Prader-Willi-syndroom: Ziekte door probleem met chromosoom
Het Prader-Willi-syndroom is een aangeboren genetische aandoening die het gevolg is van een probleem met een specifiek gedeelte van chromosoom 15. Het syndroom werd voor het eerst beschreven in de medische literatuur door de Zwitserse kinderarts Andrea Prader in 1956. Verschillende symptomen treden op, waaronder spierslapte (hypotonie), een vertraagde geestelijke ontwikkeling (hypomentie), kleine geslachtsorganen (hypogonadisme) en vetzucht (obesitas) door een ontembare eetlust. Daarnaast kunnen ook psychische problemen optreden. De behandeling richt zich voornamelijk op het behouden van een gezond gewicht om complicaties te voorkomen.
Synoniemen Prader-Willi-syndroom
Het Prader-Willi-syndroom is eveneens bekend onder deze synoniemen:
- HHHO-syndroom
- Prader-Labhart-Willi-syndroom
- Willi-Prader-syndroom
'PWS' wordt in de medische literatuur gebruikt als afkorting van de aandoening.
Epidemiologie
Het Prader-Willi-syndroom treft naar schatting 1 op de 8.000 tot 52.000 patiënten wereldwijd. De hoogste prevalentie is te vinden op het platteland van Zweden. De minste patiënten zijn aangetast in het Verenigd Koninkrijk. Voorts zijn er raciale verschillen. Bij patiënten met een zwarte huidskleur is de groei minder ernstig getroffen en zijn ook de
gelaatstrekken minder uitgesproken dan bij patiënten met een blanke huidskleur. De symptomen verschijnen doorgaans bij de geboorte en zijn levenslang aanwezig.
Oorzaken en erfelijkheid
De oorzaak van het Prader-Willi-syndroom is een ontbrekend gen op een deel van chromosoom 15. Normaal gesproken geven de ouders elk een kopie door van dit chromosoom. Bij de meeste patiënten (70%) met het Prader-Willi-syndroom ontbreekt het genetische materiaal op een deel van het chromosoom van de vader. De rest van de patiënten met deze aandoening heeft vaak twee kopieën van chromosoom 15 van de moeder. De genetische veranderingen treden willekeurig op. Patiënten hebben meestal geen familiale geschiedenis van de aandoening.
Symptomen
De symptomen van het Prader-Willi-syndroom zijn bij de geboorte zichtbaar. Pasgeborenen komen vaak klein en zwak (zwakke spierspanning:
hypotonie) ter wereld. Jongens hebben daarnaast vaak niet-ingedaalde testikels (
cryptorchisme). Andere symptomen zijn variabel en kunnen mentaal en fysiek van aard zijn. Niet alle symptomen treden bij elke patiënt op.
Mentale symptomen
Deze mentale symptomen kunnen optreden bij het Prader-Willi-syndroom:
- een milde tot matige verstandelijke beperking
- gedragsproblemen, waaronder woede-uitbarstingen, koppigheid en dwangmatig gedrag zoals het plukken aan de huid en psychosen (verlies van realiteit met wanen en hallucinaties) op latere leeftijd
- slaapstoornissen
Fysieke symptomen
Bij de fysieke symptomen zijn de ontwikkelingsstoornissen, de gelaatstrekken en
obesitas vooral typerend:
- dik, stroperig speeksel
- een abnormale kromming van de vinger of teen (clinodactylie)
- een kort gestalte (lichaamslengte van maximaal 150 cm)
- een lichte huid of lichte haren
- een snelle gewichtstoename: De patiënten hebben vanaf gemiddeld tweejarige leeftijd steeds erg veel honger en doen bijna alles om aan voedsel te geraken (polyfagie). Dit resulteert mogelijk in een oncontroleerbare gewichtstoename en morbide obesitas. Morbide obesitas kan leiden tot diabetes mellitus type 2, een hoge bloeddruk (hypertensie), en gewrichts- en longproblemen.
- een vertraagde motorische ontwikkeling
- een vertraagde puberteit: De puberteit is vertraagd of afwezig, en daarom zijn de meeste patiënten niet in staat om kinderen te krijgen (onvruchtbaarheid).
