Fanconi-syndroom: Aandoening van nierbuisjes
Het Fanconi-syndroom is een aandoening die kan worden veroorzaakt door een genetische afwijking of door externe factoren en kan zich op elke leeftijd ontwikkelen. Normaal gesproken absorberen de nieren bepaalde stoffen uit de urine terug in de bloedstroom. Bij het Fanconi-syndroom worden deze stoffen echter niet goed geresorbeerd en komen ze in plaats daarvan in de urine terecht. Dit leidt tot symptomen zoals frequente urinelozing, botafwijkingen en uitdroging. De behandelingsopties en vooruitzichten variëren, afhankelijk van de onderliggende oorzaak van het syndroom. Het syndroom werd voor het eerst beschreven door de Zwitserse kinderarts Guido Fanconi in 1924.
Synoniemen Fanconi-syndroom
Het Fanconi-syndroom staat ook bekend onder de volgende synoniemen:
- De Toni-Fanconi-Debré-syndroom
- De Toni-Fanconi-syndroom
- Debré-syndroom
- Syndroom van Debré-de Toni-Fanconi
Terminologie
Het Fanconi-syndroom moet niet worden verward met
Fanconi-anemie, een aandoening gekenmerkt door een tekort aan alle bloedcellen en diverse afwijkingen.
Epidemiologie van het Fanconi-syndroom
De epidemiologie van het Fanconi-syndroom biedt inzicht in de verspreiding, incidentie en trends van deze zeldzame aandoening die de nierbuisjes aantast. Het syndroom wordt wereldwijd waargenomen, maar komt vaker voor in specifieke contexten.
Prevalentie
Het Fanconi-syndroom is zeldzaam, met een prevalentie die afhankelijk is van de oorzaak. Erfelijke vormen, zoals die veroorzaakt door genetische mutaties, worden vaker gezien in populaties met een verhoogde mate van verwantschap.
Geografische distributie
Erfelijke varianten komen vaker voor in regio’s waar consanguïne huwelijken gebruikelijk zijn, zoals delen van het Midden-Oosten en Zuid-Azië. Voor verworven vormen, bijvoorbeeld door medicatie, is de distributie wereldwijd.
Demografische kenmerken
Het Fanconi-syndroom treft zowel kinderen als volwassenen. Bij kinderen is het vaak erfelijk, terwijl het bij volwassenen meestal verworven is door toxische schade of onderliggende ziekten.
Trends en determinanten
De incidentie van verworven Fanconi-syndroom neemt toe door de bredere toepassing van nefrotoxische geneesmiddelen zoals chemotherapeutica en bepaalde antibiotica.
Mechanisme
Het Fanconi-syndroom wordt gekenmerkt door een defect in de functie van de proximale nierbuisjes, wat leidt tot een onvermogen om bepaalde stoffen terug te resorberen.
Normale nierfunctie
In een gezonde nier resorberen de proximale tubuli essentiële stoffen zoals glucose, aminozuren, fosfaat en bicarbonaat uit de primaire urine terug in het bloed. Deze functie is cruciaal voor het handhaven van de homeostase.
Pathofysiologie van het syndroom
Bij het Fanconi-syndroom functioneren de proximale tubuli niet naar behoren, wat resulteert in verhoogde uitscheiding van stoffen zoals glucose, fosfaat en bicarbonaat. Dit leidt tot complicaties zoals metabole acidose, botafwijkingen en groeivertraging.
Moleculaire mechanismen
Genetische mutaties die het transport van stoffen in de tubuli verstoren, zijn de oorzaak van erfelijke vormen. Bij verworven vormen spelen toxische beschadigingen, bijvoorbeeld door zware metalen of medicatie, een belangrijke rol.
Oorzaken en erfelijkheid van het Fanconi-syndroom
Aangeboren
Het aangeboren Fanconi-syndroom ontstaat door een genetische mutatie die leidt tot een defect in de nierbuisjes. Dit defect verhindert de normale reabsorptie van essentiële stoffen zoals aminozuren, glucose, urinezuur, fosfaat en bicarbonaat. Deze stoffen worden daardoor met de urine uitgescheiden.
