Bernard-Soulier syndroom: Aandoening van bloedplaatjes
Het Bernard-Soulier syndroom is een zeldzame erfelijke bloedplaatjesaandoening, gekenmerkt door trombocytopenie (tekort aan bloedplaatjes), erg grote bloedplaatjes en een gebrek aan kwalitatieve bloedplaatjes. Hierdoor ontstaan bij de patiënt abnormaal snel en langdurig bloedingen en blauwe plekken. De symptomen treden bij de geboorte al op en blijven levenslang aanwezig. De diagnose gebeurt via een gespecialiseerd bloedonderzoek. De behandeling is voornamelijk ondersteunend, waarbij de arts probeert bloedingen te voorkomen. In sommige omstandigheden is echter medische behandeling vereist. Het Bernard-Soulier syndroom werd voor het eerst beschreven in 1948 door de gelijknamige artsen.
Synoniemen Bernard-Soulier syndroom
Het Bernard-Soulier syndroom (BSS) is ook bekend onder de volgende synoniemen:
- Bloedplaatjes glycoproteïne Ib-deficiëntie
- Bloedziekte, bloedplaatjes-type 1
- Erfelijke aandoening bloedplaatjes
- Hemorrhagioparous thrombocytische dystrofie
- Hemorrhagiparous thrombocytische dystrofie
- Macrothrombocytopenie, familiale Bernard-Soulier soort
- Reuzen bloedplaatjes-syndroom
- Tekort aan bloedplaatjes glycoproteïne 1b
- Von Willebrand factor receptor deficiëntie
Epidemiologie syndroom van Bernard-Soulier
Het Bernard-Soulier syndroom komt voor bij ongeveer 1 op 1 miljoen mensen. Mogelijk zijn echter meer patiënten getroffen en ligt het werkelijke aantal patiënten dus hoger. Sinds het beschrijven van de aandoening zijn enkele honderden patiënten in de medische literatuur gerapporteerd. De diagnose gebeurt veelal in de kindertijd. Mannen en vrouwen zijn in gelijke aantallen getroffen, maar bij vrouwen veroorzaakt de ziekte vaak meer problemen, bijvoorbeeld tijdens de menstruatie en bij de bevalling. Blanken van Europese afkomst en mensen van Japanse afkomst zijn vooral beschreven in de medische literatuur. Over andere etnische groepen is geen informatie bekend.
Oorzaken en erfelijkheid van de aandoening
Genmutatie
Mutaties (wijzigingen) in één van drie genen: GP1BA, GP1BB of GP9 veroorzaken het Bernard-Soulier syndroom. De eiwitten afkomstig van deze genen zijn subeenheden van een eiwitcomplex genaamd glycoproteïne (GP) Ib-IX-V. Dit complex bevindt zich op het oppervlak van bloedplaatjes en speelt een belangrijke rol bij de bloedstolling. Het GPIb-IX-V complex hecht (bindt) zich aan het eiwit von Willebrand factor. Von Willebrand factor bevindt zich op het binnenoppervlak van bloedvaten, vooral bij een blessure. Door de binding van het GPIb-V-IX complex met von Willebrand factor zijn bloedplaatjes in staat om zich aan de bloedvatwand op de plaats van het letsel vast te hechten. Deze plaatjes vormen stolsels, die gaten in de bloedvaten sluiten om het bloeden te stoppen.
Bij de meeste mutaties in de genen GP1BA, GP1BB of GP9 is de vorming van het GPIb-V-IX complex op het oppervlak van bloedplaatjes niet mogelijk. Andere mutaties tasten de interactie van het complex met von Willebrand factor aan. Al deze mutaties beïnvloeden de stolselvorming, wat leidt tot overmatige bloedingen, een typisch kenmerk van het Bernard-Soulier syndroom.
Overervingspatroon
Autosomaal recessief
Het overervingspatroon van de meeste patiënten met het Bernard-Soulier syndroom is autosomaal recessief. Dit betekent dat beide kopieën van het gewijzigde gen GP1BA, GP1BB of GP9 in elke cel aanwezig moeten zijn om de aandoening te laten verschijnen. De ouders van een patiënt met een autosomaal recessieve aandoening dragen elk een exemplaar van het gemuteerde gen, maar vertonen meestal geen symptomen van de aandoening, hoewel ze soms wel grotere bloedplaatjes of zeer milde bloedingsafwijkingen kunnen hebben.
