Influenza (griep): Oorzaken, typen van virus en preventie
De griep (influenza) is een zeer besmettelijke virale luchtweginfectie veroorzaakt door verschillende griepvirussen die leiden tot milde tot ernstige infecties. De belangrijkste symptomen van griep zijn spierpijn, hoofdpijn en koorts. Bij de meeste patiënten verdwijnen de klachten spontaan, maar soms veroorzaakt de griep ernstige complicaties of zelfs de dood. Bedrust, voldoende vocht innemen en het nemen van vrij verkrijgbare pijnstillers vormen de belangrijkste behandelingen voor de griep. Een jaarlijkse griepprik is de belangrijkste preventieve maatregel voor het voorkomen van de griep.
Typen influenzavirussen
Het influenzavirus is een bolvormig en filamenteus omhuld virus dat behoort tot de orthomyxovirusgroep. Het virus bestaat in drie hoofdvormen, A, B en C die te onderscheiden zijn door hun eiwitten.
Type A
Influenza A-virussen zijn in het algemeen verantwoordelijk voor pandemieën en epidemieën. Influenza A ontwikkelt met onregelmatige tussenpozen nieuwe antigene varianten. Het type A-griepvirus verandert voortdurend. De verspreiding van het influenza A2-virus (en andere varianten van influenza) gebeurt door patiënten die al zijn geïnfecteerd via oppervlakken die een geïnfecteerde patiënt heeft aangeraakt en kamers waar hij recentelijk is geweest, vooral gebieden waar hij heeft moeten
niezen.
Type B
Influenza B veroorzaakt vaak kleinere of plaatselijke en mildere uitbraken, zoals in kampen of scholen. Sporadische gevallen van griep en uitbraken tussen groepen mensen die in een besloten omgeving leven, komen vaak voor. De incidentie neemt toe tijdens de wintermaanden. Deze virussen veroorzaken vaak minder ernstige symptomen maar af en toe is de griep veroorzaakt door influenza B-virussen nog steeds uiterst schadelijk.
Type C
Deze virussen zijn milder dan type A of B. Patiënten met een influenzavirus C-infectie zijn over het algemeen niet erg ziek. Type C-griepvirussen veroorzaken geen epidemieën.
Oorzaken van de griep
Hemagglutinine (H), een glycoproteïne (eiwit met daaraan gekoppeld een of meer suikereenheden) aan het oppervlak, bevordert de aanhechting van het virus aan de wand van gevoelige gastheercellen op specifieke receptorplaatsen. Het binnendringen van een cel en de afgifte van gerepliceerde virussen van het celoppervlak worden vergemakkelijkt door de werking van het enzym neuraminidase (N) dat ook aanwezig is op de virale omhulling. Zestien H-subtypes (H1-H16) en negen N-subtypes (N1-N9) zijn geïdentificeerd voor influenza A-virussen, maar alleen H1, H2, H3 en N1 en N2 hebben sinds 1918 aandoeningen bij mensen veroorzaakt.
Verspreiding van virus
Griepvirussen komen het lichaam binnen via de slijmvliezen van de neus, de ogen of de
mond. Bij het aanraken van deze plaatsen is het mogelijk om zichzelf te infecteren. De
verspreiding van het influenzavirus gebeurt voornamelijk door druppelinfectie, maar levenloze smetdragers (zoals besmette kledij, gereedschap en meubels) en direct contact zijn ook betrokken. Patiënten met het virus zijn besmettelijk vanaf één of twee dagen voordat de symptomen voor het eerst verschijnen tot ongeveer vijf dagen na het begin van de symptomen, hoewel patiënten soms tot tien dagen na het begin van de tekenen besmettelijk zijn. Dit betekent dat patiënten het virus kunnen doorgeven voordat ze zelf weten dat ze ziek zijn. Kinderen en patiënten met een
verzwakt immuunsysteem zijn mogelijk een beetje langer besmettelijk.
Risicofactoren
Sommige patiënten krijgen sneller influenza.
Chronische ziektes
Chronische aandoeningen, zoals
astma (chronische
ontsteking van de luchtwegen in de longen),
suikerziekte of
hartproblemen, zijn risicofactoren voor influenza.
