Bloedonderzoek – vingerprik, venapunctie en astrup
Bloed heeft een transportfunctie, houdt mede het interne milieu (weefselvocht) constant en speelt een belangrijke rol in de afweer. Bloed stroomt door vrijwel alle weefsels en is het belangrijkste vervoersorgaan voor de hormonen, ofwel de eindproducten van de klieren met interne secretie. Pathologische veranderingen in de weefsels komen dikwijls het eerst aan het licht door de veranderende samenstelling van het bloed. Bloedonderzoek is dan ook onmisbaar om inzicht te krijgen in de aard van talloze ziekten. Dat gebeurt voornamelijk met capillair (vingerprik, hielprik), veneus (venapunctie) en soms arterieel (astrup) bloed.
Inhoud
Capillair bloed (vingerprik en hielprik)
De vingerprik is een van de eenvoudigste methoden om
bloed te verkrijgen voor onderzoek. Men noemt dat capillair bloed. Bij zeer jonge kinderen wordt de voorkeur gegeven aan de hielprik. Met het verkregen bloed kan onder andere het
hemoglobinegehalte (Hb) worden bepaald, maar ook het aantal rode (erytrocyten) en
witte bloedlichaampjes (leukocyten), de bloedplaatjes (trombocyten) en reticulocyten, ofwel de nog jonge en onrijpe rode bloedcellen.
Rode bloedcellen (erytrocyten) /
Bron: Geralt, PixabayBelangrijke laboratoriumbepalingen met capillair bloed
Capillairen, of
haarvaten, bevinden zich aan de arteriële en veneuze kant van de bloedstroom. Ze zijn zeer dun en sterk vertakt. Dit haarvatennetwerk bevindt zich overal in het lichaam, met name in weefsels waar veel cellulaire verbranding is, zoals in de
spieren. De kleinste slagaderen (arteriolen) vertakken zich in capillairen, die zich weer verenigen in kleine aderen. Capillair bloed is belangrijk voor onder andere de volgende laboratoriumbepalingen:
Hemoglobine en bloedsuikergehalte
Aan de hand van het hemoglobinegehalte en het aantal
rode bloedcellen per mm³ wordt in het laboratorium bepaald of en in hoeverre er sprake is van
bloedarmoede (anemie) en in welke hoedanigheid. Ook polycytemie, ofwel een ziekelijke vermeerdering van rode bloedcellen, is daarmee vast te stellen. Naast het bepalen van het hemoglobinegehalte wordt de
vingerprik ook gebruikt om erachter te komen hoe laag of hoe hoog de
bloedsuikerspiegel is.
Witte bloedcellen en bloedplaatjes
Doorgaans is bij
infecties het aantal witte bloedcellen in het
bloed verhoogd (leukocytose). Een bloeduitstrijkje biedt informatie over de aard van de infectie. Ook kan het aantal leukocyten verminderd zijn (leukopenie), bijvoorbeeld door bepaalde
medicijnen. Met de vingerprik kan bovendien het aantal
bloedplaatjes, noodzakelijk voor de bloedstolling, worden bepaald. Bij een beenmergbeschadiging kan een verhoogde bloedingsneiging ontstaan door een verlaging van het aantal trombocyten per mm³ (trombopenie).
Malaria
Met een dikke-druppelpreparaat, ofwel een bloedfilm, kan door een gerichte kleuring de aanwezigheid van malariaparasieten worden opgespoord.
Malaria is een
tropische ziekte, die vroeger ook in Nederland voorkwam. Om voor de hand liggende redenen wordt dit
onderzoek in Nederland niet routinematig uitgevoerd.
Veneus bloed (venapunctie; bloedafname uit een ader)
Voor veel onderzoeken is er meer bloed nodig dan er met de vingerprik verkregen kan worden. Bloedafname uit een ader (venapunctie) geschiedt meestal via de elleboog of onderarm. Het afgetapte bloed wordt onderzocht op bijvoorbeeld ureum, cholesterol, transaminasen,
ijzer, natrium, kalium en tal van andere
mineralen. Ook de hemoglobine, de
stollingstijd en de bezinking wordt ermee bepaald. Er kan ook een kweek mee worden gedaan in geval er sprake is van een (dreigende)
sepsis.
