Diabetes mellitus type 1 (suikerziekte): Geen insuline
Diabetes mellitus type 1 is een chronische ziekte waarbij er een hoog suikergehalte (glucose) in het bloed is (hyperglykemie). Bij deze minder vaak voorkomende vorm van suikerziekte maakt het lichaam weinig of geen insuline aan. De pancreascellen (cellen in de alvleesklier) die insuline maken, stoppen namelijk met werken. De precieze oorzaak van het falen om voldoende insuline aan te maken, is onbekend anno september 2024, maar bij deze vermoedelijke auto-immuunziekte spelen wellicht genetische factoren een rol. Veel dorst hebben, vermoeidheid en onbedoeld gewichtsverlies zijn enkele symptomen van suikerziekte type 1. Dagelijkse insuline via een injectie, pen of pomp is nodig. Daarnaast volgt de patiënt een gezonde levensstijl en controleert hij regelmatig zijn bloedsuiker. Bovendien zijn regelmatige opvolgbezoeken bij medewerkers van een diabetesteam nodig om de gezondheid van de patiënt op te volgen. De prognose is uitstekend voor patiënten die alle adviezen opvolgen.
Synoniemen
Andere, oudere namen voor
diabetes mellitus type 1 zijn ‘insulineafhankelijke diabetes mellitus’ en ‘juveniele diabetes mellitus’.
Diabetes mellitus type 1 (DM1) is een auto-immuunziekte die gekarakteriseerd wordt door een blijvende afname van de insulineproductie door de alvleesklier, wat leidt tot een verhoogde bloedsuikerspiegel. De prevalentie en incidentie van DM1 varieert wereldwijd, met een hogere frequentie in bepaalde geografische regio's.
Prevalentie en incidentie wereldwijd
Diabetes mellitus type 1 komt wereldwijd voor, maar de incidentie varieert sterk tussen landen. In Noord-Europa, met name in Finland en Zweden, worden de hoogste incidentiecijfers gerapporteerd. In andere delen van de wereld, zoals Azië en Afrika, is de prevalentie lager, hoewel deze in de afgelopen decennia wel is toegenomen. De jaarlijkse incidentie in Europa ligt gemiddeld tussen de 10 en 20 gevallen per 100.000 mensen, maar dit kan variëren afhankelijk van de regio. In de Verenigde Staten wordt de incidentie geschat op ongeveer 20 per 100.000 kinderen per jaar.
Leeftijdspieken
Diabetes mellitus type 1 wordt vaak gediagnosticeerd bij kinderen en jongvolwassenen, met een piek in de incidentie tussen de leeftijd van 10 en 14 jaar. Dit komt overeen met de leeftijd waarop de auto-immuunziekte meestal zijn volle impact heeft, hoewel DM1 op elke leeftijd kan beginnen. De aandoening komt minder vaak voor bij volwassenen boven de 40 jaar, maar het aantal gevallen bij volwassenen is wel in opkomst. De leeftijd van diagnose kan invloed hebben op de ziekteprogressie en de behandelingsbehoeften.
Genderverdeling
Diabetes mellitus type 1 komt bij zowel mannen als vrouwen voor, maar in de meeste populaties is er een lichte oververtegenwoordiging van jongens in de kinderjaren. Het verschil tussen mannen en vrouwen wordt kleiner naarmate de leeftijd vordert, vooral bij volwassenen. De oorzaak van dit verschil is nog niet volledig begrepen, maar genetische en hormonale factoren spelen waarschijnlijk een rol.
Mechanisme
Diabetes mellitus type 1 wordt veroorzaakt door een auto-immuunreactie waarbij het immuunsysteem de insulineproducerende bètacellen in de alvleesklier vernietigt. Dit leidt tot een absolute insulinedeficiëntie, wat resulteert in een verhoogde bloedsuikerspiegel en verstoringen in het vet- en eiwitmetabolisme.
Auto-immuunreactie
Bij DM1 herkent het immuunsysteem ten onrechte de bètacellen in de alvleesklier als lichaamsvreemd en valt ze aan. Dit proces, bekend als auto-immuniteit, wordt veroorzaakt door een combinatie van genetische en omgevingsfactoren. Er wordt aangenomen dat virale infecties, zoals een infectie met het enterovirus, een rol kunnen spelen in het triggeren van deze immuunrespons. Het resultaat is de geleidelijke vernietiging van de bètacellen, die essentieel zijn voor de productie van insuline.