Leef- of arbeidsomstandigheden
Wanneer mensen wonen of werken in voorzieningen samen met vele andere bewoners, zoals verpleeghuizen of militaire kazernes, dan verhoogt de kans op het ontwikkelen van influenza.

Ouderen kampen sneller met influenza /
Bron: Geralt, PixabayLeeftijd
Seizoensgebonden influenza komt het vaakst voor bij jonge kinderen en ouderen.
Verzwakt immuunsysteem
Kankerbehandelingen (zoals het krijgen van
chemotherapie), medicijnen tegen de afstoting van een orgaantransplantatie (
immunosuppressiva),
corticosteroïden (krachtige ontstekingsremmers die het immuunsysteem onderdrukken en
hiv / aids zijn factoren die het immuunsysteem verzwakken. Het virus heeft het dan makkelijker om binnen te dringen in het lichaam en bovendien kampen patiënten met een zwak afweersysteem sneller met complicaties.
Geschiedenis van belangrijke uitbraken van influenza
De meest ernstige pandemie van influenza, veroorzaakt door influenza A / H1N1, deed zich voor in 1918 en ging wereldwijd gepaard met meer dan 20 miljoen sterfgevallen. In 1957 leidde een belangrijke verschuiving in de antigene samenstelling van het virus tot de verschijning van influenza A2-type H2N2, dat een wereldwijde pandemie veroorzaakte. Een volgende pandemie vond plaats in 1968 als gevolg van de opkomst van Hong Kong influenza A, type H3N2, en kleine antigene afwijkingen hebben sindsdien overal ter wereld uitbraken veroorzaakt.
Een verdere pandemie is waarschijnlijk in de komende jaren. De H5N1-stam van influenza A, die voorheen beperkt was tot
vogels, heeft vanaf 2003 ook mensen geïnfecteerd die in nauw contact staan met besmet pluimvee (vooral geïnfecteerde kippen). Zeldzame, sporadische patiënten die te maken krijgen met de vogelgriep, zijn gemeld in Azië en later in Afrika, Europa en het Midden-Oosten (tussen 2003 en oktober 2020) met een mortaliteit van meer dan 50%.
Symptomen aan luchtwegen
De incubatietijd (tijd tussen het oplopen van de besmetting en het tot uiting komen van de symptomen) van influenza bedraagt meestal één à drie dagen. De ziekte begint abrupt met
koorts (boven de 38 °C),
rillingen,
koud zweten,
gewrichtspijn en
spierpijn (vooral in de rug, armen en
benen). Dit gaat gepaard met ernstige
hoofdpijn,
keelpijn, een
verstopte neus en een
droge,
aanhoudende hoest die mogelijk enkele weken aanhoudt en soms ook patiënten 's nachts uit de slaap haalt (
nachtelijk hoesten).
Diarree komt voor bij 70% van de patiënten met H5N1. Na de influenza-infectie volgt soms een langdurige periode van
zwakte en
depressie die weken of maanden aanhoudt en dan pas verdwijnt. Het is tot slot mogelijk dat niet elke patiënt alle symptomen ervaart; sommige patiënten met griep hebben bijvoorbeeld geen koorts.
Diagnose en behandeling
Laboratoriumdiagnostiek van de griep is meestal niet nodig, maar een definitieve diagnose is mogelijk via een
bloedonderzoek of door een keel- of neusafscheiding te nemen waarin het virus aan te tonen is. Meestal diagnosticeert de arts echter influenza op basis van de symptomen en een lichamelijk onderzoek.

Voldoende blijven drinken bij de griep is belangrijk /
Bron: Clker Free Vector Images, PixabayBehandeling
De behandeling bestaat uit bedrust, voldoende vochtinname en
paracetamol (vrij verkrijgbare
pijnstiller). Verder schrijft de ars
antibiotica voor om secundaire infecties te voorkomen bij patiënten met
chronische bronchitis (aanhoudende ontsteking van de luchtpijpvertakkingen), een hartaandoening of een
nieraandoening. Neuraminidaseremmers (
antivirale geneesmiddelen) verkorten de duur van de symptomen bij patiënten met influenza, indien de patiënt dit inneemt binnen 48 uur na het eerste symptoom.
