Cystinose: Afwijkingen in nieren, ogen en andere organen
Cystinose is een aandoening van het aminozuurmetabolisme waarbij het aminozuur cystine, een bouwsteen van eiwitten, zich ophoopt in de cel. Dit veroorzaakt schade aan de cellen en vormt vaak kristallen die zich opbouwen in organen en weefsels. Vooral de nieren en ogen zijn getroffen, maar ook de spieren, de schildklier, de alvleesklieren en de testikels zijn vatbaar voor cystinose. Deze ziekte ontstaat afhankelijk van de vorm in de kindertijd, adolescentie of volwassenheid. De infantiele vorm is de meest ernstige en leidt onbehandeld tot de dood door nierfalen. Dankzij een niertransplantatie verbeteren de symptomen, al blijft de ophoping van cystine wel in andere lichaamsweefsels aanwezig.
Synoniemen cystinose
Cystinose is eveneens bekend onder deze synoniemen:
- Cystine stapelingsziekte
- Cystinosis
Epidemiologie ziekte
Cystinose treft ongeveer 1 op 100.000 tot 200.000 pasgeborenen wereldwijd. Vooral patiënten met een lichte huidskleur zijn getroffen. De symptomen van de ziekte verschijnen echter bij alle rassen. Mannen kampen voorts iets vaker dan vrouwen met de ziekte.
Oorzaken en erfelijkheid: Ophoping kristallen
Genmutatie
Alle vormen van cystinose zijn te wijten aan mutaties (= wijzigingen) in het CTNS-gen. Mutaties in dit gen leiden tot een tekort aan het transporter eiwit cystinosin. Wanneer cystinosin defect is of ontbreekt, accumuleert het aminozuur cystine in cellen en vormt dit kristallen in de lysosomen (afbraakcellen). De opbouw van cystine beschadigt cellen in vooral de nieren en de ogen. Maar ook andere organen en weefsels zoals de schildklier, de eierstokken, het pancreas (de alvleesklier) en de testikels zijn aangetast.
Overervingspatroon
Cystinose is een autosomaal recessieve aandoening met een horizontaal overervingspatroon. Ouders die de mutatie dragen zijn asymptomatisch, maar hebben een kans van één op vier op een getroffen kind bij elke zwangerschap. Bij deze aandoening zijn beide kopieën van het gemuteerde gen aanwezig.
Symptomen en vormen: Afwijkingen aan o.a. ogen en nieren
Cystinose bestaat in drie vormen: nefrotische cystinose, intermediaire cystinose en niet-nefropatische of oculaire cystinose. Bij de drie vormen ontstaan dezelfde oogproblemen. De leeftijd van optreden en ernst van de symptomen varieert sterk.
Nefrotische cystinose
Patiënten met nefropatische cystinose, ook bekend als “infantiele cystinose”, ontwikkelen voor de leeftijd van één jaar symptomen in de kindertijd. Hierbij ontstaat een ernstige nierziekte (renaal
Fanconi-syndroom) die leidt tot blijvende schade. Dit komt omdat bepaalde moleculen in de bloedbaan geabsorbeerd worden in plaats van het lichaam te verlaten. Hiervoor hebben patiënten in het eerste tot derde decennium van het leven een niertransplantatie nodig. De nierproblemen leiden tot het verlies van belangrijke mineralen, zouten, vocht, en vele andere voedingsstoffen. Het verlies van voedingsstoffen belemmert de groei en leidt tot zachte, gebogen botten (hypofosfatemische
rachitis), vooral in de
benen. Door het tekort aan voedingsstoffen in het lichaam leiden de volgende symptomen mogelijk: vaak plassen (
pollakisurie), veel dorst (
polydipsie),
uitdroging, en abnormaal hoge zuurgraad van het bloed (
acidose).
Intermediaire cystinose
De symptomen van intermediaire cystinose zijn dezelfde als deze van nefropathische cystinose, maar de symptomen treden op latere leeftijd, met name tussen de acht en twaalf jaar. Intermediaire cystinose is meestal duidelijk in de adolescentie. Niet goed functionerende nieren en de aanwezigheid van hoornvlieskristallen zijn de belangrijkste kenmerken van deze vorm. De ziekte kent een tragere progressie dan de infantiele vorm. Als intermediaire cystinose onbehandeld blijft, treedt net als bij nefrotische cystinose
nierfalen (verminderde of afwezige nierfunctie) op vanaf het einde van het eerste tot het midden van het tweede decennium.
Niet-nefropatische of oculaire cystinose
De kristallen in de ogen treden bij deze vorm wel op, maar de meeste patiënten vertonen geen andere symptomen van cystinose. De leeftijd waarop dit type cystinose optreedt, varieert wel zeer sterk.