Insuline-deficiëntie
Als gevolg van de vernietiging van de bètacellen produceert de alvleesklier onvoldoende insuline, het hormoon dat noodzakelijk is voor de opname van glucose in cellen. Hierdoor blijft glucose in het bloed circuleren, wat leidt tot hyperglykemie. Omdat insuline ook een rol speelt in het metabolisme van vetten en eiwitten, kunnen mensen met DM1 ook andere metabole verstoringen ervaren, zoals ketose, een toestand waarin vetten worden afgebroken voor energie, wat kan leiden tot een potentieel gevaarlijke ophoping van ketonen in het bloed.
Verstoringen in de glucoseregulatie
De onvermogen van de bètacellen om insuline te produceren, leidt tot een disbalans in de glucoseregulatie. Zonder insuline kunnen de cellen van het lichaam geen glucose opnemen, wat resulteert in een verhoogde bloedsuikerspiegel (hyperglykemie). De nieren proberen overtollige glucose uit te scheiden via de urine, wat kan leiden tot frequent urineren en uitdroging. Onbehandeld kan langdurige hyperglykemie leiden tot ernstige complicaties zoals diabetische retinopathie, nefropathie en neuropathie.
Oorzaken: Lichaam maakt weinig of geen insuline aan
De alvleesklier bevindt zich onder en achter de maag. Speciale cellen in de alvleesklier (bètacellen) maken het hormoon insuline aan. Insuline is nodig om bloedsuiker (glucose) in de cellen te brengen, waar het opgeslagen wordt en later gebruikt wordt voor energie. Bij diabetes mellitus type 1 produceren bètacellen weinig of geen insuline. Zonder voldoende insuline ontstaat een ophoping van glucose in het bloed in plaats van in de cellen, wat leidt tot
hyperglykemie. Het lichaam van patiënten met diabetes mellitus type 1 is niet in staat om de glucose te gebruiken voor energie. Na verloop van tijd leidt een hoge bloedglucose tot ernstige problemen met het hart, de ogen, de
nieren, de zenuwen, het tandvlees en de tanden, wat de symptomen van diabetes mellitus type 1 verklaart.
Risicofactoren
Er zijn verschillende risicofactoren die bijdragen aan de ontwikkeling van diabetes mellitus type 1. Hoewel de exacte oorzaken van DM1 nog niet volledig begrepen zijn, spelen zowel genetische als omgevingsfactoren een belangrijke rol.
Genetische risicofactoren
Genetische predispositie speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van diabetes type 1. De aandoening komt vaak voor in families, wat suggereert dat er een erfelijke component is. De meeste mensen met DM1 hebben een specifiek HLA-gen (humaan leukocytenantigeen) dat betrokken is bij het immuunsysteem. Het HLA-DR3 en HLA-DR4-gen zijn geassocieerd met een verhoogd risico op het ontwikkelen van de ziekte, hoewel het hebben van deze genen niet garandeert dat iemand diabetes type 1 zal ontwikkelen. Het risico is groter bij mensen die een familielid hebben met type 1 diabetes.
Omgevingsfactoren
Hoewel genetische factoren belangrijk zijn, worden omgevingsfactoren ook verondersteld een rol te spelen in het ontwikkelen van diabetes type 1. Infecties, vooral virale infecties zoals het rubellavirus of enterovirussen, kunnen het immuunsysteem triggeren en bijdragen aan de ontwikkeling van de aandoening. Andere factoren zoals voeding, blootstelling aan toxines en stress kunnen ook de ontwikkeling van diabetes beïnvloeden.
Levensstijl en andere aandoeningen
Hoewel levensstijl geen directe oorzaak is van diabetes type 1, kunnen bepaalde omgevingsomstandigheden zoals zware fysieke belasting of virale infecties het immuunsysteem verzwakken en de ziekte verergeren. Bij mensen met andere auto-immuunziekten is het risico op diabetes type 1 ook verhoogd. Aandoeningen zoals coeliakie, de ziekte van Addison en auto-immuunthyreoïditis kunnen de kans op DM1 vergroten.
Risicogroepen
Bepaalde bevolkingsgroepen lopen een groter risico op het ontwikkelen van diabetes mellitus type 1. Hoewel de aandoening vaak optreedt in de kindertijd of adolescentie, kunnen mensen van elke leeftijd getroffen worden.
Kinderen en jongvolwassenen
Diabetes mellitus type 1 wordt het vaakst gediagnosticeerd bij kinderen en adolescenten, met een piek in de incidentie tussen de 10 en 14 jaar. Dit komt omdat de auto-immuunziekte zich meestal in de kindertijd of vroege volwassenheid ontwikkelt. Er is ook een verhoogd risico voor kinderen die een ouder of een broer of zus hebben met diabetes type 1, wat suggereert dat genetica een belangrijke factor is.
