Immunosuppressiva: Immuunsysteem onderdrukkende medicatie
Immunosuppressiva zijn enkel op doktersvoorschrift verkrijgbare geneesmiddelen die de kracht van het immuunsysteem van het lichaam tegengaan of verminderen. Immunosuppressiva zijn nuttig bij onder andere patiënten die een orgaantransplantatie hebben ondergaan, zodat minder afstotingsverschijnselen optreden. Ze zijn dan ook bekend als “afstotingsmedicijnen”. Een groot aantal geneesmiddelen is beschikbaar om dit doel te bereiken, maar ze werken op verschillende manieren om de kans op afstoting te verlagen. Daarnaast zijn deze medicijnen ook inzetbaar voor andere aandoeningen. Deze medicijnen hebben ook enkele bijwerkingen, die meestal mild van aard zijn, maar soms toch vrij ernstig.
Indicatie: Orgaantransplantatie en andere aandoeningen
Orgaantransplantatie
Bijna iedereen die een orgaantransplantatie ontvangt, neemt immunosuppressieve medicijnen. Het lichaam herkent een getransplanteerd orgaan namelijk als een vreemde massa. Hierdoor valt het eigen immuunsysteem dit orgaan aan. Dankzij immunosuppressiva is het risico op afstotingsverschijnselen veel lager. Hierdoor blijft het getransplanteerde orgaan gezond en vrij van beschadigingen.
Aandoeningen
De arts zet tevens immunosuppressiva in bij de behandeling van auto-immuunziekten en andere chronische aandoeningen.
Tegenindicatie immuunsysteem onderdrukkende medicatie
Een immunosuppressivum kan soms vaker bijwerkingen veroorzaken bij patiënten met de volgende aandoeningen:
Daarnaast is de medicatie niet geschikt voor patiënten die (mogelijk) zwanger zijn en patiënten die
borstvoeding geven.
Soorten immunosuppressiva
Inductie-immunosuppressiva
Werking
Deze medicijnen krijgt de patiënt onmiddellijk na een transplantatie in een hoge dosis voor de voorkoming van acute afstoting. De patiënt gebruikt deze medicijnen na het ontslag uit het ziekenhuis nog verder gedurende een bepaalde tijd, maar het gebruik is niet langdurig.
Voorbeelden
- Atgam
- Basiliximab
- Daclizumab
- Methylprednisolon
- OKT3
- Thymoglobulin
Onderhoudsimmunosuppressiva
Werking
Deze immunosuppressiva krijgt de patiënt tijdens of na een transplantatie met de bedoeling deze langdurig te gebruiken. Onderhoudsimmunosuppressiva bevatten geen inductie-immunosuppressiva.
Voorbeelden
- Azathioprine
- Cyclosporine
- Mycophenolate Mofetil
- Prednison
- Rapamycine
- Tacrolimus
Anti-afstotingsimmunosuppressiva
Werking
Deze medicijnen krijgt de patiënt bij een acute afstotingsepisode tijdens de eerste periode na de transplantatie of tijdens een bepaalde periode na de diagnose van een acute afstoting.
Voorbeelden
- Atgam
- Basiliximab
- Daclizumab
- Methylprednisolon
- OKT3
- Thymoglobulin
Gebruik medicijnen
Deze medicijnen zijn beschikbaar in tabletten, capsules, vloeistoffen en injecties. De arts kiest op basis van de gezondheid en medische situatie van de patiënt de soort medicijnen en de dosis. Hij probeert zo goed mogelijk afstoting te voorkomen en kiest voor een geneesmiddel dat zo weinig mogelijk schadelijke bijwerkingen heeft. Soms test de patiënt hiervoor diverse geneesmiddelen uit alvorens het meest effectieve medicijn met de minste bijwerkingen gevonden is.
Het is bij immunosuppressiva uiterst belangrijk om de juiste dosis elke dag in te nemen en dit niet te vergeten. De kleinste wijziging kan namelijk mogelijk leiden tot het afstoten van een orgaan. De patiënt neemt dan ook onmiddellijk contact op met de arts indien hij een dosis vergeten is. De arts volgt de patiënt tijdens de behandeling met immunosuppressiva nauwlettend op. Naarmate de tijd verstrijkt, vermindert de kans op orgaanafstoting. Daarom verlaagt de patiënt de dosis na verloop van tijd. Niettemin nemen veel patiënten deze medicatie levenslang. De arts onderzoekt de patiënt regelmatig en neemt ook regelmatig bloed af. Een
bloedonderzoek toont dan de effectiviteit van de geneesmiddelen en de noodzaak van eventuele aanpassingen.
Zwakker immuunsysteem
Immunosuppressiva verzwakken het immuunsysteem, waardoor het lichaam gevoeliger is voor infecties. Eventuele infecties zijn vervolgens moeilijker te behandelen. Deze medicijnen verhogen eveneens de kans op ongecontroleerde bloedingen als gevolg van een letsel of een infectie. Patiënten die een immunosuppressivum nemen, voorkomen daarom best een infectie. Voorzorgsmaatregelen zijn onder meer:
- het niet gebruiken van scherpe voorwerpen, zoals messen of scheermessen
- het veelvuldig wassen van de handen
- het vermijden van nauw contact met patiënten die een infectie of verkoudheid (milde infectie met symptomen aan neus en keel) hebben
- het vermijden van sporten waarbij gemakkelijk letsels ontstaan
Bij de aanwezigheid van blauwe plekken is het verstandig om een arts te raadplegen /
Bron: Dezidor, Wikimedia Commons (CC BY-3.0)
Wanneer zich de volgende symptomen voordoen, neemt de patiënt steeds onmiddellijk contact op met de arts:
Bijwerkingen immunosuppressivum
Elk medicijn, dus ook een immunosuppressivum, heeft bijwerkingen. De meeste bijwerkingen zijn relatief mild en verdwijnen als het lichaam is aangepast aan het geneesmiddel. Sommige bijwerkingen treden pas jaren later op. Mogelijke bijwerkingen omvatten:
Immunosuppressiva en andere geneesmiddelen
Immunosuppressiva interageren met vele andere medicijnen. Dit resulteert in gevaarlijke effecten waarbij het effect van de immunosuppressiva vermindert of juist toeneemt. Het is daarom belangrijk dat de arts steeds op de hoogte is van het medicatiegebruik van de patiënt (inclusief
vitaminen,
kruiden en andere supplementen).