Verworven
Cystinose is de meest voorkomende verworven oorzaak van het Fanconi-syndroom bij kinderen. Bij cystinose hoopt het aminozuur cystine zich op in cellen, wat vooral de nieren, de ogen en andere organen aantast. Andere verworven oorzaken zijn fructose-intolerantie,
galactosemie (een defect in de afbraak van galactose) en glycogeenstapelingsziekten.
Andere oorzaken bij kinderen kunnen blootstelling aan of
vergiftiging met
zware metalen zoals
kwik,
lood of
cadmium, de
ziekte van Wilson (koperstapeling in lever en
hersenen) en het
Lowe-syndroom omvatten.
Het syndroom kan zich ook later in het leven ontwikkelen door nierbeschadiging, veroorzaakt door factoren zoals het gebruik van bepaalde medicijnen (zoals azathioprine, cidofovir, gentamycine en
tetracycline), een niertransplantatie, lichte keten stapelingsziekte, multiple myeloom (
ziekte van Kahler:
kanker van plasmacellen met
botpijn) en primaire
amyloïdose (afzettingen van amyloïde in weefsels en organen met symptomen in hart, huid, maag en darmen, lever, nieren en hersenen).
Bij sommige patiënten blijft de oorzaak van het Fanconi-syndroom onbekend.
Risicofactoren
Diverse risicofactoren dragen bij aan de ontwikkeling van het Fanconi-syndroom, variërend van genetische predispositie tot omgevingsinvloeden.
Genetische aanleg
Mutaties in genen zoals SLC34A1 en SLC34A3 verhogen het risico op erfelijke vormen van het Fanconi-syndroom.
Medicatiegebruik
Bepaalde geneesmiddelen, zoals tenofovir en cisplatine, zijn bekende oorzaken van verworven Fanconi-syndroom.
Omgevingsfactoren
Blootstelling aan toxische stoffen, zoals lood of cadmium, kan de nierfunctie aantasten en leiden tot het syndroom.
Risicogroepen
Bepaalde populaties hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van het Fanconi-syndroom, afhankelijk van genetische en omgevingsfactoren.
Kinderen met erfelijke aandoeningen
Kinderen met genetische mutaties die de nierfunctie beïnvloeden, zoals cystinose of galactosemie, hebben een verhoogd risico.
Patiënten met medicamenteuze behandeling
Volwassenen die langdurig worden behandeld met nefrotoxische geneesmiddelen vormen een risicogroep.
Blootgestelde beroepsgroepen
Werknemers in de mijnbouw of industrieële sectoren waar blootstelling aan zware metalen gebruikelijk is, lopen een verhoogd risico.
Symptomen: Veel plassen, dorst en botproblemen
De symptomen van het Fanconi-syndroom kunnen variëren, maar veel voorkomende klinische kenmerken zijn:
(
pollakisurie) en
- Grote Hoeveelheden Plassen
(
polyurie)
Polydipsie (intense dorst)
Aanvallen van
uitdroging, soms vergezeld van
koorts
Botafwijkingen, zoals
osteomalacie (verweking van het bot) en
rachitis (botaandoening door een tekort aan vitamine D, calcium of fosfaat)
Verminderde groei en algemene
verzwakking
Alarmsymptomen
Het herkennen van alarmsymptomen is essentieel voor een vroege diagnose en behandeling van het Fanconi-syndroom.
Overmatige urinelozing
Polyurie, of een abnormaal hoge urineproductie, kan wijzen op een verminderde functie van de proximale tubuli.
Tekenen van elektrolytstoornissen
Symptomen zoals spierzwakte, vermoeidheid en hartritmestoornissen kunnen wijzen op een verlies van essentiële elektrolyten.
Bot- en groeiproblemen
Kinderen met het syndroom kunnen groeivertraging en botafwijkingen ontwikkelen als gevolg van chronisch fosfaatverlies.
Diagnose en onderzoeken
Lichamelijk onderzoek
Tijdens een lichamelijk onderzoek zal de arts letten op groeistoornissen, tekenen van
osteomalacie,
rachitis, type 2 renale tubulaire acidose en symptomen van uitdroging door overmatige urinelozing.