Gezinnen met een voorgeschiedenis van diabetes type 1
Gezinnen met een voorgeschiedenis van diabetes type 1 hebben een verhoogd risico om de aandoening door te geven aan hun kinderen. Het risico is hoger wanneer de aandoening voorkomt bij directe familieleden zoals een ouder of een broer of zus. Bij tweelingonderzoeken is gebleken dat bij een eeneiige tweeling als één van de kinderen diabetes type 1 heeft, de andere een 30-50% kans heeft om de aandoening te ontwikkelen.
Volwassenen met andere auto-immuunziekten
Mensen die lijden aan andere auto-immuunziekten, zoals coeliakie of de ziekte van Addison, hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van diabetes type 1. Dit komt doordat de genetische aanleg voor auto-immuniteit vaak gemeenschappelijk is voor verschillende ziekten.
Symptomen
De symptomen van diabetes mellitus type 1 ontwikkelen zich snel, vaak binnen enkele weken of maanden, zodra voldoende bètacellen zijn vernietigd. De symptomen variëren van mild tot ernstig en kunnen zijn:
Alarmsymptomen
Diabetes mellitus type 1 kan zich snel ontwikkelen, vooral bij kinderen en jongeren, en de symptomen kunnen ernstig zijn. Het is van cruciaal belang om de alarmsymptomen van de ziekte vroegtijdig te herkennen om complicaties te voorkomen en een adequate behandeling te starten.
Hyperglykemie
Een van de belangrijkste symptomen van diabetes type 1 is een verhoogde bloedsuikerspiegel (hyperglykemie). Dit wordt gekarakteriseerd door een reeks symptomen die zich snel kunnen ontwikkelen. Patiënten ervaren vaak overmatige dorst (polydipsie) en frequent urineren (polyurie) als gevolg van de verhoogde bloedsuiker. Het lichaam probeert de overtollige glucose uit te scheiden via de urine, wat leidt tot uitdroging. Dit kan zelfs leiden tot gewichtsverlies, ondanks een verhoogde eetlust (polyfagie).
Vermoeidheid en zwakte
Als gevolg van een gebrek aan insuline kunnen cellen niet effectief glucose opnemen, wat resulteert in vermoeidheid en zwakte. Patiënten kunnen zich extreem moe voelen, zelfs na voldoende rust. De onvermogen om glucose op te nemen en te gebruiken voor energie heeft een aanzienlijke impact op het dagelijkse functioneren.
Ketose en ketoacidose
In gevallen van onbehandelde hyperglykemie kan het lichaam overschakelen op vetten als energiebron, wat leidt tot de productie van ketonen. Een ophoping van ketonen in het bloed kan leiden tot een gevaarlijke toestand die bekendstaat als ketoacidose. Symptomen van ketoacidose zijn onder andere misselijkheid, braken, buikpijn, diepe en snelle ademhaling, en de typische "frisse" geur van aceton in de adem. Dit is een medische noodsituatie die onmiddellijke behandeling vereist.
Verwardheid en ademhalingsproblemen
Bij ernstige gevallen van ketoacidose kunnen patiënten verward raken en ademhalingsproblemen ontwikkelen. De diepe ademhaling (Kussmaul-ademhaling) is een teken van het lichaam dat probeert te compenseren voor de verzuring van het bloed door het verlies van kooldioxide. In dit stadium is medische hulp dringend nodig om het leven van de patiënt te redden.
Een bloedonderzoek is nodig /
Bron: Frolicsomepl, Pixabay
Diagnose en onderzoeken
Diabetes mellitus type 1 wordt gediagnosticeerd door middel van een
bloedonderzoek. Bij verdenking kan de arts tevens bloed testen op autoantistoffen, wat een indicatie is voor een auto-immuunproces. Ook wordt vaak een
urineonderzoek uitgevoerd om ketonen op te sporen, wat kan wijzen op diabetes mellitus type 1. Regelmatige controle van de bloedsuikerwaarden door middel van een
A1C-bloedtest is essentieel om de behandeling te monitoren.
Behandeling
Met hulp van diabeteszorgteam
De behandeling van diabetes mellitus type 1 vereist zelfzorg en ondersteuning van een multidisciplinair diabetesteam, bestaande uit:
- apotheker diabeteseducator endocrinoloog huisarts oogarts podoloog (voetgezondheid) tandarts verpleegkundige voedingsdeskundige
Ook familie en andere belangrijke personen worden vaak bij de behandeling betrokken. Regelmatige controles zijn noodzakelijk om complicaties vroegtijdig te identificeren en te behandelen.
