Korte darmsyndroom: Slecht voedingsstoffen opnemen
Het korte darmsyndroom (kortedarmsyndroom) is een aandoening die optreedt wanneer een deel van de dunne darm ontbreekt door een ziekte of operatie, of wanneer de beweeglijkheid van de darmen niet goed functioneert. Hierdoor is het lichaam niet in staat voldoende voedingsstoffen op te nemen, wat medisch bekend staat als “malabsorptie”. Diarree, uitdroging en ondervoeding komen vaak voor en kunnen ernstig zijn als ze onbehandeld blijven. Een snelle diagnose en levenslange behandeling zijn daarom noodzakelijk voor een gunstige prognose. Patiënten met deze aandoening kunnen terecht bij de Nederlandse contactgroep voor meer informatie en lotgenotencontact.- Synoniemen korte darmsyndroom
- Epidemiologie aandoening
- Mechanisme
- Oorzaken: Slechte voedingsstoffen opnemen
- Risicofactoren
- Risicogroepen
- Symptomen: Afhankelijk van werking dunne darm
- Alarmsymptomen
- Diagnose en onderzoeken
- Behandeling: Dieet, parenterale voeding, transplantatie
- Prognose van de ziekte
- Complicaties
- Preventie
- Contactgroep
- Praktische tips voor het leven met / omgaan met korte darmsyndroom
- Zorg voor een aangepast voedingspatroon
- Voedingssupplementen en vitamines
- Blijf goed gehydrateerd
- Eet langzaam en kauw goed
- Gebruik medicijnen indien nodig
- Let op tekenen van ondervoeding of tekorten
- Creëer een rustige en comfortabele omgeving om te eten
- Verhoog je vezelinname voorzichtig
- Plan regelmatig opvolging met je arts
- Wees voorbereid op onverwachte situaties
- Misvattingen rond korte darmsyndroom
- Korte darmsyndroom is altijd aangeboren
- Mensen met korte darmsyndroom kunnen geen normale voeding meer verdragen
- Korte darmsyndroom is altijd ernstig en heeft weinig kans op verbetering
- Mensen met korte darmsyndroom moeten altijd parenterale voeding gebruiken
- Korte darmsyndroom heeft geen invloed op andere organen
- De behandeling van korte darmsyndroom is altijd chirurgisch
- Mensen met korte darmsyndroom kunnen nooit meer normaal functioneren
- Korte darmsyndroom komt alleen voor bij ouderen
Synoniemen korte darmsyndroom
Het korte darmsyndroom (dunne darm insufficiëntie) is eveneens gekend onder de afkortingen 'KDS' en 'SBS'.Epidemiologie aandoening
Het korte darmsyndroom (KDS) is een zeldzame aandoening die optreedt wanneer een aanzienlijk deel van de dunne darm is verwijderd of niet functioneert. De epidemiologie van KDS richt zich op de incidentie, prevalentie en demografische kenmerken van de aandoening.Prevalentie
De prevalentie van KDS varieert sterk afhankelijk van de oorzaak en de medische setting. In ontwikkelde landen wordt geschat dat ongeveer 2 tot 3 patiënten per miljoen inwoners KDS hebben, terwijl het in gebieden met beperkte gezondheidszorg mogelijk ondergerapporteerd blijft.
Incidentie
De jaarlijkse incidentie van KDS is voornamelijk gerelateerd aan de frequentie van darmchirurgie, zoals bij patiënten met darmischemie, volvulus of congenitale afwijkingen.
Demografische kenmerken
KDS treft zowel kinderen als volwassenen. Bij kinderen is de aandoening vaak het gevolg van congenitale afwijkingen zoals necrotiserende enterocolitis of atresieën, terwijl bij volwassenen de oorzaken vaak chirurgisch van aard zijn, zoals na darmresecties.
Geografische spreiding
Er zijn geen significante verschillen in de geografische verspreiding van KDS, maar toegang tot gespecialiseerde medische zorg kan de rapportage beïnvloeden.
Tijdelijke trends
Met verbeterde chirurgische technieken en betere postoperatieve zorg lijkt de mortaliteit van KDS af te nemen, maar de incidentie blijft grotendeels stabiel vanwege de onveranderde frequentie van onderliggende oorzaken.
