Immunosuppressiva: Immuunsysteem onderdrukkende medicatie
Immunosuppressiva zijn enkel op doktersvoorschrift verkrijgbare geneesmiddelen die de kracht van het immuunsysteem van het lichaam tegengaan of verminderen. Immunosuppressiva zijn nuttig bij onder andere patiënten die een orgaantransplantatie hebben ondergaan, zodat minder afstotingsverschijnselen optreden. Ze zijn dan ook bekend als “afstotingsmedicijnen”. Een groot aantal geneesmiddelen is beschikbaar om dit doel te bereiken, maar ze werken op verschillende manieren om de kans op afstoting te verlagen. Daarnaast zijn deze medicijnen ook inzetbaar voor andere aandoeningen. Deze medicijnen hebben ook enkele bijwerkingen, die meestal mild van aard zijn, maar soms toch vrij ernstig.
Mechanisme en Werking
Immunosuppressiva zijn geneesmiddelen die de activiteit van het immuunsysteem onderdrukken. Ze worden vaak voorgeschreven om afstotingsreacties na orgaantransplantaties te voorkomen en om auto-immuunziekten te behandelen. Deze medicijnen werken op verschillende manieren, afhankelijk van hun type, maar het algemene doel is het verminderen van de overmatige immuunrespons die schadelijk kan zijn voor het lichaam.
Basismechanismen van immunosuppressiva
Immunosuppressiva werken door het remmen van specifieke componenten van het immuunsysteem, zoals T-cellen, B-cellen en cytokinen. Dit voorkomt dat het immuunsysteem de getransplanteerde organen of eigen weefsels aanvalt. Er zijn verschillende mechanismen waarmee immunosuppressiva deze remming bereiken, waaronder:
- Remming van de T-celactivatie: T-cellen spelen een sleutelrol in de afstotingsreactie na orgaantransplantatie. Veel immunosuppressiva remmen de proliferatie of de activering van T-cellen.
- Cytokine-inhibitie: Cytokinen zijn signaalmoleculen die door het immuunsysteem worden gebruikt om cellen te communiceren. Immunosuppressiva kunnen de productie van deze stoffen blokkeren, waardoor de immuunrespons wordt verminderd.
- Inhibitie van antistofproductie: Sommige immunosuppressiva verminderen de productie van antilichamen door B-cellen, die kunnen bijdragen aan auto-immuniteit en afstotingsreacties.
Doelen van immunosuppressiva in de kliniek
Immunosuppressiva worden gebruikt bij de behandeling van verschillende aandoeningen waarbij het immuunsysteem een ongewenste of schadelijke rol speelt, zoals:
- Orgaantransplantaties: Het belangrijkste doel is het voorkomen van afstoting van het getransplanteerde orgaan.
- Auto-immuunziekten: Ze worden gebruikt om ziekten te behandelen waarbij het immuunsysteem gezonde cellen aanvalt, zoals lupus, reumatoïde artritis en multiple sclerose.
- Chronische ontstekingsziekten: Sommige immunosuppressiva helpen bij aandoeningen zoals inflammatoire darmziekten (bijvoorbeeld de ziekte van Crohn).
Indicatie: Orgaantransplantatie en andere aandoeningen
Orgaantransplantatie
Bijna iedereen die een orgaantransplantatie ontvangt, neemt immunosuppressieve medicijnen. Het lichaam herkent een getransplanteerd orgaan namelijk als een vreemde massa. Hierdoor valt het eigen immuunsysteem dit orgaan aan. Dankzij immunosuppressiva is het risico op afstotingsverschijnselen veel lager. Hierdoor blijft het getransplanteerde orgaan gezond en vrij van beschadigingen.
Aandoeningen
De arts zet tevens immunosuppressiva in bij de behandeling van auto-immuunziekten en andere chronische aandoeningen.
Toepassingen van immunosuppressiva bij specifieke aandoeningen
Immunosuppressiva worden niet alleen gebruikt bij orgaantransplantaties, maar ook voor de behandeling van verschillende auto-immuunziekten en chronische ontstekingsaandoeningen. Deze medicijnen zijn essentieel voor het verminderen van ontstekingen en het reguleren van de immuunrespons bij veel complexe ziekten.
Auto-immuunziekten
Immunosuppressiva spelen een cruciale rol in de behandeling van auto-immuunziekten, waarbij het immuunsysteem ten onrechte gezonde cellen aanvalt. Enkele van de meest voorkomende auto-immuunziekten die behandeld worden met immunosuppressiva zijn:
- Reumatoïde artritis: Bij deze aandoening valt het immuunsysteem de gewrichten aan, wat leidt tot pijn, zwelling en schade aan de gewrichten. Immunosuppressiva helpen de ontsteking te verminderen en de progressie van de ziekte te vertragen.
