Hart- en vaatziekten overzicht medicijnen
De cardioloog heeft veel soorten medicijnen tot zijn beschikking voor de behandeling van hart- en vaatziekten. Voor de leek is het bijna ondoenlijk om onderscheid te maken in die veelheid. Het onderverdelen van deze geneesmiddelen in groepen kan orde in de chaos scheppen, variërend van bètablokkers tot ACE-remmers, hartglycosiden en bloedverdunners. Ze zijn nodig voor het behandelen van tal van ziekten van hart en bloedvaten, zoals een hartinfarct, hoge bloeddruk en hartritmestoornissen. Doorgaans worden ze in combinatie voorgeschreven, waarbij dus medicijnen uit verschillende groepen worden gegeven. Onderzoek naar nieuwe hartmedicijnen en modificaties ervan is een niet-aflatend proces.
Inhoud
Aandoeningen van hart en bloedvaten
De medicinale behandeling van enkele van de meest voorkomende aandoeningen van hart en bloedvaten heeft betrekking op het minder goed functioneren van de
kransslagaderen (
arteria coronaria). Een gebrekkige bloeddoorstroming van deze slagaderen staat aan de basis van bijvoorbeeld
angina pectoris (pijn op de borst) en in het verlengde ervan het beruchte
hartinfarct.
Van boezemfibrilleren tot hartklepgebreken
Er zijn echter tal van andere
hart- en vaatziekten, zoals boezemfibrilleren, hartklepafwijkingen,
hartfalen (decompensatio cordis) en de cardiomyopathieën (hartspierziekten). En niet te vergeten de aangeboren hartafwijkingen. Daarnaast is hoge bloeddruk een veelvoorkomende aandoening, die op zijn beurt een grote risicofactor vormt bij het ontstaan van hartkwalen.
Soorten hartmedicijnen
Bij de behandeling van hart- en vaatziekten spelen
medicijnen in de meeste gevallen een cruciale rol. Al deze geneesmiddelen zijn onder te verdelen in groepen, naargelang hun werkingsveld. In veel gevallen worden bij een hartaandoening verschillende medicijnen uit diverse groepen gebruikt, ofwel gecombineerd voorgeschreven. Een voorbeeld daarvan is dat bij de medicamenteuze
behandeling van de
hartritmestoornis boezemfibrilleren vaak een
bètablokker wordt gegeven in combinatie met antiaritmica, waaronder flecaïnide. Een bloedverdunner, zoals acetylsalicylzuur (aspirine, ascal) of edoxaban, hoort daar standaard bij. En in veel gevallen ook een cholesterolverlager.
Bètablokkers
Bètablokkers worden onder andere voorgeschreven na een hartinfarct, bij
angina pectoris, hartfalen en hartritmestoornissen. Deze medicijnen verminderen de zuurstofbehoefte van het hart, verlagen de
bloeddruk en laten het hart rustiger kloppen, doorgaans in een ritme van 60 slagen per minuut. Bètablokkers hechten zich aan de
bèta-receptoren van onder andere het
hart en de bloedvaten, waardoor de werking van neurotransmitters (signaalstoffen tussen o.a. zenuw- en spiercellen) vermindert. De arts zal voorzichtig zijn met het voorschrijven van bètablokkers bij patiënten met luchtwegproblemen, zoals astma en bronchitis, maar ook bij een slechte
bloedsomloop en tijdens de
zwangerschap.
Bijwerkingen
Veelvoorkomende bijwerkingen van bètablokkers zijn maag-darmklachten,
duizeligheid, koude handen en voeten en
vermoeidheid. Enkele voorbeelden van bètablokkers zijn
metoprolol, atenol en propranolol.
Hartglycosiden
De werkzame stoffen van
hartglycosiden (digitalis) werden vroeger onder andere gewonnen uit vingerhoedskruid. De huidige glycosiden zijn veelal synthetisch vervaardigd. Hartglycosiden vertragen de prikkelgeleiding in de hartspier. Daardoor klopt het hart langzamer en trekt de hartspier krachtiger samen. Bij het voorschrijven van hartglycosiden is een goede
lever- en
nierfunctie van belang, anders vormen ze een contra-indicatie. Ook het
bloed zal regelmatig gecontroleerd worden op onder andere de
elektrolyten om een negatieve wisselwerking van het kaliumgehalte en glycosiden te voorkomen.