Mechanisme
Het mechanisme van KDS omvat de gevolgen van een verkorte dunne darm op de spijsvertering, voedingsopname en metabole processen.Verminderde absorptie
De dunne darm speelt een cruciale rol in de opname van voedingsstoffen. Bij KDS leidt het verlies van darmoppervlak tot malabsorptie van vetten, eiwitten, koolhydraten en essentiële micronutriënten.
Adaptatie van de overgebleven darm
Na een darmresectie probeert het resterende darmweefsel zich aan te passen door villusverlenging en toename van absorptiecapaciteit. Deze adaptatie kan echter maanden tot jaren duren en is vaak niet volledig.
Vocht- en elektrolytenverlies
Het verlies van absorptiecapaciteit resulteert in chronische diarree en verhoogd risico op uitdroging en elektrolytenstoornissen.
Verstoorde darmflora
KDS kan leiden tot bacteriële overgroei in de dunne darm, wat de malabsorptie en symptomen verder verergert.
Levercomplicaties
Langdurige parenterale voeding, vaak noodzakelijk bij KDS, kan leiden tot leveraandoeningen zoals steatose of cholestase.
Oorzaken: Slechte voedingsstoffen opnemen
Patiënten met het korte darmsyndroom zijn niet in staat om voldoende water, vitaminen, mineralen, eiwitten, vetten, calorieën en andere voedingsstoffen uit de voeding te absorberen (opnemen). Het korte darmsyndroom ontstaat wanneer (meer dan) de helft van de darm tijdens een operatie verwijderd is of wanneer een patiënt een gedeelte van de darm mist vanwege een aangeboren afwijking. Ook wanneer de darmen van de patiënt een slechte beweeglijkheid vertonen, leidt dit mogelijk tot het korte darmsyndroom.Risicofactoren
Risicofactoren omvatten aandoeningen van de dunne darm die een operatie vereisen, zoals de ziekte van Crohn (aandoening met buikpijn, diarree en gewichtsverlies). Bij zuigelingen is necrotiserende enterocolitis (afsterven van weefsels in de darm) een veelvoorkomende oorzaak. Het is per patiënt afhankelijk welke voedingsstoffen de dunne darm moeilijk kan absorberen. Dit hangt vooral af van welk deel van de dunne darm is beschadigd.Risicogroepen
KDS treft specifieke groepen patiënten met bijzondere medische kenmerken en behoeften.Neonaten en jonge kinderen
Zuigelingen met aangeboren darmproblemen of necrotiserende enterocolitis vormen een belangrijke risicogroep.
Patiënten met Crohn
Volwassenen met ernstige Crohn kunnen meerdere darmresecties ondergaan, wat leidt tot een verhoogd risico op KDS.
Postoperatieve patiënten
Patiënten die hersteld zijn van darmischemie, trauma of uitgebreide abdominale chirurgie behoren tot de hoogrisicogroepen.
Ouderen
Hoewel minder vaak voorkomend, lopen ouderen een groter risico op complicaties door comorbiditeiten en beperkte adaptieve capaciteit.
Symptomen: Afhankelijk van werking dunne darm
Het korte darmsyndroom is mild, matig of ernstig, afhankelijk van hoe goed de dunne darm werkt. De patiënt heeft bleke, vetdiarree (steatorree) die erg hard stinkt (stinkende ontlasting). Ook diarree is een mogelijke vorm van ontlasting. De patiënt verliest hierdoor veel gewicht en raakt uitgedroogd (dehydratie). Hij is vermoeid en verzwakt, heeft een opgeblazen gevoel en heeft een zwelling (oedeem), die vooral merkbaar is aan de benen.Bovendien treden krampen, flatulentie (winderigheid), braken en brandend maagzuur mogelijk op bij de patiënt. Door het tekort aan vitaminen en voedingsstoffen heeft de patiënt tevens anemie (te weinig rode bloedcellen), gemakkelijk blauwe plekken, botpijn en osteoporose (verlies van botmassa met risico op botbreuken) en moeite met het eten van bepaalde voedingsmiddelen.
Alarmsymptomen
Het herkennen van alarmsymptomen bij KDS is essentieel voor vroege diagnose en interventie.Chronische diarree
Aanhoudende diarree die niet reageert op standaardbehandelingen kan wijzen op malabsorptie.
Onverklaard gewichtsverlies
Significant gewichtsverlies bij patiënten met een voorgeschiedenis van darmresectie kan een alarmsignaal zijn.
Vochttekort en elektrolytenstoornissen
Tekenen van uitdroging, zoals droge slijmvliezen en lage bloeddruk, zijn veelvoorkomende symptomen.
