Anatomie & fysiologie in 10 stappen – het maag-darmkanaal
De spijsvertering vindt plaats in het maag-darmkanaal. Het doel ervan is om het voedsel zodanig te veranderen dat de voedingsstoffen in het bloed kunnen worden opgenomen. Dit wordt het 'verteringsproces' genoemd. Het begint in de mondholte, waar het voedsel mechanisch zeer fijn verdeeld wordt en met enzymen bewerkt. Het speeksel zorgt daarbij voor de splitsing van zetmeel in maltose. Nadat de voedingsstoffen geresorbeerd zijn, verwijdert de dikke darm de onverteerbare resten uit het lichaam. Het maag-darmkanaal eindigt in de endeldarm. Het complexe verloop van de spijsverteringsprocessen dient ertoe om de lichaamscellen te voorzien van voedings- en bouwstoffen voor onder andere de stofwisseling, groei en aanmaak van nieuwe lichaamscellen ter vervanging van afgestorven cellen.
Inhoud
Het belang van een goede voeding
Er wordt veel onderzoek gedaan naar
voeding in relatie tot
gezondheid. De
optimale voeding is en blijft een dankbaar onderwerp van discussie waarover veel publicaties verschijnen. Feit is dat de voeding door de eeuwen heen verbeterd is. Veel aandoeningen zijn daardoor praktisch verdwenen. Bekende voorbeelden daarvan zijn tuberculose (armoedeziekte) en tal van deficiëntieziekten, waaronder scheurbuik en rachitis. Daar staat tegenover dat de welvaartsziekten als gevolg van een verkeerde voeding zijn toegenomen, zoals
hart- en vaatziekten en
diabetes. En niet te vergeten de degeneratieve aandoeningen door overvoeding.
Maag-darmkanaal
'De toekomst en het lot der volkeren zijn afhankelijk van de manier waarop ze zich voeden.' Het is een van de uitspraken van de 18de-eeuwse Franse politicus en gastronoom Jean Anthelme Brillat-Savarin. Net als:
'Toon mij wat u eet, en ik vertel u wie u bent.' Dit soort uitspraken heeft ook tegenwoordig nog niets aan zeggingskracht ingeboet. Het maag-darmkanaal speelt een
cruciale rol in voeding en alles wat daarmee samenhangt. Hieronder volgt in 10 stappen de anatomie & fysiologie van het maag-darmstelsel (
tractus digestivus).
1. Mondholte
De
spijsvertering begint in de mondholte. Met het gebit en de tong wordt het voedsel vermalen en vermengd met speeksel. De
mondholte bevat drie paar grote speekselklieren:
- Oorspeekselklieren (glandulae parotis).
- Onderkaakspeekselklieren (glandulae submandibulares).
- Ondertongspeekselklieren (glandulae sublinguales).
Koolhydraten
Wanneer men droog voedsel eet, bevat het speeksel veel
water en slijm. In geval van zuur voedsel zit er ter neutralisatie veel eiwit in het speeksel. Het enzym amylase grijpt tijdens het vermalen van het voedsel in op het meervoudige koolhydraat
zetmeel en splitst het in moutsuiker (maltose) en enkelvoudige suikers. Hoe rauwer het zetmeel, hoe langzamer de omzetting. Het zetmeel van bijvoorbeeld (gekookte) pap zal dus dankzij het
speeksel voor een groot deel verteerd zijn voordat het voedsel in de maag komt.
2. Slokdarm (oesophagus)
Tijdens het slikken sluit het
strotklepje (
epiglottis) reflexmatig de luchtweg af, waarna de vermalen en met speeksel vermengde voedselbrij in de maag arriveert. Tussen de
slokdarm (
oesophagus) en de maag bevindt zich de maagmond (
cardia), met een sluit- of kringspier (
sphincter) die zich op het juiste moment ontspant ten behoeve van de voedselpassage en ervoor zorgt dat de voedselbrij niet terug in de slokdarm kan stromen.
Achter de luchtpijp
De slokdarm bevindt zich achter de luchtpijp en vormt de verbinding tussen mondholte en maag, waarbij de spijsbrij door middel van kringspieren met peristaltische bewegingen en in porties naar de maag wordt gestuwd. De slokdarm scheidt geen
verteringssappen af.
3. Maag (ventriculus)
De maag (
ventriculus) is een zakvormig orgaan en bevindt zich linksboven in de
buikholte. In de
maag wordt de voedselbrij vermengd met maagsap. De afscheiding ervan staat onder invloed van de voeding, ofwel het aanbod. Ook de geur en smaak van voedsel – of zelfs de gedachte aan bepaalde gerechten – brengt de afscheiding van maagsap op gang. Dat geldt trouwens ook voor speeksel. De maag heeft drie hoofdfuncties:
- Opslag. Het voedsel blijft 2 tot 4 uur in de maag.
- Verdeling. In kleine porties wordt de voedselbrij naar de dunne darm gekneed en gestuwd.
- Secretie. Maagwandkliertjes scheiden maagsap af. Het maagslijm beschermt de maagwand.
Vitamine B12
Maagsap bevat onder andere water, zoutzuur en enzymen, waarvan pepsine het belangrijkste
enzym is. Onder invloed van zoutzuur stopt de werking van
speekselamylase, waarbij de voedselbrij zurig wordt. Het lebferment doet de eiwitten stollen en maakt ze brokkelig, waarna het pepsine mede onder invloed van zoutzuur de proteïnen splitst in aminozuren. De inwerking op vetten en de nog niet verteerde koolhydraten vindt niet in de maag, maar in de dunne darm plaats. Bepaalde cellen in het maagslijmvlies maken de
intrinsic factor aan, die de resorptie (opname) van vitamine B12 (
extrinsic factor) uit de darm waarborgt. Vitamine B12 is nodig voor de aanmaak van
rode bloedcellen. De overgang van de maag naar de dunne darm wordt gevormd door de
pylorus (maagportier).
