LEOPARD-syndroom: Symptomen aan huid, ogen, hart en groei

- Synoniemen LEOPARD-syndroom
- Epidemiologie
- Prevalentie
- Leeftijd van onset
- Genetische prevalentie
- Mechanisme
- Genetische mutatie en de rol van SHP-2
- Verstoring van celgroei en differentiatie
- Effect op de signalering van de celdeling
- Oorzaken van het LEOPARD-syndroom
- Risicofactoren
- Genetische overerving
- Sporadische gevallen
- Interactie met andere genetische factoren
- Risicogroepen
- Familiegeschiedenis van het syndroom
- Ernst van symptomen bij risicogroepen
- Geslacht en leeftijd
- Symptomen van het LEOPARD-syndroom
- Alarmsymptomen
- Huidafwijkingen
- Hartafwijkingen
- Oogafwijkingen
- Groei- en ontwikkelingsproblemen
- Diagnose en onderzoeken
- Behandeling
- Prognose
- Levensverwachting
- Gezondheidszorg en opvolging
- Effect van behandeling
- Complicaties
- Preventie
- Praktische tips voor het leven met LEOPARD-syndroom
- Regelmatige medische controles zijn essentieel
- Let op je hartgezondheid
- Zorg voor je huid
- Ondersteun je gehoor
- Volg een behandeling voor botafwijkingen
- Psychosociale ondersteuning
- Zorg voor een gezonde levensstijl
- Misvattingen rond LEOPARD-syndroom
- LEOPARD-syndroom komt altijd voort uit genetische factoren
- LEOPARD-syndroom heeft altijd ernstige gevolgen voor het hart en de botten
- Alle mensen met LEOPARD-syndroom hebben een afwijkende gezichtsuitdrukking
- LEOPARD-syndroom veroorzaakt altijd huidziekten of huidproblemen
- Behandeling van LEOPARD-syndroom is altijd chirurgisch
- LEOPARD-syndroom is een zeldzaam syndroom dat bijna niemand heeft
- LEOPARD-syndroom kan altijd worden opgespoord met beeldvormende onderzoeken
Synoniemen LEOPARD-syndroom
In de medische literatuur zijn diverse synoniemen voor het LEOPARD-syndroom bekend:- Cardiocutaan syndroom
- Noonan-syndroom met multiple lentigines
- Multiple lentigines syndroom
Epidemiologie
Het LEOPARD-syndroom is een zeldzame genetische aandoening die wordt gekarakteriseerd door een combinatie van huid-, oog-, hart- en groeiproblemen. Deze aandoening komt voor bij zowel mannen als vrouwen, maar er is een voorkeur voor vrouwen, aangezien het meestal wordt overgedragen via een autosomaal dominante erfenis. De prevalentie is niet precies bekend, gezien het zeldzame karakter van de aandoening, maar schattingen suggereren dat het een incidentie heeft van minder dan 1 op 1.000.000 mensen.Prevalentie
LEOPARD-syndroom is zeldzaam en komt wereldwijd voor, maar omdat het niet altijd direct wordt gediagnosticeerd, kunnen de werkelijke cijfers variëren. Gezien de brede variëteit in symptomen kunnen sommige gevallen onopgemerkt blijven of als een andere aandoening worden geclassificeerd, wat bijdraagt aan de lage meldingsfrequentie.Leeftijd van onset
De symptomen van het LEOPARD-syndroom kunnen zich in de kindertijd manifesteren, vaak al op jonge leeftijd. Dit omvat huidafwijkingen, hartafwijkingen en groeiproblemen die vaak voor het vijfde levensjaar worden opgemerkt. Bij sommige patiënten worden de symptomen pas later in het leven gediagnosticeerd, vooral als ze mild zijn.Genetische prevalentie
Het LEOPARD-syndroom is meestal het gevolg van mutaties in het PTPN11-gen, dat codeert voor een fosfatase die betrokken is bij de signaaltransductie van cellen. Deze genetische afwijking komt vaak voor bij families, maar ook sporadische gevallen zijn mogelijk.Mechanisme
Het LEOPARD-syndroom wordt veroorzaakt door mutaties in het PTPN11-gen, dat codeert voor het SHP-2-eiwit, een belangrijk element in de signaaltransductie in cellen. Deze mutaties verstoren de normale signaalroutes die betrokken zijn bij celgroei, ontwikkeling en differentiatie, wat leidt tot de typische symptomen van het syndroom.Genetische mutatie en de rol van SHP-2
De mutaties in het PTPN11-gen leiden tot een overactief SHP-2-eiwit, wat verschillende fysiologische processen beïnvloedt. Dit heeft invloed op meerdere organen en systemen, zoals het hart, de huid, de ogen en het skelet, en veroorzaakt de typische kenmerken van het LEOPARD-syndroom.Verstoring van celgroei en differentiatie
De verhoogde activiteit van SHP-2 verstoot de normale regulatie van celgroei en differentiatie. Dit kan leiden tot de ontwikkeling van tumoren, hartafwijkingen, huidafwijkingen en groeiproblemen, allemaal kernsymptomen van het LEOPARD-syndroom.Effect op de signalering van de celdeling
De mutaties in PTPN11 beïnvloeden de RAS/MAPK-signaalroute, die cruciaal is voor cellulaire proliferatie en differentiatie. Deze verstoring kan niet alleen leiden tot overmatige celgroei, maar ook tot aangeboren afwijkingen en maligniteiten.Oorzaken van het LEOPARD-syndroom
GenmutatieBij ongeveer 90% van de patiënten met het LEOPARD-syndroom worden mutaties in het PTPN11-gen aangetroffen. Bij de overige patiënten kunnen mutaties in het RAF1-gen worden gevonden. Deze genmutaties zijn ook betrokken bij het Noonan-syndroom.
