Smith-Kingsmore-syndroom: Aandoening met veel symptomen
Het Smith-Kingsmore-syndroom is een zeldzame genetische aandoening. De neurologische aandoening kenmerkt zich door een hoofd dat groter is dan normaal (macrocefalie), een ontwikkelingsachterstand, een intellectuele achterstand en toevallen. Heel veel andere symptomen komen mogelijk tot uiting en de klinische presentatie is dan ook variabel. Dankzij een ondersteunende behandeling is het mogelijk de aanwezige symptomen te verminderen of onder controle te houden. De aandoening werd tot slot voor het eerst beschreven in de medische literatuur door Smith et al in 2013.
Synoniemen voor het Smith-Kingsmore-syndroom
Andere termen voor deze zeldzame aandoening zijn:
- macrocefalie - intellectuele achterstand - neurologische ontwikkelingsstoornis - klein thorax syndroom
- macrocefalie, epileptische aanvallen, verstandelijke handicaps, navelbreuk en aangezichtsdysmorfisme
- MINDS-syndroom
- SKS (afkorting)
Epidemiologie van genetische aandoening
Het Smith-Kingsmore-syndroom is een zeldzame genetische aandoening die wereldwijd voorkomt. Het is een relatief nieuwe aandoening, ontdekt door genetisch onderzoek, en er zijn nog beperkte gegevens over de exacte prevalentie.
Oorzaken
Genetische wijziging
Het Smith-Kingsmore-syndroom is het gevolg van mutaties (wijzigingen) in het MTOR-gen op chromosoom 1p36. Het eiwit geproduceerd uit dit gen, mTOR genaamd, is een belangrijk onderdeel van twee groepen eiwitten, bekend als mTOR-complex 1 (mTORC1) en mTOR-complex2 (mTORC2). Deze twee complexen geven signalen door in cellen die de eiwitproductie reguleren en verschillende cellulaire processen controleren, waaronder de groei, de celdeling en de celoverleving. Deze mTOR-signalering is vooral belangrijk voor de groei en ontwikkeling van de
hersenen en speelt een rol in de synaptische plasticiteit. De synaptische plasticiteit is het vermogen van de verbindingen tussen zenuwcellen (synapsen) om in de loop van de tijd te veranderen en zich aan te passen in reactie op ervaringen Synaptische plasticiteit is van cruciaal belang voor het leren en het geheugen.
Door MTOR-genmutaties die het Smith-Kingsmore-syndroom, verhoogt de activiteit van het mTOR-eiwit en dus ook de mTOR-signalering. Hierdoor is de eiwitproductie die normaal door deze complexen wordt gereguleerd, ongecontroleerd, waardoor de celgroei en -deling en andere cellulaire processen aangetast is. Te veel mTOR-signalering in hersencellen verstoort de hersengroei en -ontwikkeling en de synaptische plasticiteit, hetgeen leidt tot macrocefalie, een intellectuele achterstand, toevallen en andere neurologische problemen bij patiënten met het Smith-Kingsmore-syndroom. Een overmatige mTOR-signalering in andere lichaamsdelen ligt waarschijnlijk aan de basis van de ongewone gelaatstrekken en andere minder vaak voorkomende symptomen van de aandoening. Het is anno oktober 2020 onduidelijk waarom vooral de hersenen aangetast zijn bij patiënten met het Smith-Kingsmore-syndroom.
Overdrachtspatroon
Het Smith-Kingsmore syndroom volgt een autosomaal dominante overervingspatroon, wat betekent dat één kopie van het gewijzigde gen in elke cel voldoende is om de zeldzame neurologische aandoening te veroorzaken. Meestal is de ziekte het gevolg van nieuwe (de novo) mutaties in het gen die optreden tijdens de vorming van voortplantingscellen (eicellen of sperma) in de ouder van een getroffen patiënt of in de vroege embryonale ontwikkeling. Zelden erven mensen met het Smith-Kingsmore-syndroom het veranderde gen van een niet-aangetaste ouder die alleen een MTOR -genmutatie in zijn sperma- of eicellen heeft. Dit fenomeen staat in medische termen bekend als kiemcel mosaïcisme.
Risicofactoren
De belangrijkste risicofactor voor Smith-Kingsmore-syndroom is het hebben van een familiaire achtergrond van genetische aandoeningen, aangezien het een genetische aandoening is die via autosomaal dominante overerving kan worden doorgegeven.
