Buiktyfus: Bacteriële infectie met koorts en buikpijn
Buiktyfus is een acute systemische ziekte die vooral optreedt in ontwikkelingslanden waar slechte hygiënische omstandigheden aanwezig zijn. De meeste mensen geraken besmet door het innemen van besmet drinkwater of besmette voeding, of soms ook door contact met ontlasting, bloed of urine van besmette patiënten. Bij deze aandoening kampt een patiënt met onder andere koorts, hoofdpijn en buikpijn. De besmettelijke ziekte is te behandelen via antibiotica waardoor de meeste patiënten uitstekend herstellen. Onbehandeld treden echter veel complicaties op waaraan de patiënt mogelijk komt te overlijden. Door het handhaven van een goede hygiëne, komt buiktyfus minder snel tot stand.
Synoniemen buiktyfus
Buiktyfus kent diverse synoniemen zoals:
- buik- of ingewandstyfus
- darmtyfus
- enterale koorts
- enterische koorts
- enterotyphus
- febris typhoidea
- ileotyphus
- tyfeuze koorts
- tyfoïd
- tyfuskoorts
- typhus abdominalis
Epidemiologie aandoening
Wereldwijd krijgen jaarlijks circa 27 miljoen mensen buiktyfus. De ziekte is vooral aanwezig in India en Afrika. Daar komen jaarlijks circa 200.000 mensen te overlijden als gevolg van buiktyfus. Ook reizigers naar deze landen lopen een infectie op met buiktyfus.
Oorzaken bacteriële infectie
Bacillen zijn staafvormige bacteriën. Tyfusbacillen (
Salmonella typhi) veroorzaken buiktyfus. Een soortgelijke maar meestal minder ernstige ziekte, bekend als paratyfus, vindt plaats door een besmetting met
S. paratyphi A, B of C. Mensen zijn de enige natuurlijke gastheren voor
S. typhi. De
overdracht van deze bacteriële infectie gebeurt bijvoorbeeld door het drinken van besmet voedsel of drank. Voorts is de infectie overdraagbaar via contact met menselijke ontlasting, de urine of het bloed dat bijvoorbeeld via de handen in de mond terechtkomt.
Risicofactoren
Het gebruik van antacida (soort
maagzuurremmers), een darmaandoening of een slecht werkend immuunsysteem zijn risicofactoren voor buiktyfus.
Symptomen: Koorts en buikpijn
Na de inname komen de bacteriën terecht in de darmwand. Van daaruit verspreiden ze zich naar de regionale
lymfeklieren en vervolgens naar het bloed. De incubatietijd van buiktyfus bedraagt gemiddeld zes tot twintig dagen; na deze periode komen de symptomen tot uiting.
Koorts
Het ontstaan van ziekte is vaak verraderlijk en niet-specifiek, met intermitterende (met tussenpozen aanwezige)
koorts. Soms krijgen de patiënten is sprake van aanhoudende hoge koorts (febris continua) die gedurende veertien dagen aanwezig is.
Andere symptomen
Andere systemische symptomen zijn:
Darmen
Patiënten met buiktyfus hebben
buikpijn. Voorts ervaren sommige patiënten darmzweren, hetgeen gekend is als ‘colotyphus/colotyfus’. Soms gaan deze zweren in de darm gepaard met een darmbloeding en een
darmperforatie (gat in darm).
Nieren
De nieren zijn voorts eveneens getroffen door acute
nefritis (nierontsteking), hetgeen gekend is als ‘nefrotyphus/nefrotyfus’.
Diagnose en onderzoeken
Lichamelijk onderzoek
De arts bemerkt in de vroege stadia dat de patiënt kampt met buikpijn, een vergrote lever (
hepatomegalie), een vergrote milt (
splenomegalie),
gezwollen lymfeklieren (lymfadenopathie) en een dunne
maculopapulaire uitslag (
huiduitslag met vlekken en bultjes). Tevens noteert de arts de andere kenmerken.

Een bloedonderzoek is nodig /
Bron: Frolicsomepl, Pixabay Diagnostisch onderzoek
De definitieve diagnose van buiktyfus gebeurt door middel van een cultuur van
S. typhi of
S. paratyphi via een
bloedonderzoek. Een bloedcultuur is in de meeste gevallen positief in de eerste twee weken van de ziekte. Vaak bemerkt de arts hierbij eveneens
hemolytische anemie (voortijdige afbraak rode bloedcellen). Een cultuur van darmafscheidingen, ontlasting en urine is ook inzetbaar, hoewel dit enkel nuttige diagnostische informatie oplevert bij een acute infectie van een chronische drager. Bij het
urineonderzoek is een diazoreactie kenmerkend. Dit is een reactie van de urine op de aanwezigheid van bepaalde aromatische stoffen. Voorts is een beenmergcultuur gevoeliger dan bloedcultuur, maar dit onderzoek is zelden nodig behalve bij patiënten die reeds antibiotica hebben ontvangen.
Leukopenie (tekort aan witte bloedcellen) is gebruikelijk maar niet specifiek.
Differentiële diagnose
Diverse symptomen komen voor bij buiktyfus; dit doet voor een groot stuk denken aan volgende aandoeningen:

Antibiotica zijn inzetbaar /
Bron: Stevepb, PixabayBehandeling via antibiotica
Antibiotica vormen de pijler voor de behandeling van buiktyfus, al zijn bepaalde stammen van
S. typhi reeds resistent tegen bepaalde vormen van antibiotica. De temperatuur van de patiënt blijft soms nog wel enkele dagen na het starten van antibiotica hoog, maar dit wijst niet altijd op het falen van de behandeling. Een langdurige antibioticatherapie elimineert de dragerstatus, maar bij patiënten met een
galblaasziekte is dit zelden effectief.
Prognose systemische ziekte
De meeste patiënten herstellen snel en uitstekend dankzij de medicijnen.
Preventie van infectieziekte
Inwoners van landen waar buiktyfus voorkomt, zorgen het best voor goede sanitaire voorzieningen en schoon water. Reizigers vermijden tevens onbehandeld of ongekookt water, ijs in drankjes en ijsjes in deze landen. Vaccinatie is mogelijk, maar geeft slechts gedeeltelijke bescherming. Elke drie jaar is bovendien een herhalingsvaccin noodzakelijk.
Complicaties van buiktyfus
Zonder behandeling (en soms zelfs na een behandeling) verschijnen mogelijk ernstige complicaties, meestal in de derde week van de ziekte. Deze omvatten:
In de vierde week van de ziekte treedt een geleidelijke verbetering op, maar in ontwikkelingslanden komt tot 30% van de geïnfecteerde patiënten te overlijden, en 10% van de onbehandelde overlevenden kent een terugval van de ziekte. Dit komt overeen met een sterftecijfer van 1-2% in ontwikkelde landen.
Na een klinisch herstel blijft 5-10% van de patiënten gedurende een aantal maanden
S. typhi uitscheiden. Zij zijn met andere woorden ‘herhalende dragers’. Tussen 1% en 4% draagt het organisme langer dan één jaar in het lichaam; dit zijn ‘chronische dragers’. De gebruikelijke transportplaats is de galblaas. Vooral chronische dragers krijgen sneller te maken met de aanwezigheid van
galstenen (harde afzettingen in galblaas met
galkoliek). In delen van het Midden-Oosten en Afrika waar schistosomiasis voorkomt, is ook chronische transport van S. typhi in de urineblaas gebruikelijk.
Lees verder