Overerving
Het LEOPARD-syndroom wordt overgedragen volgens een autosomaal dominante overervingspatroon. Dit betekent dat een persoon slechts één abnormaal gen van een van de ouders hoeft te erven om de aandoening te ontwikkelen.
Risicofactoren
De belangrijkste risicofactor voor het ontwikkelen van het LEOPARD-syndroom is een erfelijke genetische mutatie in het PTPN11-gen. Omdat het LEOPARD-syndroom autosomaal dominant is, is er een 50% kans op overerving van het syndroom van een getroffen ouder. Andere risicofactoren kunnen ook worden beïnvloed door de omgeving of de interactie met andere genetische varianten.Genetische overerving
Het LEOPARD-syndroom wordt meestal overgedragen van ouder op kind via een autosomaal dominante overerving. Dit betekent dat een persoon die de mutatie in het PTPN11-gen draagt, een 50% kans heeft om het syndroom door te geven aan zijn of haar kinderen.Sporadische gevallen
In zeldzame gevallen kan het LEOPARD-syndroom ook ontstaan door een spontane mutatie, zonder een familiegeschiedenis van de aandoening. Deze gevallen komen minder vaak voor, maar zijn niet uitgesloten.Interactie met andere genetische factoren
Hoewel het LEOPARD-syndroom voornamelijk wordt veroorzaakt door een mutatie in het PTPN11-gen, kan de ernst van de aandoening ook variëren afhankelijk van andere genetische factoren of omgevingsomstandigheden die van invloed zijn op de ontwikkeling van de symptomen.Risicogroepen
Het LEOPARD-syndroom kan elk individu treffen die de genetische mutatie in het PTPN11-gen draagt, maar er zijn enkele risicogroepen die meer kans hebben om deze aandoening te ontwikkelen.Familiegeschiedenis van het syndroom
Individuen met een eerste- of tweedegraads familielid die het LEOPARD-syndroom heeft, lopen een verhoogd risico om de aandoening te ontwikkelen. Dit geldt vooral voor degenen die de genetische mutatie in hun familie hebben, omdat het syndroom een autosomaal dominante overerving volgt.Ernst van symptomen bij risicogroepen
Binnen risicogroepen kan de ernst van het LEOPARD-syndroom variëren. Sommige patiënten kunnen milde symptomen ervaren, terwijl anderen ernstigere hart- of groeiproblemen ontwikkelen. Er zijn ook gevallen waarin de symptomen pas later in het leven optreden.Geslacht en leeftijd
Hoewel het syndroom niet specifiek bij een geslacht voorkomt, komt het vaker voor bij vrouwen. De leeftijd waarop symptomen zich voordoen, varieert, maar meestal worden ze gediagnosticeerd in de kindertijd.Symptomen van het LEOPARD-syndroom
Het LEOPARD-syndroom is een multisystemische aandoening waarbij meerdere organen en weefsels worden aangetast. De symptomen kunnen variëren, maar omvatten meestal de volgende aspecten:Huid:
Bij geboorte of enkele jaren later verschijnen er grote bruine of zwarte sproetachtige huidletsels (hyperpigmentatie) die vaak op de hals en borst worden gezien, maar ook op andere delen van het lichaam, zoals de hoofdhuid, het gezicht, de bovenarmen en/of de bovenbenen, de handpalmen, voetzolen en genitaliën. Deze huidafwijkingen, bekend als lentigines (ouderdomsvlekken), nemen meestal toe met de leeftijd en verdonkeren verder naarmate de persoon ouder wordt. Vaak zijn er duizenden lentigines aanwezig die variëren van één tot vijf millimeter in grootte.