Symptomen
De tekenen van het Smith-Kingsmore-syndroom komen vaak in de kindertijd tot stand. Soms zijn ze al zichtbaar bij de geboorte of in de eerste zes maanden van het leven. Sommige kenmerken komen vaker voor dan anderen. De specifieke genetische veranderingen variëren, dus de symptomen zijn ook variabel. Niet elke patiënt krijgt te maken met elk symptoom.
Typische tekenen
Patiënten hebben vaak een ontwikkelingsachterstand. Rechtop zitten, lopen, praten enzovoort zijn vertraagd. Ook een milde tot ernstige intellectuele achterstand, macrocefalie /
toevallen (ook nachtelijke
focale epilepsie) komen tot stand.
Andere tekenen
Andere gerapporteerde symptomen zijn:
- eczeem (chronische huidziekte met droge huid en jeukende huid)
- een afkeer voor aanraking
- een cyste in de hersenen
- een lage spierspanning
- een slecht immuunsysteem / terugkerende infecties van de borst, bronchiolitis (luchtweginfectie met ademhalingsproblemen)
- een slechte motoriek
- een vertraagde botleeftijd of een enigszins geavanceerde botleeftijd
- een waterhoofd (te veel hersen- en ruggenmergvocht in de schedel)
- geboorteproblemen (stuitligging, een vroeggeboorte, …)
- gedrag: ADHD, autismespectrumstoornis (autisme), tandenknarsen, een blije houding (veel lachen), zelfstimulerend gedrag zoals repetitieve beweging (stuiteren, draaien, klappen, bonken, tikken met de hand, herhaalde geluiden, …)
- gezicht: een hoog voorhoofd, een open monduiterlijk, een platte neusbrug, wijd uit elkaar geplaatste ogen (hypertelorisme) en een korte neus met een depressieve neusbrug, een driehoekig gezicht, een puntige kin
- groei: macrosomie (baby die veel te groot is dan gemiddeld), megalencefalie (een snelle hoofdgroei gedurende de eerste zes maanden van het leven), een versnelde groei gedurende de eerste 18 maanden tot 2 jaar
- kleine handen en voeten
- krullend / golvend haar
- oogproblemen: een corticale visuele beperking, bijziendheid, netvliesproblemen
- slaapproblemen: slapeloosheid, 's nachts wakker worden, slaapapneu
- spijsverteringsproblemen: buikpijn, obstipatie, dunne ontlasting, door voedsel veroorzaakt eiwit-geïnduceerd enterocolitis-syndroom (FPIES)
- spraakproblemen
- structurele hersenafwijkingen
- vaardigheidsverlies
- verminderd zweten
- voeding: voedingsproblemen, voedselintoleranties
Alarmsymptomen
Alarmsymptomen van Smith-Kingsmore-syndroom omvatten een combinatie van neurologische, fysieke en cognitieve symptomen, zoals ontwikkelingsachterstanden, afwijkingen in de schedelvorm, en gedragsproblemen.
Diagnose en onderzoeken
Het Smith-Kingsmore-syndroom is een zeldzame aandoening die bij de meeste artsen niet zo bekend is. De eerste diagnose is gebaseerd op de klinisch aanwezige symptomen. Na het afnemen van een lichamelijk onderzoek en het verzamelen van een
gedetailleerde medische familiegeschiedenis, zijn genetische onderzoeken de volgende stap om de ziekte te bevestigen.
Behandeling
Net zoals de meeste andere syndromen bestaat er ook voor deze aandoening geen genezing anno oktober 2020. De arts behandelt eventuele aanwezige symptomen ondersteunend via medicatie, chirurgie, logopedie, fysiotherapie, ergotherapie, revalidatietraining en andere therapieën. Ook hulp(middelen), aanpassingen, ondersteuning en/of begeleidingsvormen zijn mogelijk voor patiënten met dit syndroom.
Prognose
De prognose voor Smith-Kingsmore-syndroom varieert afhankelijk van de ernst van de symptomen. Vroegtijdige interventie en behandeling kunnen helpen om de levenskwaliteit te verbeteren en de ontwikkeling te ondersteunen.
Complicaties
Complicaties van Smith-Kingsmore-syndroom kunnen ontwikkelingsstoornissen, cognitieve beperkingen, en gedragsproblemen omvatten. Regelmatige follow-up en multidisciplinaire zorg zijn belangrijk voor het beheren van de symptomen.
Preventie
Preventie van Smith-Kingsmore-syndroom is moeilijk vanwege de erfelijke aard van de aandoening. Genetische counseling kan nuttig zijn voor gezinnen met een geschiedenis van genetische aandoeningen om het risico te begrijpen en vroege diagnose te bevorderen.