Ejectiefractie: Onderzoek van pompfunctie van het hart
Bij elke hartslag trekt het hart samen (contractie) en ontspant het zich weer. Iedere samentrekking duwt bloed uit de twee pompkamers (ventrikels). Wanneer het hart zich ontspant, vullen de ventrikels zich weer met bloed. Een ejectiefractie is een onderzoek waarbij de arts bepaalt hoe goed het hart pompt bij elke hartslag. Dit onderzoek is bijzonder nuttig om de diagnose van hartfalen of andere hart- en vaataandoeningen vast te stellen en te beoordelen welke behandeling bij de patiënt nodig is. Het beeldvormend onderzoek wordt uitgevoerd met een minimale dosis radioactieve stof, die niet schadelijk is voor de patiënt en zijn omgeving.
Ejectiefractie: Onderzoek van de pompfunctie van het hart
Het meten van de ejectiefractie (EF) is een belangrijk diagnostisch hulpmiddel bij het evalueren van de pompfunctie van het hart. De ejectiefractie is het percentage bloed dat door de linkerventrikel wordt uitgestoten bij elke hartslag, wat een indicatie is van hoe goed het hart in staat is om bloed door het lichaam te pompen. Het wordt vaak gebruikt bij de diagnose van hartfalen, coronairlijden en andere cardiovasculaire aandoeningen. Verschillende technieken kunnen worden gebruikt om de ejectiefractie te meten, zoals echocardiografie, magnetische resonantiebeeldvorming (MRI), en nucleaire geneeskunde.
Echocardiografie
Echocardiografie is een van de meest gebruikte methoden voor het meten van de ejectiefractie. Bij dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van geluidsgolven om gedetailleerde beelden van het hart te maken, waarbij de grootte en functie van de hartkamers in real-time kunnen worden beoordeeld. De ejectiefractie wordt bepaald door het meten van de verandering in volume van de linkerventrikel tussen de diastole (wanneer het hart zich vult met bloed) en de systole (wanneer het hart bloed pompt). Echocardiografie is niet-invasief, goed toegankelijk en levert snel resultaten.
Magnetische resonantiebeeldvorming (MRI)
Magnetische resonantiebeeldvorming (MRI) is een zeer gedetailleerde beeldvormingstechniek die kan helpen bij het meten van de ejectiefractie. Het biedt meer gedetailleerde beelden van de hartstructuren dan echocardiografie en kan helpen bij het identificeren van subtiele afwijkingen in de hartfunctie. Bij MRI wordt de ejectiefractie berekend door het volume van de linkerventrikel voor en na de systole te meten. MRI kan ook helpen bij het evalueren van de myocardiale functie en schade, en wordt vaak gebruikt bij patiënten met complexe hartproblemen.
Nucleaire geneeskunde
In nucleaire geneeskunde wordt een radioactieve stof geïnjecteerd, die zich verspreidt door het bloed en een gedetailleerd beeld van de hartfunctie mogelijk maakt. Dit onderzoek, vaak een ventriculografie, wordt gebruikt om de ejectiefractie te meten door het percentage van het bloed in de linkerventrikel te bepalen dat tijdens elke hartslag wordt uitgescheiden. De techniek is bijzonder nuttig bij het beoordelen van de bloedtoevoer naar het hart, en kan ook helpen bij het identificeren van ischemie of schade aan het myocardium.
Indicatie ejectiefractie: Pompfunctie van het hart
Het meten van de ejectiefractie is belangrijk bij verschillende aandoeningen die de pompfunctie van het hart kunnen beïnvloeden. Het biedt artsen waardevolle informatie over de mate van hartfalen, de effectiviteit van behandelingen en de prognose van patiënten met
hartaandoeningen.
Hartfalen
Ejectiefractie wordt vaak gemeten bij patiënten met symptomen van hartfalen, zoals kortademigheid, vermoeidheid, en oedeem (vochtophoping). Hartfalen kan worden veroorzaakt door verschillende aandoeningen, waaronder coronaire hartziekte, hoge bloeddruk, en infecties van het hart. Het meten van de EF helpt bij het bepalen van het type hartfalen (systolisch of diastolisch) en kan aangeven hoe goed het hart in staat is om bloed naar de rest van het lichaam te pompen.
Coronaire hartziekte (CHZ)
Bij coronaire hartziekte kan de bloedtoevoer naar het hart belemmerd zijn door vernauwde of geblokkeerde kransslagaders. Dit kan leiden tot een verminderde contractie van de hartspier en een lagere ejectiefractie. Het meten van de EF bij patiënten met coronaire hartziekte helpt artsen te begrijpen hoe ernstig de hartbeschadiging is en hoe effectief de bloedstroom naar het hart is.