Hart:
Bij patiënten kunnen zowel elektrische geleidingsstoornissen als pompfunctieproblemen van het hart optreden. Dit blijkt uit afwijkingen bij een elektrocardiografie (ECG), een test die de elektrische activiteit van het hart meet. Bovendien kan cardiomyopathie (hartspierziekte) aanwezig zijn, vaak met vergroting van de hartspier, vooral van de linkerventrikel. Symptomen kunnen vermoeidheid, flauwvallen en hartritmestoornissen zijn, vooral bij inspanning.
Ogen:
Kenmerkend is hypertelorisme (afwijkende afstand tussen de ogen). Andere ooggerelateerde symptomen zijn strabisme (scheelzien), ptosis (hangende oogleden), nystagmus (wiebelige ogen) en afwijkingen van de iris.
Longen:
Pulmonalisklepstenose (vernauwing van de pulmonaire hartklep) resulteert in een verminderde bloedtoevoer naar de longen, wat kan leiden tot kortademigheid.
Genitaliën:
Bij mannen kunnen afwijkingen zoals niet-ingedaalde testikels (cryptorchisme), hypospadie (abnormale plasbuisopening) en een micropenis optreden. Bij vrouwen kunnen de eierstokken afwezig of onderontwikkeld zijn. Vertraagde puberteit is een kenmerk dat bij zowel jongens als meisjes kan voorkomen.
Groei:
Er is vaak een vertraagde somatische groei, wat resulteert in een kortere lengte. Botgroeiproblemen en skeletafwijkingen kunnen zich voordoen, zoals trechterborst (pectus excavatum), kippenborst (pectus carinatum), prominent afstaande schouderbladen, scoliose (zijwaartse kromming van de wervelkolom), kyfose (achterwaartse kromming van de wervelkolom) en syndactylie (samengegroeide vingers en/of tenen). Er kan ook een vertraagde mentale ontwikkeling optreden, met milde tot ernstige verstandelijke beperking en soms spraakproblemen.
Gehoor:
Gehoorproblemen kunnen variëren van mild perceptief gehoorverlies tot volledige doofheid en kunnen zich al bij de geboorte, in de kindertijd of pas op volwassen leeftijd manifesteren.
Gezicht:
Naast oogafwijkingen kunnen andere gezichtstekenen aanwezig zijn, zoals een afwijkende schedelvorm, een brede neusrug, een hoog verhemelte, een vooruitstekende onderkaak, gebitsafwijkingen en laag ingeplante oren.
Alarmsymptomen
Het LEOPARD-syndroom heeft verschillende alarmsymptomen die, wanneer ze tijdig worden herkend, kunnen helpen bij de vroege diagnose van de aandoening. Deze symptomen kunnen variëren van huidafwijkingen tot hartproblemen.Huidafwijkingen
Een van de meest opvallende symptomen van het LEOPARD-syndroom is de aanwezigheid van lentigines (kleine, donkere vlekken) op het gezicht, vooral rond de ogen en lippen. Ook kunnen andere huidafwijkingen zoals huidverdikking en naevi voorkomen.Hartafwijkingen
Veel patiënten met het LEOPARD-syndroom vertonen hartafwijkingen zoals pulmonale stenose, hypertrofische cardiomyopathie of andere aangeboren hartproblemen die leiden tot hartfalen. Deze kunnen levensbedreigend zijn als ze niet worden opgemerkt en behandeld.Oogafwijkingen
Er kunnen verschillende oogproblemen optreden, waaronder strabismus, cataract of andere visusproblemen. Het is belangrijk om oogonderzoeken te laten uitvoeren bij kinderen met een vermoeden van LEOPARD-syndroom.Groei- en ontwikkelingsproblemen
Patiënten met LEOPARD-syndroom kunnen groeiachterstanden en andere ontwikkelingsproblemen vertonen, waaronder vertragingen in de motorische en cognitieve ontwikkeling.Diagnose en onderzoeken
Lichamelijk onderzoekTijdens het lichamelijk onderzoek kan de arts abnormale hartgeluiden beluisteren met een stethoscoop (auscultatie). Dit kan wijzen op hartafwijkingen die kenmerkend zijn voor het LEOPARD-syndroom.
Diagnostisch onderzoek
De diagnose wordt ondersteund door diverse beeldvormende en laboratoriumonderzoeken om de symptomen, ernst en locatie van de aandoening in kaart te brengen:
- Een bloedonderzoek om hormoonspiegels en andere biomarkers te controleren.