Dagelijks insuline gebruiken
Patiënten met diabetes mellitus type 1 moeten dagelijks insuline toedienen via injecties, pennen of een insulinepomp. Er zijn geen insulinepillen, omdat maagzuur de insuline zou afbreken voordat het in de bloedbaan kan komen.
Bloedsuikerspiegel controleren
Het regelmatig controleren van de bloedsuikerspiegel is essentieel. De patiënt krijgt instructies van de arts over hoe vaak dit moet gebeuren en wat de streefwaarden zijn.
Gezonde levensstijl naleven
Het handhaven van een gezonde levensstijl is essentieel. Dit omvat het vermijden van
stress, regelmatige lichaamsbeweging, een gezond dieet en het controleren van bloeddruk en cholesterol.
Prognose
De prognose van diabetes mellitus type 1 is sterk afhankelijk van de tijdige diagnose, de behandeling en het vermogen van de patiënt om de aandoening effectief te beheren. Met de juiste behandeling kunnen patiënten een vrijwel normaal leven leiden, hoewel er altijd een verhoogd risico is op complicaties op lange termijn.
Beheersing van bloedsuiker
Met intensieve insulinetherapie kunnen de meeste mensen met diabetes type 1 hun bloedsuikerspiegel effectief beheren. Dit vereist regelmatige bloedglucosemetingen en insuline-injecties, die vaak meerdere keren per dag moeten worden toegediend. Dankzij technologische innovaties zoals insulinepompen en continue glucosemeters kunnen patiënten hun bloedsuikerspiegel nauwkeuriger beheren dan ooit tevoren.
Langdurige complicaties
Hoewel de levensverwachting van mensen met diabetes type 1 in veel gevallen vergelijkbaar is met die van de algemene bevolking, kan langdurige slecht gecontroleerde bloedsuikerspiegel leiden tot ernstige complicaties. Diabetische retinopathie (beschadiging van de ogen), neuropathie (zenuwschade), en nefropathie (nierbeschadiging) zijn veel voorkomende complicaties die het gevolg kunnen zijn van chronische hyperglykemie. Andere complicaties kunnen hart- en vaatziekten en een verhoogd risico op beroerte zijn.
Psychosociale impact
De prognose van diabetes type 1 is niet alleen afhankelijk van fysieke gezondheid, maar ook van psychosociale factoren. Het dagelijks leven met een chronische ziekte kan psychologische druk veroorzaken, zoals angst, depressie, en stress. Ondersteuning door familie, vrienden en zorgverleners is essentieel voor de lange termijnkwaliteit van leven en kan bijdragen aan betere behandelresultaten.
Oogproblemen zijn mogelijke complicaties /
Bron: Nufkin, Flickr (CC BY-2.0)Complicaties
Diabetes mellitus type 1 kan leiden tot verschillende complicaties, vooral als de aandoening niet goed onder controle wordt gehouden. De meest voorkomende complicatie is
diabetische ketoacidose. Dit is een ernstige aandoening die optreedt wanneer het lichaam niet genoeg insuline heeft en vetten worden afgebroken voor energie, wat leidt tot de ophoping van ketonen in het bloed. Dit kan leiden tot symptomen zoals:
Andere complicaties omvatten:
- Diabetische nefropathie: Nierschade door diabetes mellitus, wat kan leiden tot nierfalen als het niet tijdig wordt behandeld.
- Diabetische neuropathie: Zenuwschade veroorzaakt door hoge bloedsuikerspiegels, wat kan leiden tot pijn, tintelingen of verlies van gevoel in de ledematen.
- Hoge bloeddruk (hypertensie): Een verhoogde bloeddruk die kan bijdragen aan de progressie van andere complicaties.
- Hartaanval: Mensen met diabetes mellitus type 1 hebben een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, waaronder hartaanvallen.
- Huidinfecties: Vooral aan de voeten, wat in ernstige gevallen kan leiden tot een amputatie als de infecties niet adequaat worden behandeld.
- Oogproblemen: Dit omvat aandoeningen zoals diabetisch maculaoedeem en diabetische retinopathie, die kunnen leiden tot verminderd gezichtsvermogen of zelfs blindheid.
- Zenuwpijn: Pijn veroorzaakt door zenuwbeschadiging als gevolg van diabetes mellitus.
Preventie
Hoewel diabetes mellitus type 1 grotendeels niet te voorkomen is, kunnen bepaalde omgevingsfactoren de ontwikkeling van de ziekte mogelijk beïnvloeden. Onderzoek naar preventieve maatregelen is nog steeds gaande, maar er zijn enkele benaderingen die de kans op het ontwikkelen van de aandoening kunnen verkleinen of de ziekteprogressie kunnen vertragen.