Oedeem
Hartglycosiden worden vaak voorgeschreven bij hartritmestoornissen, na een
hartinfarct en bij chronisch hartfalen (hartzwakte) om de pompwerking van het hart te herstellen en om
vochtophoping in de benen en
longen (
oedeem) te minimaliseren. Voorbeelden van hartglycosiden zijn digoxine en digitoxine. Ze worden doorgaans voorgeschreven in combinatie met plasmiddelen (
diuretica).
Bloeddrukmeter /
Bron: Soc7, Pixabay Bijwerkingen
Bijwerkingen van hartglycosiden zijn onder andere slechte eetlust, vermoeidheid, maagkrampen en misselijkheid.
Antiaritmica
Dit zijn medicijnen die zich specifiek richten op hartritmestoornissen, zowel van de atria (boezems) als van de kamers (ventrikels). Ze zijn onder te verdelen in verschillende klassen, waaronder middelen die inwerken op de kalium- of natriumkanalen van de hartcelmembranen. In wezen brengen antiaritmica wijzigingen aan in de
elektrische geleiding of signalen van het hart. Het betreft puur een behandeling om ervoor te zorgen dat hartritmestoornissen verminderen, mogelijk zelfs wegblijven, en/of dat de duur ervan beperkt blijft.
Boezemfibrilleren
De oorzaken van hartritmestoornissen zijn talrijk, variërend van klepgebreken tot atriumdilatatie. Ze kunnen zowel in de boezems (atria) als in de kamers ontstaan, maar bijvoorbeeld ook in de
prikkelgeleidingssystemen van de sinusknoop en atrio-ventriculaire knoop (AV-knoop). Voorbeelden van antiartitmica zijn
flecaïnide (Tambocor) en dysopyramide. Ze worden voorgeschreven bij tal van ritmestoornissen, zoals boezemfibrilleren en -flutter, maar ook bij een AV-blok en bij kamertachycardieën.
Bijwerkingen
Vermoeidheid, sufheid, misselijkheid en visusstoornissen komen vaak voor bij het gebruik van antiaritmica.
ACE-remmers (RAS-remmers)
Deze groep bloeddrukverlagende middelen maakt deel uit van de RAS-remmers (renine-angiotensine-systeem-remmers). ACE-remmers verminderen de aanmaak van een bepaald enzym dat de samentrekking van de vaatwand stimuleert. Vaak worden ACE-remmers voorgeschreven als de patiënt ongunstig reageert op andere
bloeddrukverlagers.
Hartfalen
'ACE' betekent angiotensine-converterend enzym. Deze middelen voorkomen dat het betreffende enzym de bloedvaten doet vernauwen. De bloedvaten verwijden dus, wat de bloeddoorstroming bevordert en de bloeddruk verlaagt. Bij het gebruik van
ACE-remmers is het belangrijk dat de lever- en nierfunctie in orde zijn. ACE-remmers worden veelal voorgeschreven bij hartfalen (decompensatio cordis)i, maar ook bij hoge bloeddruk en na een
hartinfarct. Voorbeelden van ACE-remmers zijn perindopril, captopril en lisinopril.
Bijwerkingen
Bijwerkingen van ACE-remmers zijn onder andere een droge
hoest, duizeligheid, diarree en misselijkheid. In sommige gevallen verminderen ACE-remmers de weerstand, waardoor de patiënt vatbaarder is voor bijvoorbeeld een gewone verkoudheid. Ook hebben ACE-remmers invloed op de nierfunctie.