Ogen
Bij de drie verschillende vormen zijn rond de leeftijd van twee jaar de kristallen te zien in de cornea. Deze leiden tot
irritatie,
pijn en lichtgevoeligheid (
fotofobie) bij de patiënt, wat meestal ontstaat tussen de leeftijd van drie en zes jaar. Soms veroorzaakt de aanwezigheid van de kristallen een afbraak van het oppervlakkige weefsel, wat leidt tot ernstige pijn en scheuren die moeilijk te behandelen zijn. Een ophoping van kristallen in het netvlies in de vroege fase beschadigt uiteindelijk de lichtgevoelige cellen, waardoor de patiënt een verminderd gezichtsvermogen heeft.
Diagnose en onderzoeken
Diagnostisch onderzoek
De diagnose van ernstige vormen gebeurt vaak door een kinderarts door de aanwezigheid van de nierziekte. Oogartsen detecteren de kristallen door onderzoek van het hoornvlies bij een grondig oogonderzoek. Een
bloedonderzoek en
urineonderzoek zijn eveneens nodig. Beeldvormende onderzoeken, zoals een renale
echografie, een
röntgenfoto van de nieren en een
CT-scan en
MRI-scan, onthullen informatie over de nierfunctie.
Differentiële diagnose
Symptomen van de volgende aandoeningen lijken op de symptomenreeks van cystinose, wat nuttig is als differentiële diagnose:
Behandeling aandoening
De toediening van het
geneesmiddel cysteamine verbetert drastisch de nierfunctie en andere symptomen. Deze verbetering treedt vooral op bij een orale toediening (
medische term: inname via de mond) vóór de leeftijd van twee jaar. Deze zijn ook beschikbaar in de vorm van
oogdruppels, waardoor het aantal kristallen afneemt en bijgevolg een afname in de lichtgevoeligheid en irritatie ontstaat. De patiënt neemt de oogdruppels volgens de
oogdruppelrichtlijnen. Verder vermijdt de patiënt licht of beschermt hij zich tegen de blootstelling aan
zonlicht.
Ondersteuning en levenskwaliteit
Patiënten met cystinose kunnen profiteren van diverse ondersteuningsopties om hun levenskwaliteit te verbeteren. Deze kunnen onder andere fysiotherapie, psychologische ondersteuning en deelname aan ondersteuningsgroepen omvatten.
Fysiotherapie
Fysiotherapie kan helpen bij het beheren van symptomen en verbeteren van de mobiliteit en algemene conditie van de patiënt.
Psychologische ondersteuning
Psychologische ondersteuning kan nuttig zijn voor patiënten die worstelen met de emotionele impact van een chronische aandoening zoals cystinose.
Ondersteuningsgroepen
Steungroepen bieden emotionele en praktische steun aan patiënten en hun families en kunnen een waardevolle bron van informatie en gemeenschapsgevoel zijn.
Prognose
Zonder een geschikte behandeling overlijden patiënten met vroeg ontwikkelde niersymptomen vaak voor hun tiende levensjaar als gevolg van nierfalen. De meeste patiënten reageren echter goed op een niertransplantatie, maar vaak hoopt de cystine zich toch nog op in andere weefsels in het lichaam. De levensverwachting is afhankelijk van het type. Sommige patiënten leven tot in het vijfde decennium.
Complicaties van cystinose
Niercomplicaties
- Nierfalen: De ophoping van cystine in de nieren kan leiden tot progressieve nierfalen, wat uiteindelijk kan resulteren in de noodzaak voor dialyse of een niertransplantatie.
- Nierstenen: Verhoogde cystineconcentraties kunnen de vorming van nierstenen bevorderen, wat leidt tot pijn en mogelijke obstructie in de urinewegen.
Oogcomplicaties
Corneale deposities: Ophoping van cystine in de hoornvlies kan leiden tot corneale deposities, wat het zicht kan beïnvloeden en ongemak kan veroorzaken.
Visusproblemen: Na verloop van tijd kunnen de corneale deposities leiden tot visusproblemen zoals wazig zicht of verminderd gezichtsvermogen.
Endocriene complicaties
- Verstoorde groei: Kinderen met cystinose kunnen groeiachterstand ervaren door verstoorde voeding en metabolisme.
- Hypothyreoïdie: In zeldzame gevallen kan cystinose leiden tot hypothyreoïdie, wat invloed heeft op de schildklierfunctie en het metabolisme.
Preventie van cystinose
Aangezien cystinose een genetische aandoening is, bestaat er geen directe preventie voor de ziekte zelf. Voorparen voor ouders kunnen echter genetisch advies en tests krijgen om de kans op cystinose bij hun kinderen te begrijpen, vooral als er een familiegeschiedenis van de aandoening is.
Genetisch advies
Genetisch advies kan helpen bij het identificeren van het risico voor toekomstige zwangerschappen en kan nuttige informatie bieden over de mogelijkheden van prenatale screening en diagnose.
Prenatale screening
Prenatale screening kan worden aangeboden aan ouders met een verhoogd risico op cystinose, zoals ouders die drager zijn van de aandoening of die een familielid hebben met cystinose. Deze tests kunnen helpen bij het vroegtijdig detecteren van de aandoening bij een ongeboren kind.