Vroege identificatie van risicofactoren
Voor kinderen die een familiegeschiedenis van diabetes type 1 hebben, kan vroege genetische screening helpen om risicofactoren te identificeren. Dit kan het begin van preventieve maatregelen vergemakkelijken, zoals het monitoren van bloedsuikerspiegels en andere gerelateerde markers. Er is echter nog geen algemeen aanbevolen preventiestrategie op basis van genetische risicofactoren.
Immunotherapie en vaccinaties
Onderzoek naar immunotherapieën die het auto-immuunproces dat diabetes type 1 veroorzaakt kunnen afremmen, is in volle gang. Er worden vaccins ontwikkeld die specifiek gericht zijn op het moduleren van het immuunsysteem om de aanval op de bètacellen van de alvleesklier te voorkomen. Hoewel deze benaderingen veelbelovend lijken, zijn ze nog niet beschikbaar voor algemeen gebruik.
Gezonde levensstijl en omgevingsfactoren
Hoewel de directe preventie van diabetes type 1 moeilijk is, kunnen een gezonde levensstijl en het vermijden van bepaalde omgevingsfactoren bijdragen aan het algemeen welzijn. Het vermijden van virale infecties en het ondersteunen van een gezond immuunsysteem kan helpen bij het minimaliseren van de risico’s. Er is ook groeiend bewijs dat bepaalde voedingsstoffen, zoals vitamine D, een rol kunnen spelen bij het moduleren van het immuunsysteem en mogelijk het risico op diabetes type 1.
Praktische tips voor het omgaan met diabetes mellitus type 1
Zorg goed voor jezelf
Het is belangrijk om je bloedsuikerspiegel goed te monitoren. Dit kan helpen om complicaties op lange termijn te voorkomen. Controleer regelmatig je bloedsuikerlevels volgens het advies van je arts, en pas indien nodig je insuline-inname aan. Zorg ervoor dat je een goed plan hebt voor voeding en beweging, zodat je bloedsuiker op een evenwichtige manier gereguleerd blijft. Het is ook belangrijk om stress te beheersen, omdat dit invloed kan hebben op je bloedsuikerspiegel.
Maak gezonde voedingskeuzes
Een gezond voedingspatroon speelt een belangrijke rol in het beheersen van diabetes type 1. Kies voor evenwichtige maaltijden die rijk zijn aan vezels, eiwitten en gezonde vetten. Vermijd voedingsmiddelen die snel suikers verhogen, zoals zoetigheden of bewerkte koolhydraten. Het is belangrijk om regelmatige maaltijden te eten en deze gelijkmatig te verdelen, zodat je bloedsuikerspiegel stabiel blijft. Vraag je arts of diëtist om begeleiding bij het plannen van een voedingspatroon dat goed bij jouw situatie past.
Beweeg regelmatig
Lichaamsbeweging helpt om de bloedsuiker te verlagen en verbetert de algehele gezondheid. Kies voor activiteiten die je leuk vindt, zoals wandelen, fietsen of zwemmen. Zorg ervoor dat je je bloedsuikerspiegel controleert voordat je aan een activiteit begint, en pas je insuline of voeding aan indien nodig. Probeer dagelijks minstens 30 minuten matige lichaamsbeweging te krijgen, maar overleg met je arts over de beste aanpak voor jouw situatie.
Volg je insulinebehandeling nauwkeurig
Insuline is een belangrijk onderdeel van het beheersen van diabetes type 1. Zorg ervoor dat je de juiste dosering van insuline krijgt op de juiste tijden, zoals aanbevolen door je arts. Het is belangrijk om te weten hoe je insuline-injecties op de juiste manier moet toedienen, en om je voorraad insuline goed bij te houden. Overleg regelmatig met je arts om je behandeling aan te passen, vooral als er veranderingen zijn in je levensstijl, gezondheid of eetgewoonten.
Houd een diabetesdagboek bij
Het bijhouden van een dagboek waarin je je bloedsuikerwaarden, insuline-inname, maaltijden en lichamelijke activiteit noteert, kan je helpen om beter inzicht te krijgen in je diabetesbeheer. Dit kan je ook helpen om patronen te herkennen en je arts te voorzien van nuttige informatie bij je regelmatige controles. Een dagboek kan het gemakkelijker maken om aanpassingen te maken die nodig zijn voor een betere bloedsuikerregeling.
Lees verder