- Een CT-scan van de hersenen.
- Een echocardiografie om de hartstructuur en -functie te beoordelen met geluidsgolven.
- Een elektrocardiografie (ECG) voor het meten van de elektrische activiteit van het hart.
- Een elektro-encefalografie (EEG) om de hersenactiviteit te monitoren.
- Een gehooronderzoek om het gehoor te evalueren.
- Een röntgenfoto van de schedel om structurele afwijkingen te identificeren.
- Genetisch onderzoek kan ook worden uitgevoerd om de aanwezigheid van de specifieke genmutaties te bevestigen. Prenatale tests zoals een vlokkentest of vruchtwaterpunctie kunnen worden aangeboden om de diagnose vóór de geboorte te stellen.
Differentiële diagnose
Bij het diagnosticeren van het LEOPARD-syndroom dient rekening te worden gehouden met andere aandoeningen die vergelijkbare symptomen vertonen:
- Efeliden (sproeten)
- Het Carney-syndroom
- McCune-Albright-syndroom (symptomen aan bot, hormonen en huid)
- Lentigo
- Neurofibromatose type 1 (afwijkingen aan huid en ogen)
Behandeling
Er is momenteel geen genezing voor het LEOPARD-syndroom, dus de behandeling richt zich op het verlichten van de symptomen:- Hoortoestellen: Voor patiënten met gehoorproblemen.
- Hormoontherapie: Om de puberteit te bevorderen en de gerelateerde veranderingen te ondersteunen.
- Huidbehandelingen: Zoals lasertherapie, cryochirurgie (bevriezing) of blekende crèmes om huidproblemen te verhelpen.
- Hartproblemen: Bij milde symptomen kan behandeling soms niet nodig zijn, maar medicijnen en chirurgische ingrepen kunnen noodzakelijk zijn.
- Chirurgie: Corrigerende chirurgie kan worden uitgevoerd voor skeletaandoeningen, genitaliële afwijkingen en oogafwijkingen.
Prognose
De prognose voor patiënten met het LEOPARD-syndroom varieert afhankelijk van de ernst van de symptomen en de effectiviteit van de behandeling. Vroegtijdige diagnose en medische interventie kunnen de levenskwaliteit aanzienlijk verbeteren.Levensverwachting
Met de juiste medische zorg kunnen patiënten met het LEOPARD-syndroom een normale levensverwachting hebben. Echter, hartafwijkingen kunnen de prognose negatief beïnvloeden als ze niet tijdig worden behandeld.Gezondheidszorg en opvolging
Regelmatige medische controles, waaronder hart- en oogonderzoeken, zijn essentieel voor de opvolging van patiënten met het LEOPARD-syndroom. Dit kan helpen om complicaties vroegtijdig op te sporen en te behandelen.Effect van behandeling
Met de juiste interventies, zoals chirurgie voor hartafwijkingen of therapieën voor groeiproblemen, kunnen patiënten met het LEOPARD-syndroom goed functioneren en een hoge levenskwaliteit behouden.Complicaties
Mogelijke complicaties van het LEOPARD-syndroom zijn:- Doofheid
- Vertraagde puberteit
- Epilepsie
- Hartproblemen
- Onvruchtbaarheid
Preventie
Preventie van het LEOPARD-syndroom is beperkt door de erfelijke aard van de aandoening. Aangezien het syndroom autosomaal dominant overerft, is er geen manier om de aandoening volledig te voorkomen bij een persoon die het abnormale gen heeft geërfd. Echter, er zijn enkele maatregelen die kunnen helpen bij het beheer en de vroegtijdige identificatie van de aandoening:- Genetische expertise: Voorparen die een familiegeschiedenis van het LEOPARD-syndroom hebben, kunnen genetische expertise overwegen. Dit kan helpen bij het begrijpen van de kans om de aandoening door te geven en bij het maken van geïnformeerde keuzes over voortplanting.
- Prenatale diagnostiek: Als er een verhoogd risico is op het LEOPARD-syndroom, kunnen prenatale tests zoals een vlokkentest of vruchtwaterpunctie worden overwogen om de aanwezigheid van genetische mutaties te detecteren voordat de baby wordt geboren.
- Vroege diagnose en monitoring: Voor een beter beheer van de symptomen kunnen regelmatige medische controles en screenings worden uitgevoerd zodra de diagnose is gesteld. Dit kan helpen bij het vroegtijdig identificeren van symptomen en het starten van behandelingen om complicaties te minimaliseren.