Voedingsdeficiënties
Symptomen zoals vermoeidheid, haaruitval of spierzwakte kunnen wijzen op een tekort aan essentiële voedingsstoffen.
Diagnose en onderzoeken
Diagnostische onderzoekenDe arts voert een volledig bloedonderzoek uit. Ook neemt hij een staaltje van de ontlasting van de patiënt, wat hij onderzoekt. Radiografisch onderzoek (röntgenfoto) en beeldvormend onderzoek (CT-scan) van de dunne darm zijn tot slot nodig voor het stellen van de diagnose.
Differentiële diagnose
De arts verwart korte darmsyndroom vaak met volgende aandoeningen of syndromen: coeliakie, de ziekte van Crohn, bacteriële overgroei in de dunne darm en anorexia nervosa (eetstoornis met obsessief bezig zijn met voeding en gewicht, een vervormd lichaamsbeeld en fysieke en psychische symptomen).
Behandeling: Dieet, parenterale voeding, transplantatie
Het syndroom zelf is niet te genezen, maar een ondersteunende en symptomatische behandeling is wel beschikbaar. De arts richt zich op het verlichten van de symptomen bij de patiënt. De patiënt volgt best een calorierijk dieet met essentiële vitaminen, mineralen, koolhydraten, eiwitten en vetten. Ook heeft de patiënt regelmatig injecties nodig van sommige vitaminen en mineralen. De patiënt neemt tevens voldoende vitamine B12, foliumzuur en ijzer op in de voeding voor de behandeling van anemie.De arts schrijft mogelijk medicatie voor die de normale beweging van de darm vertraagt, zodat het voedsel langer in de darm blijft. Ook biedt de arts injecties van speciale groeifactoren aan. Indien de patiënt niet via de gewone manier voldoende voedingsstoffen binnenkrijgt, krijgt hij sondevoeding via een ader (parenterale voeding). Parenterale voeding is beter bekend als TPV (totaal parenterale voeding) of de Engelse term TPN (total parenteral nutrition). In zeldzame gevallen is een dunne darmtransplantatie vereist.
Prognose van de ziekte
De prognose varieert tussen patiënten en hangt af van de oorzaak, de ernst en uitgebreidheid, en de doeltreffendheid van de behandeling van het korte darmsyndroom. De aandoening verbetert na verloop van tijd indien deze het gevolg is van een operatie. De opname van voedingsstoffen verbetert dan langzaamaan. Patiënten met het korte darmsyndroom hebben wel meer kans op voedselallergieën, zoals lactose-intolerantie (symptomen bij het consumeren van melk en zuivelproducten).De darmaandoening heeft vaak een negatieve invloed op de kwaliteit van leven van een patiënt, omdat het de huidige levensstijl beperkt of wijzigt. Echter, met de juiste behandeling zijn de symptomen wel vrij goed onder controle te krijgen. Het is belangrijk dat de patiënt de behandeling opvolgt; zo niet, is de aandoening levensbedreigend. De meest voorkomende doodsoorzaak bij patiënten met TPN is leverfalen door chronische parenchymale beschadiging.
Complicaties
Het korte darmsyndroom kan leiden tot verschillende gezondheidsproblemen, zoals bacteriële overgroei in de dunne darm, galstenen (harde afzettingen in de galblaas met typische buikpijn (galkoliek) als symptoom), gewichtsverlies, maagzweren, nierstenen, ondervoeding, te veel zuur in het bloed (metabole acidose als gevolg van diarree), osteomalacie (medische term voor verzwakte botten) en een zenuwstelselaandoening (veroorzaakt door een vitamine B12-tekort).Preventie
Preventieve maatregelen richten zich op het voorkomen van KDS en het beperken van complicaties.Tijdige medische interventie
Vroege herkenning en behandeling van aandoeningen die leiden tot darmresecties kunnen de ontwikkeling van KDS voorkomen.
Optimalisatie van chirurgische technieken
Beperking van het te verwijderen darmsegment en behoud van de ileocecale klep kan helpen om de absorptiecapaciteit te behouden.
Voedingsondersteuning
Bij patiënten met een risico op KDS is een goed uitgebalanceerd voedingspatroon essentieel om tekorten te voorkomen.
Regelmatige controle
Frequent toezicht op elektrolytenniveaus en voedingsstatus kan ernstige complicaties voorkomen en de kwaliteit van leven verbeteren.