- karakteristieke gelaatstrekken, zoals een smalle schedel, een smal voorhoofd, een smalle neusbrug, amandelvormige ogen, ver uit elkaar staande ogen (hypertelorisme), sikkelvormige huidplooi van het bovenste ooglid (epicanthus), een abnormaal kleine kaak (micrognathie), een kleine neus, kleine oren en een driehoekige mond
- onderontwikkelde genitaliën als gevolg van hypogonadisme (onvoldoende ontwikkeling van geslachtsklieren)
- oogproblemen zoals scheelzien (strabisme) en bijziendheid (myopie)
- slechte articulatie bij het spreken
- voedingsproblemen met als gevolg een slechte gewichtstoename
- zeer kleine handen en voeten ten opzichte van het lichaam van de patiënt
Diagnose en onderzoeken
Diagnostisch onderzoek
Het Prader-Willi-syndroom kan worden opgespoord met genetisch onderzoek.
Differentiële diagnose
Volgende aandoeningen vertonen een symptomenreeks die gelijkaardig is aan de symptomen van het Prader-Willi-syndroom:
Behandeling
Obesitas is de grootste bedreiging voor de gezondheid van de patiënt. Het beperken van calorieën is noodzakelijk om obesitas tijdig een halt toe te roepen. Hierbij is samenwerking met de omgeving (school, familie, buren, etc.) cruciaal. Verder werkt de patiënt aan een gezond gewicht door het beoefenen van sport en andere vormen van fysieke activiteit. De arts schrijft vaak groeihormonen voor en vervangende hormonen kunnen ook nodig zijn. Het is belangrijk om op jonge leeftijd te starten met logopedie, fysiotherapie en ergotherapie om de motorische en communicatieve vaardigheden te verbeteren.
Prognose
Een gezond gewicht zorgt voor een comfortabel en gezond leven. Het syndroom zelf is niet levensbedreigend, maar morbide obesitas kan leiden tot ernstige complicaties die de levenskwaliteit aanzienlijk kunnen verminderen.
Complicaties
Complicaties van het Prader-Willi-syndroom omvatten:
- diabetes type 2
- rechtszijdig hartfalen
- een beroerte (onvoldoende bloedtoevoer naar de hersenen met mentale en lichamelijke symptomen)
- slaapapneu (slaapstoornis met tijdelijk gestopte ademhaling)
- orthopedische problemen
In Nederland is een
expertisecentrum rond het PWS opgezet. De
patiëntenorganisatie is het aanspreekpunt voor patiënten en belangstellenden en onderhoudt contacten met de overheid, politiek, zorgverleners, enzovoort.
Preventie
Preventie van het Prader-Willi-syndroom richt zich voornamelijk op het beheersen van symptomen en het voorkomen van complicaties. Aangezien het syndroom genetisch bepaald is, zijn er geen directe maatregelen om de aandoening zelf te voorkomen. Echter, preventieve stappen kunnen helpen bij het verbeteren van de levenskwaliteit en het verminderen van complicaties:
- Vroege diagnose en behandeling: Vroege detectie van het syndroom en een tijdige start met behandeling kunnen helpen bij het beheersen van symptomen en het voorkomen van ernstige complicaties, zoals obesitas.
- Voedingsmanagement: Het strikt volgen van een dieet met gecontroleerde calorie-inname is cruciaal om obesitas te voorkomen. Dit omvat het nauwkeurig monitoren van de voeding en het beperken van de toegang tot voedsel.
- Fysieke activiteit: Regelmatige lichaamsbeweging is belangrijk voor het behoud van een gezond gewicht en het bevorderen van een goede motorische ontwikkeling. Het stimuleren van deelname aan geschikte fysieke activiteiten kan helpen bij het voorkomen van overgewicht.
- Regelmatige medische controles: Regelmatige controles bij medische professionals helpen bij het monitoren van de gezondheidstoestand en het vroegtijdig opsporen van eventuele problemen die verband houden met het syndroom.
- Multidisciplinaire aanpak: Samenwerking met een team van specialisten, waaronder diëtisten, fysiotherapeuten en psychologen, kan bijdragen aan een alomvattende zorg en preventie van bijkomende gezondheidsproblemen.
- Ondersteuning en educatie: Voorlichting aan ouders en verzorgers over de aandoening en hoe deze te beheren is essentieel voor het verbeteren van de zorg en het voorkomen van complicaties.