antitrypsine-deficiëntie kan het beheer van de aandoening verbeteren. Het is nuttig om genetisch advies in te winnen, vooral als je een familiegeschiedenis hebt van longziekten of leverproblemen. Daarnaast kan het belangrijk zijn om een netwerk van steun te hebben, bijvoorbeeld door deel te nemen aan een patiëntenvereniging voor mensen met chronische longziekten. Dit kan niet alleen helpen bij het verkrijgen van emotionele steun, maar ook bij het vinden van praktische tips voor het omgaan met de aandoening.
Verbeter je algehele welzijn
Een gezonde levensstijl kan bijdragen aan het verlichten van de symptomen van alfa1-antitrypsine-deficiëntie. Zorg ervoor dat je een
evenwichtig voedingspatroon volgt, rijk aan antioxidanten en andere stoffen die de gezondheid van de longen en lever kunnen bevorderen. Regelmatige lichaamsbeweging kan helpen om de longcapaciteit te verbeteren, hoewel je altijd eerst moet overleggen met je arts voordat je begint met een nieuw trainingsprogramma.
Door deze praktische tips te volgen, kun je de symptomen van alfa1-antitrypsine-deficiëntie beter beheersen en je kwaliteit van leven verbeteren. Het is belangrijk om samen te werken met je arts om een behandelplan op maat te maken en regelmatig je gezondheid te controleren.
Misvattingen rond alfa-1-antitrypsine-deficiëntie
Alfa-1-antitrypsine-deficiëntie is een erfelijke aandoening die de longen en de
lever kan aantasten. Het ontstaat door een tekort aan het eiwit alfa-1-antitrypsine, dat normaal de longen beschermt tegen ontstekingen en schade door enzymen. Er bestaan veel misvattingen over deze aandoening en de impact ervan op de gezondheid.
Alfa-1-antitrypsine-deficiëntie treft alleen de longen
Hoewel de aandoening vaak wordt geassocieerd met longproblemen zoals emfyseem of chronische obstructieve longziekte (COPD), kan ze ook ernstige leverproblemen veroorzaken. De ophoping van abnormale alfa-1-antitrypsine-eiwitten in de levercellen kan leiden tot levercirrose en verhoogt het risico op leverfalen.
Alleen rokers lopen risico op longproblemen
Hoewel roken het risico op ernstige longproblemen bij deze aandoening aanzienlijk verhoogt, kunnen ook niet-rokers longschade ontwikkelen. Zelfs blootstelling aan luchtvervuiling of schadelijke stoffen kan leiden tot versnelde longschade bij mensen met alfa-1-antitrypsine-deficiëntie.
De aandoening wordt altijd vroeg in het leven ontdekt
Veel patiënten krijgen pas een diagnose op volwassen leeftijd, vaak nadat er al ernstige schade aan de
longen of lever is ontstaan. Omdat de symptomen geleidelijk opkomen en overlappen met andere aandoeningen, zoals astma of COPD, wordt de diagnose vaak uitgesteld.
Alfa-1-antitrypsine-deficiëntie is niet behandelbaar
Hoewel er geen genezing is, bestaan er behandelingen die de progressie kunnen vertragen. Longpatiënten kunnen baat hebben bij alfa-1-antitrypsinevervangingstherapie, die de ontbrekende eiwitten aanvult. Daarnaast kunnen leverpatiënten ondersteund worden met medicatie en in ernstige gevallen een levertransplantatie.
Bloedonderzoek is niet nodig voor de diagnose
De aandoening kan niet alleen op basis van symptomen worden vastgesteld.
Bloedonderzoeken zijn noodzakelijk om de concentratie van alfa-1-antitrypsine te meten. Daarnaast kan genetisch onderzoek bevestigen of iemand een erfelijke vorm van de aandoening heeft.
Een gezonde levensstijl maakt geen verschil
Hoewel de aandoening genetisch bepaald is, kan een gezonde levensstijl bijdragen aan het verminderen van complicaties. Het vermijden van
alcohol kan leverproblemen helpen voorkomen, en een
evenwichtig voedingspatroon kan de algehele gezondheid ondersteunen. Regelmatige controle en medische opvolging zijn essentieel om ernstige complicaties te vermijden.
Lees verder