Bij het Fanconi-syndroom is een urineonderzoek essentieel /
Bron: Frolicsomepl, Pixabay Diagnostisch onderzoek
Laboratoriumonderzoeken zijn cruciaal voor de diagnose. Een
urineonderzoek zal vaak tonen dat aminozuren, bicarbonaat, fosfaat, glucose, kalium, magnesium, natrium en urinezuur in de urine worden uitgescheiden. Dit kan leiden tot bevindingen zoals
acidose (te hoge zuurgraad van het bloed),
hypokaliëmie (laag kaliumgehalte in het bloed),
hyperfosfatemie (verhoogd fosfaatniveau in het bloed) en
proteïnurie (eiwitverlies in de urine door nierschade).
Behandeling
De behandeling van het Fanconi-syndroom is afhankelijk van de onderliggende oorzaak. De arts zal zowel de oorzaak als de symptomen aanpakken. Dit kan onder meer het stoppen van schadelijke medicatie, het behandelen van de primaire aandoening of het aanpassen van het dieet en het aanvullen van ontbrekende stoffen omvatten.
Prognose
De prognose van het Fanconi-syndroom varieert sterk afhankelijk van de onderliggende oorzaak en tijdige interventie.
Onbehandelde gevallen
Zonder behandeling kan het syndroom leiden tot ernstige complicaties zoals botafwijkingen, nierfalen en groeiachterstand.
Met behandeling
Met een adequate aanpak, zoals medicatie en dieetinterventies, is de prognose bij verworven vormen vaak gunstig. Erfelijke vormen vereisen intensieve opvolging.
Langetermijneffecten
Bij chronische gevallen kunnen complicaties zoals nierinsufficiëntie en metabole afwijkingen blijvend zijn, zelfs met behandeling.
Complicaties van het Fanconi-syndroom
Algemene complicaties
- Nierinsufficiëntie: Het Fanconi-syndroom kan leiden tot een progressieve afname van de nierfunctie. Dit kan uiteindelijk resulteren in chronische nierinsufficiëntie, waarbij de nieren niet meer adequaat afvalstoffen uit het bloed kunnen verwijderen.
- Botafwijkingen: Patiënten kunnen last krijgen van botafwijkingen zoals rachitis (bij kinderen) of osteomalacie (bij volwassenen), veroorzaakt door een verstoorde opname van essentiële mineralen zoals calcium en fosfaat.
- Groei- en ontwikkelingsstoornissen: Bij kinderen kan het syndroom leiden tot vertraagde groei en ontwikkeling door de verminderde opname van voedingsstoffen en de gevolgen van de bijbehorende botafwijkingen.
Complicaties door verstoorde mineralenbalans
- Hypokaliëmie: Een tekort aan kalium in het bloed kan optreden, wat kan leiden tot spierzwakte, krampen en in ernstige gevallen hartritmestoornissen.
- Hypophosphatemie: Laag fosfaatniveau kan de botgezondheid verder aantasten en bijdragen aan skeletafwijkingen zoals botpijn en zwakte.
- Hypocalciëmie: Lage calciumspiegels kunnen leiden tot spierkrampen, tintelingen en spasmen, en kunnen ook bijdragen aan botontkalking.
Langetermijncomplicaties
- Nierstenen: De verminderde concentratie van bepaalde stoffen in de urine kan bijdragen aan de vorming van nierstenen, wat kan leiden tot pijn en nierinfecties.
- Hoge bloeddruk: Nierproblemen kunnen op termijn resulteren in hypertensie (hoge bloeddruk), wat verdere complicaties kan veroorzaken, zoals hart- en vaatziekten.
- Verhoogd risico op nierkanker: Langdurige nierbeschadiging kan het risico op het ontwikkelen van nierkanker verhogen, vooral bij patiënten die niet adequaat worden behandeld.
Preventie
Preventieve maatregelen kunnen het risico op het ontwikkelen van het Fanconi-syndroom aanzienlijk verminderen.
Genetisch advies
Bij families met een voorgeschiedenis van erfelijke vormen kan genetisch advies helpen bij het identificeren van risico’s en vroege interventie.
Beperken van nefrotoxische blootstelling
Het vermijden van langdurig gebruik van schadelijke medicatie en blootstelling aan toxische stoffen is cruciaal.
Regelmatige medische controle
Voor risicogroepen kan regelmatige controle van nierfunctieparameters helpen bij het vroegtijdig opsporen en behandelen van afwijkingen.