Cardiomyopathie
Cardiomyopathie is een aandoening waarbij de hartspier zwak wordt, wat de pompfunctie van het hart beïnvloedt. Het meten van de ejectiefractie bij patiënten met cardiomyopathie helpt bij het bepalen van de ernst van de aandoening en het risico op complicaties, zoals hartfalen of plotselinge hartdood.
Tegenindicaties ejectiefractie
Het onderzoek wordt doorgaans niet uitgevoerd bij (mogelijk) zwangere vrouwen en vrouwen die
borstvoeding geven.
Baby's en ongeboren baby's in de
baarmoeder zijn gevoeliger voor straling, omdat hun organen nog in ontwikkeling zijn.
Voorbereiding op het onderzoek
Voorbereidingen
Voor het onderzoek zijn geen speciale voorbereidingen nodig. De patiënt moet echter wel eventuele (mogelijke) zwangerschap melden. Het is aan te raden om in comfortabele, loszittende kleding naar het onderzoek te komen.
Praktische informatie
Het onderzoek wordt vaak uitgevoerd in combinatie met een ander beeldvormend onderzoek van het hart, meestal een
echocardiografie (echografie van het hart). De ejectiefractie kan ook worden gemeten met behulp van een
CT-scan van het hart, een
hartkatheterisatie, een
MRI-scan van het hart, een MUGA-scan of een nucleaire stresstest. Vlak voor het onderzoek dient de patiënt sierraden, een
gebitsprothese, een
hoorapparaat, een broeksriem, enzovoort, te verwijderen. Het onderzoek duurt doorgaans ongeveer dertig tot vijfenveertig minuten, inclusief de voorbereidingstijd.
Tijdens het onderzoek: Toediening van radioactieve stof
De arts gebruikt een kleine hoeveelheid radioactieve stof om het bloed in het hart zichtbaar te maken. Twee verschillende methoden zijn hiervoor mogelijk. De patiënt kan één injectie krijgen, maar soms zijn er twee injecties nodig, met een pauze van tien tot twintig minuten tussen de injecties. Zodra het onderzoek begint, ligt de patiënt op een onderzoekstafel. De onderzoeker plaatst een speciale camera (gammacamera) boven de
borstkas van de patiënt, zo dicht mogelijk bij het hart, om foto’s te maken. Vervolgens worden elektroden op het lichaam van de patiënt geplaatst om tijdens het onderzoek
een elektrocardiografie (ECG: meting van de elektrische activiteit van het hart) te registreren. De synchronisatie van de camera met de hartactie van de patiënt gebeurt op basis van dit elektrocardiogram. Daarna start de arts met het maken van opnamen vanuit verschillende richtingen. Het is belangrijk dat de patiënt tijdens de opnamen zo stil mogelijk blijft liggen om de kwaliteit van de foto's niet te beïnvloeden.
Na het onderzoek
Aanvullende opnames kunnen worden gemaakt indien de behandelende arts dit heeft aangevraagd, vaak tijdens of kort na een lichamelijke inspanning (
fietsergometrie). De duur van een onderzoek bij inspanning en in rust bedraagt doorgaans ongeveer anderhalf uur. Na het onderzoek kan de patiënt normaal gesproken naar huis of terug naar zijn afdeling als hij in het ziekenhuis verblijft. De radioloog stuurt een verslag van de opnames naar de verwijzende arts, die vervolgens de volledige resultaten met de patiënt bespreekt nadat hij alle gegevens heeft beoordeeld. Het is afhankelijk van het ziekenhuis wanneer de patiënt terugkomt voor de bespreking van de resultaten, maar meestal zijn de resultaten binnen een week beschikbaar.
Verstoringen in de ejectiefractie
Wanneer de ejectiefractie verstoord is, kan dit duiden op verschillende onderliggende hartproblemen. Er zijn verschillende gradaties van verlaagde ejectiefractie die de gezondheid van het hart beïnvloeden.
Verlaagde ejectiefractie
Een verlaagde ejectiefractie, vaak gedefinieerd als een EF van minder dan 40%, wijst meestal op systolisch hartfalen, waarbij de hartspier niet in staat is om voldoende bloed uit te stoten. Dit kan het gevolg zijn van myocardiale schade door een hartaanval, hoge bloeddruk, of andere vormen van hartziekten. Patiënten met een verlaagde EF kunnen symptomen ervaren zoals ernstige vermoeidheid, kortademigheid, en zwelling in de benen.
Behoud van ejectiefractie
Bij sommige patiënten met hartfalen kan de ejectiefractie behouden blijven, wat betekent dat de hoeveelheid bloed die door het hart wordt gepompt normaal is. Dit komt voor bij diastolisch hartfalen, waarbij het hart nog wel krachtig samentrekt, maar niet goed kan ontspannen en zich vullen met bloed. Dit type hartfalen kan moeilijker te diagnosticeren zijn, omdat de EF binnen normale grenzen blijft.