Nitraten
Nitraten worden onder andere voorgeschreven bij pijn op de borst, ofwel
angina pectoris. Ze verwijden de bloedvaten. Het gunstige effect van nitraten is dat de
kransslagaderen open gaan staan, de hartspier dus meer zuurstof krijgt en dat de kramp in de borst verdwijnt. Onder deze geneesmiddelen is het pilletje onder de tong (of spray) welbekend. De arts zal voorzichtig zijn met het voorschrijven van een nitraat bij
schildklierproblemen, glaucoom (staar) en bloedafwijkingen. Nitraten zijn ook geïndiceerd bij acuut hartfalen. Voorbeelden van nitraten zijn onder andere amylnitraat en isosorbidedinitraat. Ze worden doorgaans voorgeschreven in combinatie met
bloedverdunners.
Bijwerkingen
Ze zijn talrijk, waaronder blozen, duizeligheid,
hoofdpijn en zelfs
flauwvallen. De bijwerkingen worden veelal veroorzaakt door de plotselinge vaatdilatatie met in het verlengde daarvan een bloeddrukdaling.
Calciumantagonisten
Calciumantagonisten worden eveneens vaak voorgeschreven bij hart- en vaatziekten. Deze medicijnen belemmeren de opname van calcium in de spieren rond de
bloedvaten, waardoor ze verwijden. Voor de hartfunctie is dat nuttig aangezien het
hart zich minder hoeft in te spannen om het bloed rond te pompen. Ook vertragen ze de elektrische prikkelgeleiding in het hart. Het werkingsveld van calciumantagonisten is groot, variërend van een bloeddrukverlagende tot een antiaritmische werking. Ze helpen aanvallen van
angina pectoris te voorkomen en zijn van belang bij het reguleren van de hartslag en het voorkomen van bepaalde ritmestoornissen. Doordat ze het hart ontlasten worden ze ook vaak gegeven bij hartfalen. Voorbeelden van calciumantagonisten zijn verapamil en nicardipine.
Bijwerkingen
Veelvoorkomende bijwerkingen van calciumantagonisten zijn blozen, misselijkheid, sufheid, hoofdpijn, obstipatie en duizeligheid.
Bron: Adnovak, Pixabay Sympathicolytica
Deze middelen hebben een remmende werking op het sympathisch zenuwstelsel. Sympathicolytica, waaronder alfa- en bètablokkers, zijn vaatverwijdend aangezien ze de activiteit van het sympathisch zenuwstelsel in het grootste deel van het lichaam remmen. Sommige sympathicolytica werken in op de hersenstam, weer andere blokkeren de
prikkeloverdracht van de zenuwbanen. Sympathicolytica worden vaak ingezet bij hartfalen, hoge
bloeddruk en aandoeningen van de bloedvaten.
Lever- en nierfunctie
Voor het toedienen van deze geneesmiddelen zijn een goede lever- en nierfunctie van belang. Ook bestaat er een wisselwerking met andere medicijnen. Lees dus altijd de
bijsluiter. Contra-indicaties zijn onder andere
diabetes en luchtwegaandoeningen. Sympathicolylica worden soms ook gebruikt als andere middelen om de bloeddruk te verlagen minder goed helpen, zoals diuretica en calciumantagonisten.
Bijwerkingen
Bekende biijwerkingen zijn een droge mond, spijsverteringsproblemen, diarree, misselijkheid,
verstopte neus, vermoeidheid en sufheid.
Cholesterolverlagers
Cholesterolverlagers worden voorgeschreven bij hyperlipidemie. Algemeen bekend is dat een laag cholesterolgehalte het risico op hart- en vaatziekten sterk verminderd. Het voorschrijven van deze middelen is echter altijd gekoppeld aan een gezonde leefstijl. Er zijn twee belangrijke soorten cholesterolverlagers. Een groep werkt in op de
lever. Deze middelen beïnvloeden de werking van de leverenzymen en blokkeren aldus de omzetting van
vetzuren in lipiden. Ze verlagen met andere woorden de lipidenspiegel in het bloed, ofwel de trigyiceriden. Voorbeelden daarvan zijn
gemfibrozil, en probucol, ook wel fibraten genoemd. De andere groep werkt in op de galzure zouten en verminderen de heropname van galzuren in het bloed vanuit de darm.