Autosomaal dominant
Bij mutaties in het GP1BA- of GP1BB-gen kan de overerving in zeldzame gevallen autosomaal dominant zijn. Eén kopie van het gewijzigde gen in elke cel is dan al voldoende om de aandoening te veroorzaken. Deze patiënten erven de aandoening van een getroffen ouder.
Symptomen: Bloedingen en blauwe plekken
De symptomen treden meestal op in de kindertijd en verschijnen met wisselende ernst gedurende het hele leven, hoewel de symptomen vaak enigszins afnemen met de leeftijd. Bij deze bloedingsstoornis heeft de patiënt abnormale bloedplaatjes die ongewoon groot en minder in aantal zijn dan normaal (macrothrombocytopenie). Patiënten met het Bernard-Soulier syndroom hebben bijgevolg sneller
blauwe plekken en een verhoogd risico op
neusbloedingen en
tandvleesbloedingen. Ook resulteert een lichte verwonding of chirurgie vaak in abnormaal lange en hevige bloedingen. Dit gebeurt af en toe zelfs spontaan. Bij sommige patiënten ontstaan bloedingen onder de huid die kleine rode of paarse vlekken op de huid veroorzaken (
petechiën). Vrouwen met het Bernard-Soulier syndroom hebben vaak zware of langdurige menstruatie (
menorragie). Tot slot kunnen er af en toe bloedingen in het maagdarmstelsel optreden, waardoor de patiënt
bloed braakt of
bloed in de ontlasting heeft.
Diagnose en onderzoeken
Lichamelijk onderzoek
De patiënt presenteert zich met een toegenomen aantal blauwe plekken en vertoont tekenen van onderhuidse kleine puntvormige huidbloedingen (petechiën) en ook van iets grotere onderhuidse bloedingen (purpura).
Diagnostisch onderzoek
Een volledig
bloedonderzoek is nodig voor de bevestiging van de diagnose.
Differentiële diagnose
Deze zeldzame bloedplaatjesaandoening kan worden verward met de volgende aandoeningen:
Behandeling van de bloedplaatjesaandoening
De aandoening is niet te genezen, dus de behandeling is voornamelijk ondersteunend. Bij bepaalde bloedingsepisodes kan de arts
medicatie voorschrijven (zoals Recombinant factor VIIa, antifibrinolytica, desmopressine en fibrinelijm). Hormonale anticonceptiemiddelen kunnen helpen de overmatige
menstruatiebloedingen onder controle te houden.
Ijzer vervangende therapie is nodig bij de behandeling van
ferriprieve anemie (tekort aan rode bloedcellen door ijzergebrek), wat het gevolg is van overmatige of langdurige bloedingen. Af en toe is een
bloedplaatjestransfusie nodig, vooral bij een operatie of bij een potentieel levensbedreigende aandoening. In zeer ernstige gevallen mag de patiënt bepaalde risicovolle activiteiten en sporten niet meer uitvoeren.
Prognose van de bloedstollingsaandoening
De prognose is meestal goed met de juiste behandeling, hoewel ernstige bloedingsepisodes mogelijk zijn tijdens de menstruatie, bij trauma of bij een operatie. Vaak neemt de ernst van de symptomen af naarmate de patiënt ouder wordt.
Complicaties
De aandoening kan verergeren wanneer de patiënt
bloedverdunners en/of
niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (zoals
ibuprofen en
naproxen) gebruikt. Deze medicijnen zijn daarom af te raden. De patiënt moet altijd zijn
medische geschiedenis en huidige medicatiegebruik met de arts bespreken.
Preventie
Een preventieve aanpak omvat het vermijden van risicovolle activiteiten en het volgen van medische aanbevelingen om bloedingen te minimaliseren. Het is belangrijk om de medicatie- en behandelingsadviezen van de arts strikt op te volgen.