4. Twaalfvingerige darm (duodenum) en alvleesklier (pancreas)
Na het passeren van de pylorus arriveert de voedselbrij in de
twaalfvingerige darm (
duodenum). Hierin monden de afvoerbuizen van de lever (
ductus choledochus) en de
pancreas (
ductus pancreaticus) uit bij de papil van Vater. Dankzij een kringspier (
sphincter Oddi) kan die doorgang naar de
dunne darm worden verkleind. Pancreassap bevat onder andere trypsine, dat proteïne splitst in
aminozuren en amylase voor de splitsing van koolhydraten in enkelvoudige suikers, zoals glucose. Lipase breekt de vetten af onder invloed van de gal. Een belangrijke functie van de twaalfvingerige darm bestaat uit het neutraliseren van de pH van de spijsbrij.
5. Lever (hepar)
De
lever (
hepar) ligt rechtsboven in de buikholte, tegen het middenrif aan, en heeft tal van functies. Een greep hieruit:
- Opbouw en afbraak van eiwitten en omzetting van glucose in glycogeen.
- Opslag van vitaminen en mineralen, zoals ijzer en koper.
- Vorming van protrombine (onder invloed van vitamine K), fibrinogeen en andere stollingsfactoren die nodig zijn voor het goed laten functioneren van de bloedstolling.
- Ontgifting.
- Aanmaak van gal.
Gal
De gal speelt een zeer belangrijke rol in het spijsverteringsproces. Gal maakt van de vetten een emulsie en activeert de
lipasen voor de vetvertering.
6. Nuchtere darm (jejunum) en kronkeldarm (ileum)
In de twaalfvingerige darm, die deel uitmaakt van de
dunne darm, wordt de voedselbrij vermengd met verteringssappen en zeer traag met behulp van
peristaltische bewegingen naar achtereenvolgens de nuchtere darm (
jejunum) en de kronkeldarm (
ileum) gestuwd, terwijl de vertering gewoon doorgaat. De dunne darm is ongeveer 6 meter lang. Maag en darmen zijn opgehangen aan de achterwand van de buikholte door middel van een dubbele buikvliesplooi (
mesenterium). Hierdoorheen lopen ook de bloedvaten, zenuwen en lymfevaten van en naar de ingewanden. Het
omentum is eveneens een peritoneumplooi, die als een schort over het
colon transversum hangt.
7. Vertering en resorptie
Naast de verteringsfunctie heeft de dunne darm een belangrijke taak in het resorberen van de voedingsstoffen in
bloed en lymfe. Dankzij de grote hoeveelheid darmplooien en
darmvlokken wordt de oppervlakte van de dunne darm enorm vergroot. Het principe van de oppervlaktevergroting is vergelijkbaar met de
longblaasjes in de
longen.
Voedingsstoffen
De nuchtere darm (
jejunum) is ongeveer 2,5 meter lang en staat in het teken van de vertering, maar ook van de opname van vrijwel alle voedingsstoffen. De kronkeldarm (
ileum) is 3 tot 3,5 meter lang en vormt het sluitstuk van dit verteringsproces. De dunne darm bestaat dus uit:
- Twaalfvingerige darm (duodenum).
- Nuchtere darm (jejunum).
- Kronkeldarm (ileum).
8. Poortader
In de dunne darm wordt het
voedsel afgebroken tot de kleinst mogelijke bouwstoffen, zoals aminozuren, vetzuren en glucose. Deze
voedingsstoffen passeren de darmwand via het capillair stelsel (haarvaten). Door middel van de poortader (
vena portae hepatis) wordt het voedingsrijke
bloed van de maag en de darmen naar de lever vervoerd.
Dikke darm /
Bron: Bodymybody, Pixabay9. Dikke darm (colon)
De dunne darm mondt uit in de
dikke darm (
colon). Het sluitstuk van het maag-darmkanaal is ongeveer een meter lang, waarbij het voorste gedeelte uit de blinde darm (
coecum) bestaat, waaronder het wormvormig aanhangsel (
appendix).
Onderverdeling
De darm bestaat uit:
- Colon ascendens. Dit deel van de dikke darm loopt van rechtsonder in de buik naar rechtsboven in de buikholte.
- Colon transversum. Horizontale gedeelte van de dikke darm (van rechts naar links).
- Colon descendens. Dit gedeelte van het colon loopt van linksboven naar linksonder in de buikholte.
- Colon sigmoideum. Vormt de overgang naar het rectum.
- Endeldarm (rectum). Het gedeelte van het colon dat zich vóór de anus bevindt.
Vitamine K
De dikke darm scheidt geen verteringssappen af, maar resorbeert voornamelijk water,
restsuikers en voedingszouten. Ook wordt in de dikke darm vitamine K aangemaakt. Dit vitamine is noodzakelijk voor de
bloedstolling en de aanmaak van botweefsel.
10. Colibacteriën en vitamine K
De dikke darm is zeer bacterierijk. Onverteerde en onverteerbare resten van de voedselbrij worden er ingedikt en uiteindelijk uitgescheiden via de
endeldarm in de vorm van
ontlasting, dat voor het grootste deel bestaat uit:
- Onverteerbare voedselresten, waaronder cellulose.
- Galkleurstoffen.
- Slijm en afgestoten darmepitheelcellen.
- Bacteriën.
Bacteriën
De
Escherichia coli (colibacterie) maakt vitamine K aan, nodig voor de
bloedstollling. Deze gram-negatieve, staafvormige bacterie waarborgt ook het gistings- en rottingsproces in de dikke darm.
Lees verder