Vetafbraak
Naast deze twee belangrijke groepen zijn er ook nog de nicotinezuurderivaten, die de vetafbraak verminderen, waardoor de lever minder krijgt aangeboden om er cholesterol en triglyceriden van te maken. Cholesterolabsorptieremmers verminderen de opname van cholesterol vanuit de darm. Verder zijn er de
PCSK9-remmers, zoals alirocumab, die het LDL-cholesterol (slechte cholesterol) in het bloed verlaagt. Voorbeelden van statines die de verhouding LDL- en HDL-cholesterol corrigeren zijn onder andere simvastatine en
atorvastatine.
Bijwerkingen
In veel gevallen hebben cholesterolverlagers bijwerkingen met betrekking tot de
spijsvertering, zoals misselijkheid. Maar ook duizeligheid, vermoeidheid, spierklachten (zwakte) en een
slecht geheugen zijn vaak gehoorde klachten.
Diuretica
Er zijn veel soorten
diuretica (plaspillen). Ze hebben allemaal een ander werkingsveld. Drie belangrijke groepen zijn de kaliumsparende en de thiazide- en lisdiuretica. Diuretica of
plaspillen verminderen het bloedvolume, omdat ze vochtafdrijvend zijn. Hierdoor daalt de bloeddruk en wordt het hart ontlast. Diuretica worden dan ook vaak voorgeschreven bij onder andere hoge bloeddruk en hartfalen. Voorbeelden van diuretica zijn chlorothiazide, indapamide, bumetanine en amiloride. Diuretica hebben als nadeel dat met het vocht ook relatief veel kalium wordt uitgescheiden door de nieren. Dit kan hartritmestoornissen en
vergiftigingsverschijnselen veroorzaken. Meestal wordt een kaliumaanvulling voorgeschreven of een
kaliumsparend diureticum.
Bjjwerkingen
Belangrijke bijwerkingen zijn
hartritmestoornissen, dorst, huiduitslag, vaak moeten plassen, diarree, lage kalium- en natriumspiegel in het bloed, duizeligheid,
kramp in benen, misselijkheid.
Bron: Jarmoluk, Pixabay Bloedverdunners
Bij het merendeel van de hart- en vaatziekten is het risico op stolselvorming in het bloed erg groot, dat geldt met name voor de hartritmestoornissen. Om te voorkomen dat die bloedstolsels gevormd worden, schrijft de arts vaak een bloedverdunner voor. Dat kunnen bijvoorbeeld
trombocytenagregatieremmers zijn, zoals
aspirine. Eenvoudig gezegd voorkomen aggregatieremmers de kleefkracht van de bloedplaatjes, die immers een cruciale rol vervullen in de
bloedstolling. Aspirine (
acetylsalicylzuur) wordt onder andere voorgeschreven bij (laagrisico)patiënten met
atriumfibrilleren. Bovendien verminderen ze de ernst en frequentie van angina pectoris en mogelijke TIAs.
Anticoagulantia
Een andere groep is de
anticoagulantia, zoals heparine, marcoumar en edoxaban. Kort gezegd destabiliseren ze bestaande stolsels en voorkomen de vorming van nieuwe stolsels. De derde groep is de fibrinolytica of trombolytica. Deze medicijnen werken in op de fibrinedraden die het stolsel bijeenhouden. Deze middelen verhogen het plasmine dat de fibrinedraden snel ontbindt.
Fibrinolytica werken zeer snel en worden dus meestal ingezet in klinische omstandigheden om gevormde stolsels vrijwel onmiddellijk op te lossen, zoals na een hartinfarct om schade aan de hartspier te beperken. Voorbeelden van deze middelen zijn streptokinase en aprac.
Bijwerkingen
Veelvoorkomende bijwerkingen zijn maag-darmklachten en misselijkheid. Bij alle bloedverdunners bestaat het risico op een verhoogde bloedingsneiging, wat zich uit in bijvoorbeeld een
bloedneus,
blauwe plekken (hematomen) en
wondjes die minder snel genezen. Ook hoofdpijn en duizeligheid, bloedend tandvlees en bloedinkjes in het maag-darmstelsel zijn veelgehoorde klachten.
Lees verder