Verhoogde ejectiefractie
Een verhoogde ejectiefractie komt zelden voor, maar kan wijzen op een overmatig snelle hartslag of een ernstige aandoening zoals hypertensie of hartklepafwijkingen. Bij een EF boven de 75% kan de efficiëntie van het hart in sommige gevallen leiden tot verminderde diastolische functie, wat het risico op hartcomplicaties verhoogt.
Resultaten: Percentage van de totale hoeveelheid bloed in de linkerventrikel
Normale resultaten
De resultaten van een ejectiefractie worden weergegeven als een percentage. Een normaal hart pompt iets meer dan de helft van het bloedvolume uit de kamers bij elke hartslag. Een normale LVEF varieert tussen de 50-70%. Een ejectiefractie van 60% betekent dat 60% van de totale hoeveelheid bloed in de linkerventrikel bij elke hartslag wordt uitgepompt. Deze uitslag kan echter soms misleidend zijn, aangezien een patiënt mogelijk toch nog aan
hartfalen lijdt. In werkelijkheid kan de totale hoeveelheid gepompt bloed vaak onvoldoende zijn voor de behoeften van het lichaam.
Afwijkende resultaten
Afwijkende resultaten helpen de arts om de meest effectieve behandeling voor de patiënt te bepalen. Het ejectiefractiepercentage kan hoger of lager zijn dan de normale waarden, afhankelijk van de aard van de hartaandoening.
Lagere LVEF
Bij een
hartaanval, hartspieraandoeningen (
medische term:
cardiomyopathie), een beschadigde hartspier of andere hartaandoeningen, is dit percentage vaak lager. Een ejectiefractie van bijvoorbeeld 40% of minder bevestigt doorgaans de diagnose van hartfalen. Wanneer de resultaten onder de 35% liggen, bestaat er zelfs gevaar voor de patiënt, zoals een
hartstilstand of overlijden. In dergelijke gevallen kan de arts besluiten om een hartdefibrillator te implanteren bij patiënten die last hebben van
vermoeidheid,
kortademigheid en
gezwollen voeten (
oedeem). Een laag ejectiefractiepercentage kan ook leiden tot een versnelde hartslag (
tachycardie).
Hogere LVEF
Een ejectiefractiewaarde hoger dan 75% kan wijzen op hypertrofische cardiomyopathie, een hartaandoening waarbij de hartspier abnormaal verdikt is.
Therapeutische benaderingen op basis van de ejectiefractie
Het meten van de ejectiefractie helpt niet alleen bij het stellen van een diagnose, maar ook bij het bepalen van de behandeling van hartziekten. Behandelplannen kunnen variëren afhankelijk van de specifieke resultaten van het onderzoek.
Medicatie en interventie
Afhankelijk van de ejectiefractie kunnen patiënten medicijnen voorgeschreven krijgen om de hartfunctie te ondersteunen, zoals bètablokkers, ACE-remmers, of diuretica om de bloeddruk te verlagen en de hartbelasting te verminderen. In gevallen van ernstige hartfalen kunnen invasieve behandelingen zoals hartchirurgie of een harttransplantatie nodig zijn.
Gezondheidsmanagement
Patiënten met een verlaagde ejectiefractie moeten mogelijk hun levensstijl aanpassen, met een evenwichtig voedingspatroon, regelmatige lichaamsbeweging en het vermijden van risicofactoren zoals roken en overmatig alcoholgebruik. Dit alles helpt bij het behouden van de hartfunctie en het verminderen van het risico op verdere schade.
Regelmatige controles en monitoring
Bij patiënten met hartfalen of andere aandoeningen die de ejectiefractie beïnvloeden, zijn regelmatige controles belangrijk om de voortgang van de ziekte te volgen en eventuele verslechtering in de hartfunctie tijdig te detecteren. Dit kan helpen bij het optimaliseren van de behandeling en het voorkomen van ernstige complicaties.
Risico’s en bijwerkingen van het onderzoek
Het onderzoek met ejectiefractie brengt over het algemeen weinig tot geen risico's of bijwerkingen met zich mee. De radioactieve stof die wordt gebruikt, verdwijnt snel uit het lichaam na het onderzoek en is niet schadelijk voor de patiënt. Desondanks is het belangrijk dat patiënten alle instructies van hun arts volgen om mogelijke risico’s te minimaliseren.
Nazorg en vervolgafspraken
Na het onderzoek zijn er meestal geen speciale nazorgmaatregelen nodig. Patiënten kunnen hun dagelijkse activiteiten hervatten, tenzij anders geadviseerd door hun arts. Het is belangrijk om de vervolgafspraken met de behandelend arts na te komen om de resultaten van het onderzoek te bespreken en eventuele verdere stappen te plannen. De arts zal de resultaten in detail toelichten en, indien nodig, een behandelplan opstellen gebaseerd op de bevindingen van het onderzoek.
Lees verder