- Systemische lupus erythematosus (SLE): SLE is een auto-immuunziekte die verschillende organen kan aantasten, waaronder de huid, nieren en gewrichten. Immunosuppressiva helpen de activiteit van de ziekte te onderdrukken en schade aan organen te voorkomen.
- Multiple sclerose (MS): MS is een aandoening waarbij het immuunsysteem de zenuwen aanvalt, wat leidt tot neurologische symptomen. Immunosuppressiva worden gebruikt om de verergering van de ziekte te vertragen.
Chronische ontstekingsziekten
Immunosuppressiva worden ook voorgeschreven voor chronische ontstekingsziekten zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Deze aandoeningen kunnen leiden tot ontstekingen in het maagdarmkanaal, wat kan resulteren in pijn, diarree en bloedingen. Immunosuppressiva helpen de ontsteking te verminderen en de symptomen onder controle te houden.
Allergische aandoeningen en astma
In sommige gevallen worden immunosuppressiva gebruikt bij de behandeling van ernstige allergische reacties of astma. Ze kunnen helpen de allergische ontsteking te verminderen, hoewel dit minder gebruikelijk is dan voor auto-immuunziekten of transplantatie.
Tegenindicatie immuunsysteem onderdrukkende medicatie
Een immunosuppressivum kan soms vaker bijwerkingen veroorzaken bij patiënten met de volgende aandoeningen:
Daarnaast is de medicatie niet geschikt voor patiënten die (mogelijk) zwanger zijn en patiënten die
borstvoeding geven.
Soorten immunosuppressiva
Inductie-immunosuppressiva
Werking
Deze medicijnen krijgt de patiënt onmiddellijk na een transplantatie in een hoge dosis voor de voorkoming van acute afstoting. De patiënt gebruikt deze medicijnen na het ontslag uit het ziekenhuis nog verder gedurende een bepaalde tijd, maar het gebruik is niet langdurig.
Voorbeelden
- Atgam
- Basiliximab
- Daclizumab
- Methylprednisolon
- OKT3
- Thymoglobulin
Onderhoudsimmunosuppressiva
Werking
Deze immunosuppressiva krijgt de patiënt tijdens of na een transplantatie met de bedoeling deze langdurig te gebruiken. Onderhoudsimmunosuppressiva bevatten geen inductie-immunosuppressiva.
Voorbeelden
- Azathioprine
- Cyclosporine
- Mycophenolate Mofetil
- Prednison
- Rapamycine
- Tacrolimus
Anti-afstotingsimmunosuppressiva
Werking
Deze medicijnen krijgt de patiënt bij een acute afstotingsepisode tijdens de eerste periode na de transplantatie of tijdens een bepaalde periode na de diagnose van een acute afstoting.
Voorbeelden
- Atgam
- Basiliximab
- Daclizumab
- Methylprednisolon
- OKT3
- Thymoglobulin
Gebruik medicijnen
Deze medicijnen zijn beschikbaar in tabletten, capsules, vloeistoffen en injecties. De arts kiest op basis van de gezondheid en medische situatie van de patiënt de soort medicijnen en de dosis. Hij probeert zo goed mogelijk afstoting te voorkomen en kiest voor een geneesmiddel dat zo weinig mogelijk schadelijke bijwerkingen heeft. Soms test de patiënt hiervoor diverse geneesmiddelen uit alvorens het meest effectieve medicijn met de minste bijwerkingen gevonden is.
Het is bij immunosuppressiva uiterst belangrijk om de juiste dosis elke dag in te nemen en dit niet te vergeten. De kleinste wijziging kan namelijk mogelijk leiden tot het afstoten van een orgaan. De patiënt neemt dan ook onmiddellijk contact op met de arts indien hij een dosis vergeten is. De arts volgt de patiënt tijdens de behandeling met immunosuppressiva nauwlettend op. Naarmate de tijd verstrijkt, vermindert de kans op orgaanafstoting. Daarom verlaagt de patiënt de dosis na verloop van tijd. Niettemin nemen veel patiënten deze medicatie levenslang. De arts onderzoekt de patiënt regelmatig en neemt ook regelmatig bloed af. Een
bloedonderzoek toont dan de effectiviteit van de geneesmiddelen en de noodzaak van eventuele aanpassingen.