Belangrijke laboratoriumbepalingen met veneus bloed
Een ader voert achter het capillair netwerk het bloed weer terug naar het
hart. Veel oppervlakkige
adernetwerken zijn zichtbaar onder de
huid. Belangrijke afvoerende adersystemen zijn de onderste en bovenste holle ader (
vena cava inferior en
vena cava superior). Deze aderen, met bloed uit het onderste en bovenste gedeelte van het lichaam, monden uit in het rechteratrium (
hart). Belangrijke laboratoriumbepalingen met veneus, ofwel zuurstofarm bloed zijn onder andere:
Ureum en kreatinine
Ureum is een afbraakproduct van eiwitten. Bij nierziekten is het ureumgehalte in het bloed doorgaans verhoogd. Dat geldt ook voor kreatinine, een afbraakproduct uit het spierweefsel. Bij een slechte nierfunctie zijn deze twee waarden vrijwel altijd verhoogd.
Transaminasen, diastase en ijzer
Van de bloedtransaminasen, ofwel intracellulaire enzymen die een rol spelen bij de omzetting van aminozuren, zijn twee vormen bepaalbaar: het G.O.-transaminase uit de hartspiercellen en het G.P.-transaminase, dat voornamelijk in de
levercellen zit. Het eerstgenoemde enzymgehalte (S.G.O.T) in het bloed is verhoogd bij onder andere een
hartinfarct. De laatstgenoemde enzymspiegel, ofwel het S.G.P.T., is met name bij leveraandoeningen aan de hoge kant. Diastase speelt een rol in de koolhydraatstofwisseling en wordt in grote hoeveelheden aangemaakt in de
alvleesklier (pancreas). Een verhoogde diastasespiegel in het bloed wijst met name op pancreatitis (ontsteking van de alvleesklier).
IJzer is noodzakelijk voor de aanmaak van hemoglobine. Dankzij bloedonderzoek kan bepaald worden of er in het lichaam een gebrek aan is.
Vitaminen en mineralen
Mineralen vervullen een cruciale functie in de
stofwisseling. Lever- en nieraandoeningen en bijnierstoornissen veroorzaken doorgaans schommelingen in de concentratie van mineralen, waaronder natrium, kalium en chloor. Ook uitdroging als gevolg van overmatig transpireren, diarree en
braken verstoort de
vochthuishouding door verlies van water en mineralen. Met veneuze bloedafname kan ook een tekort aan vitaminen worden bepaald, zoals vitamine D en K.
Stollingstijd
Dit wordt ook wel protrombinetijd genoemd, beïnvloed door allerlei stoffen in het bloed die de
bloedstolling regelen. Ook medicijnen spelen daarin een rol. De P.T.T. wordt dan ook bij gebruik ervan regelmatig geprikt, zoals bij een vermoeden van leverstoornissen.
Pijnstillers, zoals NSAID's, staan er overigens om bekend dat ze afwijkingen in het bloedbeeld kunnen veroorzaken.
Bezinkingssnelheid en hematocriet
De bezinkingssnelheid (van erytrocyten) wordt beïnvloed door bijvoorbeeld veranderingen van de bloedeiwitten, weefselafbraak,
ontstekingen, infecties en
kwaadaardige gezwellen. In al deze gevallen neemt de bezinkingssnelheid toe. Hematocriet is van belang bij de beoordeling van de vochtbalans. Normaliter is de verhouding tussen het vloeibare gedeelte van het bloed en de bloedlichaampjes (hematocriet) respectievelijk ongeveer 60 en 40 procent. Bij overvulling van het vaatstelsel is de hematocrietwaarde laag, maar bij uitdroging juist hoog.
Bron: PublicDomainPictures, Pixabay Arterieel of slagaderlijk bloed (astrup)
Op de intensive care wordt bij patiënten regelmatig een zogeheten astrup geprikt, genoemd naar de Deense klinisch laborant Poul Astrup. Arterieel bloed is nodig om de arteriële
bloedgaswaarden te bepalen, zoals zuurstof en kooldioxide. Ook wordt de astrup gebruikt om de zuurgraad (pH) van het bloed vast te stellen. De afname van slagaderlijk bloed geschiedt doorgaans via de pols (
arteria radialis) of lies (
arteria femoralis).
Oxymeter
Vaak wordt de oxymeter of
saturatiemeter gebruikt om de zuurstofspiegel in het bloed te bepalen. Het is een snelle en redelijk betrouwbare methode. Dit instrument schuift men om het topje van de wijsvinger. Met behulp van fotometrie meet dit apparaatje onder andere het zuurstofgehalte in de arteriolen (kleine slagaderen) en de vaatvulling die op de ecg-monitor wordt omgezet in een grafiek.
Lees verder