Preventie
Voorkomen van infectie
Verschillende stammen van het griepvirus muteren (wijzigen) in de loop van de tijd en worden vervangen door de oudere stammen van het virus. Daarom is het belangrijk om elk jaar een griepprik te krijgen om ervoor te zorgen dat het lichaam immuun wordt voor de nieuwste virusstammen. Een bescherming door het griepvaccin is effectief bij maximaal 70% van de mensen en de effecten van het vaccin houden slechts ongeveer een jaar aan. Het griepvaccin is niet geïndiceerd (mag niet worden gegeven) voor:
- baby’s jonger dan zes maanden
- patiënten met het Guillain-Barré-syndroom (zwakte en pijn door zenuwschade)
- patiënten met koorts (ze moeten eerst genezen zijn alvorens ze een vaccin mogen krijgen)
- personen die allergisch zijn voor proteïnen uit eieren, aangezien sommige vaccins vervaardigd zijn uit kippenembryo's
- personen die in het verleden een ernstige reactie op een griepvaccinatie hebben gehad
Een routinematige vaccinatie is aanbevolen voor alle personen ouder dan 65 jaar en ook voor jongere patiënten met chronische hartaandoeningen, chronische longaandoeningen (waaronder astma),
chronische nieraandoeningen, diabetes mellitus (suikerziekte) en patiënten met een verzwakt immuunsysteem. Tijdens pandemieën is een vaccinatie ook nodig bij belangrijke ziekenhuismedewerkers en andere gezondheidsmedewerkers.

Een goede handhygiëne is noodzakelijk /
Bron: Gentle07, Pixabay Verspreiding van virale infectie verminderen of voorkomen
Het is erg belangrijk om de
handen frequent en grondig te wassen (
goede handhygiëne) zodat deze vrij blijven van ziekteverwekkers. Het gebruik van een handdesinfecterend middel op basis van alcohol is een andere optie als zeep en water niet direct beschikbaar zijn. Bij het
hoesten of niezen is het essentieel om de mond en neus te bedekken. Hoesten of niezen in een tissue of in de binnenste plooi van de elleboog is aanbevolen om besmetting van de handen te voorkomen. Het is nuttig om drukte te vermijden in een piekseizoen van de griep, bijvoorbeeld een school, kinderopvangcentrum of het openbaar vervoer. Zieke patiënten blijven tot slot minimaal 24 uur thuis totdat de koorts gedaald is zodat de patiënt minder kans heeft om anderen te besmetten.
Complicaties
Een secundaire bacteriële infectie is gebruikelijk na een influenzavirusinfectie, en dan vooral veroorzaakt door
Strep. pneumoniae en
H. influenzae. Een secundaire longontsteking veroorzaakt door
Staphylococcus aureus is zeldzamer, maar ernstiger en heeft een mortaliteit van maximaal 20%. Postinfectieuze encefalomyelitis treedt zelden op na een influenza-infectie.
Bronchitis (ontsteking van de luchtpijpvertakkingen), opflakkeringen van astma, hartproblemen en
oorinfecties zijn andere complicaties van influenza.

Zwangere vrouwen kampen sneller met complicaties /
Bron: PublicDomainPictures, PixabayPatiënten met een hoger risico op het ontwikkelen van
griepcomplicaties zijn:
- inwoners van rusthuizen en andere voorzieningen voor langdurige zorg
- jonge kinderen jonger dan vijf jaar, en vooral kinderen jonger dan twee jaar
- ouderen (65-plussers)
- patiënten met chronische ziekten, zoals astma, hartaandoeningen, nieraandoeningen en diabetes mellitus
- patiënten met een verzwakt immuunsysteem
- patiënten met obesitas: Mensen met een BMI van 40 of meer hebben een verhoogd risico op complicaties door de griep.
- zwangere vrouwen: Zwangere vrouwen hebben meer kans op het ontwikkelen van influenzacomplicaties, vooral in het tweede en derde trimester. Vrouwen die al twee weken bevallen zijn, hebben ook een grotere kans om influenza-gerelateerde complicaties te ontwikkelen.
Lees verder