Zwakker immuunsysteem
Immunosuppressiva verzwakken het immuunsysteem, waardoor het lichaam gevoeliger is voor infecties. Eventuele infecties zijn vervolgens moeilijker te behandelen. Deze medicijnen verhogen eveneens de kans op ongecontroleerde bloedingen als gevolg van een letsel of een infectie. Patiënten die een immunosuppressivum nemen, voorkomen daarom best een infectie. Voorzorgsmaatregelen zijn onder meer:
- het niet gebruiken van scherpe voorwerpen, zoals messen of scheermessen
- het veelvuldig wassen van de handen
- het vermijden van nauw contact met patiënten die een infectie of verkoudheid (milde infectie met symptomen aan neus en keel) hebben
- het vermijden van sporten waarbij gemakkelijk letsels ontstaan
Bij de aanwezigheid van blauwe plekken is het verstandig om een arts te raadplegen /
Bron: Dezidor, Wikimedia Commons (CC BY-3.0)
Wanneer zich de volgende symptomen voordoen, neemt de patiënt steeds onmiddellijk contact op met de arts:
Risico's en beperkingen
Hoewel immunosuppressiva essentieel zijn voor het behandelen van ernstige aandoeningen, brengen ze ook significante risico's met zich mee. Het onderdrukken van het immuunsysteem maakt het lichaam kwetsbaarder voor infecties en kan bijdragen aan de ontwikkeling van bepaalde vormen van kanker. Het is daarom cruciaal om het gebruik van immunosuppressiva goed te monitoren en te beheren.
Verhoogd risico op infecties
Immunosuppressiva verminderen de effectiviteit van het immuunsysteem, wat betekent dat patiënten een verhoogd risico lopen op infecties. Dit kan variëren van milde infecties, zoals verkoudheid of schimmelinfecties, tot ernstigere aandoeningen, zoals tuberculose of pneumonie. Infecties kunnen vaak moeilijker te behandelen zijn bij patiënten die immunosuppressiva gebruiken, vooral als ze langdurig gebruik maken van deze medicijnen.
Kanker en huidaandoeningen
Langdurig gebruik van immunosuppressiva kan het risico op bepaalde soorten kanker verhogen, met name huidkanker. Dit komt doordat het onderdrukken van het immuunsysteem de cellulaire schade die anders door het immuunsysteem zou worden hersteld, niet meer adequaat herstelt. Bovendien kunnen immunosuppressiva het risico op lymfomen en andere maligniteiten verhogen.
Organen en systemen onder druk
Immunosuppressiva kunnen ook andere organen en systemen van het lichaam beïnvloeden. Nierfunctie is bijvoorbeeld een belangrijk aandachtspunt, omdat sommige immunosuppressiva schadelijk kunnen zijn voor de nieren. Het is daarom van cruciaal belang om de nierfunctie regelmatig te controleren bij patiënten die deze medicijnen gebruiken.
Bijwerkingen immunosuppressivum
Elk medicijn, dus ook een immunosuppressivum, heeft bijwerkingen. De meeste bijwerkingen zijn relatief mild en verdwijnen als het lichaam is aangepast aan het geneesmiddel. Sommige bijwerkingen treden pas jaren later op. Mogelijke bijwerkingen omvatten:
Immunosuppressiva en andere geneesmiddelen
Immunosuppressiva interageren met vele andere medicijnen. Dit resulteert in gevaarlijke effecten waarbij het effect van de immunosuppressiva vermindert of juist toeneemt. Het is daarom belangrijk dat de arts steeds op de hoogte is van het medicatiegebruik van de patiënt (inclusief
vitaminen,
kruiden en andere supplementen).
Monitoring en beheer
Het gebruik van immunosuppressiva vereist nauwkeurige monitoring om zowel de effectiviteit van de behandeling als de veiligheid van de patiënt te waarborgen. Patiënten die immunosuppressiva gebruiken, moeten regelmatig medische controles ondergaan om bijwerkingen op te sporen en te beheersen.
Bloedonderzoek en andere testen
Regelmatig bloedonderzoek is essentieel voor het monitoren van het effect van immunosuppressiva. Dit omvat tests om de nierfunctie, leverfunctie, bloedcellen en de aanwezigheid van infecties te controleren. Sommige immunosuppressiva kunnen de bloedcelproductie beïnvloeden, wat kan leiden tot een verhoogd risico op infecties of bloedingen. Andere tests kunnen nodig zijn om het risico op kankervorming te volgen.
Vaccinaties en infectiebeheer
Patiënten die immunosuppressiva gebruiken, moeten regelmatig gevaccineerd worden om te beschermen tegen infecties die anders mogelijk fataal kunnen zijn. Vaccinaties zoals die tegen griep, pneumokokken en hepatitis zijn belangrijk. Bij sommige patiënten kan het echter nodig zijn om vaccinaties aan te passen of te voorkomen, afhankelijk van het type immunosuppressivum dat wordt gebruikt.
Aanpassing van medicatie op basis van effectiviteit en bijwerkingen
De dosering van immunosuppressiva moet vaak worden aangepast op basis van de klinische respons en bijwerkingen. Dit kan betekenen dat de medicatie wordt verhoogd om een effectievere immuunsuppressie te bereiken, of verlaagd om de bijwerkingen te minimaliseren. In sommige gevallen kan de arts besluiten om het type immunosuppressivum te wijzigen, afhankelijk van de reactie van de patiënt.