Intermediaire uveïtis: Oogontsteking met ontstoken glasvocht
De uvea is de middelste laag van het oog, die een groot aantal bloedvaten bevat. Hierdoor kunnen ontstekingscellen gemakkelijk het oog binnendringen. De uvea bestaat uit drie delen: de iris, het straallichaam en het vaatvlies. Intermediaire uveïtis is een ontsteking van het glasvocht, het straallichaam en het gebied achter het straallichaam. Hoewel diverse infecties en aandoeningen kunnen leiden tot intermediaire uveïtis, is de oorzaak vaak niet duidelijk te achterhalen. Deze aandoening, die beide ogen treft, veroorzaakt in het begin milde symptomen zoals wazig zien en het waarnemen van drijvers of vlekken. Een tijdige medicamenteuze behandeling is essentieel om verlies van het gezichtsvermogen te voorkomen.
Bij intermediaire
uveïtis zijn het glasvocht, het straallichaam en het gebied achter het straallichaam (pars plana) ontstoken. Dit gebied bevindt zich direct achter de ooglens, tussen de iris (regenboogvlies) en de choroidea (vaatvlies).
Risicofactoren van ontsteking van straallichaam en glasvocht
Intermediaire uveïtis (pars planitis) komt vaak voor bij patiënten tussen de twintig en veertig jaar. De aandoening kan geïsoleerd optreden of deel uitmaken van een systemische ziekte.
Infectieus
Enkele infecties die mogelijk leiden tot intermediaire uveïtis zijn:
Niet-infectieus
Intermediaire uveïtis wordt ook in verband gebracht met verschillende niet-infectieuze aandoeningen, waaronder:
Geen oorzaak
Intermediaire uveïtis komt vaak voor zonder bekende oorzaak (idiopathisch).
Symptomen
Intermediaire uveïtis treft vaak beide ogen maar is asymmetrisch in beide ogen. Dit type
oogontsteking leidt in het begin tot weinig symptomen. Minder zien,
wazig zien, troebel zien en drijvers of vlekken (
floaters) zien zijn de vaakst voorkomende tekenen. Meestal komen
oogpijn,
rode ogen,
fotofobie (overgevoeligheid voor licht) niet tot stand.
Diagnose en onderzoeken
Voor de diagnose van intermediaire uveïtis is een grondig
oogonderzoek nodig. Daarnaast heeft de oogarts een volledige
medische geschiedenis van de patiënt nodig. De oogarts voert volgende
oogonderzoeken uit:
Een
bloedonderzoek sluit een infectie of een
auto-immuunziekte uit.
Röntgenfoto’s van de borstkas en/of een
CT-scan van de
borstkas bieden ook informatie, bijvoorbeeld om tuberculose op te sporen. De arts voert vaak een
MRI-scan van de hersenen uit bij patiënten met (een vermoeden van) multiple sclerose, omdat ze vaak lijden aan pars planitis.
Behandeling van ontstoken glasvocht
Intermediaire uveïtis behandelt de oogarts vaak met injecties rond het oog of
medicijnen die via de
mond worden toegediend. Bij patiënten met weinig of geen klachten is een behandeling vaak niet nodig.
Prognose van oogontsteking
De natuurlijke geschiedenis van intermediaire uveïtis is variabel. Hoewel dit een goedaardige oogontsteking is, is vaak sprake van een langdurig beloop met episodes van een verergering van de symptomen. Bij slechts 10% van de patiënten verdwijnt de ziekte dankzij de behandeling. Regelmatige controlebezoeken bij de oogarts zijn nodig om de ontstekingen te controleren en problemen snel op te sporen. Kinderen hebben een slechtere prognose dan volwassenen, en kinderen jonger dan zeven jaar zijn gevoeliger voor complicaties en slechtere visuele resultaten dan oudere kinderen. Ondanks het ziekteverloop en de vele complicaties is de algemene prognose van intermediaire uveïtis redelijk goed, waarbij de meeste patiënten een gezichtsscherpte van ten minste 20/40 behouden.
Complicaties
Veel patiënten ontwikkelen complicaties die soms leiden tot het verlies van het gezichtsvermogen en permanente schade aan oogstructuren. Dit gebeurt vooral wanneer de diagnose te laat gesteld wordt.
Volgende complicaties komen vaak voor:
Intermediaire uveïtis is moeilijk te voorkomen vanwege de vaak onbekende oorzaken en het verband met andere systemische ziekten. Toch zijn er enkele maatregelen die het risico kunnen verminderen:
Regelmatige medische controles
Patiënten met auto-immuunziekten of systemische aandoeningen zoals de ziekte van Lyme, syfilis of tuberculose moeten regelmatig gecontroleerd worden door een arts. Vroege opsporing en behandeling van deze aandoeningen kunnen de kans op het ontwikkelen van intermediaire uveïtis verminderen.
Behandeling van onderliggende ziekten
Het effectief beheersen van onderliggende ziekten, zoals multiple sclerose of sarcoïdose, kan bijdragen aan het verminderen van het risico op het ontwikkelen van intermediaire uveïtis.
Bescherming tegen infecties
Infectieziekten zoals toxocariasis en de ziekte van Lyme kunnen bijdragen aan het ontstaan van intermediaire uveïtis. Het nemen van voorzorgsmaatregelen, zoals het vermijden van tekenbeten en het naleven van hygiëne, kan helpen om deze infecties te voorkomen.
Immunomodulerende therapie
Voor patiënten met een verhoogd risico kan het overwegen van immunomodulerende therapieën, onder begeleiding van een specialist, helpen om het immuunsysteem in balans te houden en het risico op ontstekingen zoals intermediaire uveïtis te verminderen.
Lees verder