EHBO bij een hartaanval: Hartmedicatie en/of reanimatie
Bij een hartaanval (hartinfarct) krijgt het hart onvoldoende bloed, wat onder andere symptomen van kortademigheid, uitstralende pijn naar de (linker)arm en een bleke huidskleur met zich meebrengt. Het is bij deze medische noodsituatie belangrijk dat de patiënt zo snel mogelijk alle symptomen aangeeft zodat de toediening van de eerste hulp snel tot stand komt. Vooral bij vrouwen, ouderen en patiënten met diabetes ontstaan vaak subtiele of ongebruikelijke symptomen maar het is toch belangrijk deze duidelijk te melden. Het innemen van medicijnen is levensreddend als de patiënt reeds bekend was met een hartaanval. Medische hulp is echter steeds noodzakelijk. Des te eerder de patiënt eerste hulp krijgt, des te beter de overlevingskans. Een snelle medische behandeling vermindert bovendien de hoeveelheid schade aan het hart.
Oorzaken hartaanval
Een
hartaanval treedt op wanneer de bloedstroom die zuurstof naar het hart draagt, geblokkeerd is. De hartspier (
medische term: myocard) krijgt hierdoor onvoldoende zuurstof en begint dan af te sterven. Door het zuurstoftekort van de hartspier ontstaan pijnprikkels. Deze situatie is gekend als “angor". Bij het afsterven van een deel van de hartspier door zuurstoftekort, is sprake van een hartinfarct. Een hartaanval leidt mogelijk tot een
hartstilstand. Risicofactoren voor een hartaanval omvatten een hoge bloeddruk (
hypertensie),
roken, een hoog
cholesterolgehalte,
overgewicht (obesitas) en een tekort aan lichaamsbeweging.

Pijn op de borst komt vaak voor bij een hartaanval /
Bron: Pexels, PixabaySymptomen
De symptomen van een hartaanval variëren sterk per patiënt, en ook niet alle symptomen komen tot stand. Bij een hartaanval heeft een patiënt veelal
ademhalingsproblemen of lijdt hij aan
kortademigheid (met of zonder pijn op de borst). De
pijn op de borst houdt soms langer dan enkele minuten aan, maar deze gaat soms ook weg en keert dan weer terug. De
pijn valt te omschrijven als stekend of knellend. De hartslag is daarnaast snel en onregelmatig. Voorts heeft de patiënt uitstralende pijn of ongemak in het bovenlichaam, zoals in de arm, de linkerschouder, de rug, de kin, de nek, de kaak of onder het borstbeen. De huidskleur is bleek (
bleke huidskleur) of grauw. Ook zijn de lippen en vingernagels blauw gekleurd (
cyanose). Bovendien voelt de huid van de patiënt koud (koude huid) en klam (
klamme huidà aan. Maagdarmproblemen komen ook voor, zoals
indigestie (maagklachten na het eten of drinken),
brandend maagzuur,
misselijkheid of
braken. Andere symptomen omvatten een
licht gevoel in het hoofd,
duizeligheid,
rillingen, extreme
zwakte, zweten of "
koud zweet". De meestal nog bewuste patiënt is hierdoor vaak
angstig en onrustig. Af en toe heeft hij hierdoor een
hyperventilatie-aanval.
Eerste hulp: Hartmedicatie (en reanimatie)
Het is belangrijk om eerst medische hulp in te roepen. De hulpverlener controleert hiervoor de vitale functies (het bewustzijn, de ademhaling en de hartwerking). Hij brengt de patiënt naar een zuurstofrijke omgeving en plaatst hem dan in een zittende of halfzittende houding. Daarna maakt hij de knellende kledij los, waardoor de ademhaling makkelijker verloopt. De hulpverlener is zelf kalm en zorgt er ook voor dat de patiënt rustig is want dit verlicht de pijn. Wanneer de patiënt ineenzakt, legt de hulpverlener hem op de grond in een stabiele zijligging. De kans bestaat dat de patiënt reeds eerder een hartaanval heeft gehad. Mogelijk heeft hij dan een medicijn op zak dat hij bij deze symptomen slechts éénmalig al zittend mag innemen. Vaak verdwijnen deze symptomen bij het innemen van de medicatie. De hulpverlener blijft regelmatig de vitale functies controleren totdat de medische hulp gearriveerd is. Indien nodig start hij de reanimatie terwijl de patiënt op de grond ligt.
EHBO: Zeker niet doen
Patiënt
De patiënt mag de symptomen niet minimaliseren en medische hulp verhinderen. Ook wachten totdat de symptomen verdwijnen, is uit den boze want hierdoor vergroot de schade aan het hart. Hij mag tevens geen lange gesprekken voeren of een andere inspanning leveren want hij heeft deze zuurstof broodnodig. De patiënt mag voorts niet afkoelen en ook mag de patiënt niet alleen zijn. Indien de patiënt medicatie neemt, zorgt hij er voor dat hij niet meer inneemt dan de voorgeschreven dosis. Deze geneesmiddelen verwijden bloedvaten en bij een te hoge dosis, resulteert dit in een daling van de bloeddruk en soms zelfs in een
shock.
Hulpverlener
De hulpverlener rijdt niet naar het ziekenhuis, tenzij er geen andere optie aanwezig is. Voorts mag de hulpverlener de patiënt geen opwekkende middelen geven zoals koffie, thee, alcohol of sigaretten. Ook mag de patiënt geen andere voedingsmiddelen of dranken innemen, tenzij hartmedicatie (zoals nitroglycerine).
Lees verder